ECLI:NL:RVS:2022:3166
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 1 november 2022 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in een asielzaak. De vreemdeling, die samen met zijn minderjarige kind optrad als appellant, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 15 augustus 2022 niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag verklaarde op 17 oktober 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond, waarop de vreemdeling hoger beroep instelde en tevens verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De voorzieningenrechter stelde vast dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moesten worden. De rechtbank had terecht en op goede gronden haar oordeel geveld, en het hoger beroep werd ongegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 1 november 2022, en de beslissing werd vastgesteld door mr. E. Steendijk, de voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. C.M.J.B. A Campo, de griffier.