In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij haar zoon, referent. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op 26 augustus 2021, en het bezwaar daartegen werd bij besluit van 2 februari 2023 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 20 september 2023 behandeld, waarbij de referent, een tolk en de gemachtigde van eiseres aanwezig waren. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen. De rechtbank stelt vast dat de familierechtelijke relatie tussen referent en eiseres is aangetoond, maar dat referent niet voldoet aan de voorwaarden van het jongvolwassenenbeleid. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent, en dat de belangenafweging in het nadeel van eiseres is uitgevallen. De rechtbank overweegt dat de omstandigheden in Turkije, hoewel zwaar, niet voldoende zijn om aan te nemen dat het vertrek van referent naar Nederland gedwongen was. De rechtbank wijst erop dat referent in Turkije in zijn eigen onderhoud kon voorzien en dat er geen objectieve belemmeringen zijn om het gezinsleven daar uit te oefenen.
De rechtbank concludeert dat eiseres niet in aanmerking komt voor een mvv en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug en ontvangt geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Pronk, griffier, en is openbaar gemaakt op 16 oktober 2023.