Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.De procedure
2.De feiten
[…]
Rechtbank Den Haag
In deze zaak vordert eiseres, eigenaresse van een reactiewoning, dat de Staat aansprakelijk wordt gesteld voor de onrechtmatige daad van de Landinrichtingscommissie tijdens de ruilverkaveling. Eiseres stelt dat de commissie onterecht de indruk heeft gewekt dat er sprake was van een gehandhaafde erfdienstbaarheid, wat heeft geleid tot schade voor haar, aangezien zij nu zelf het zandpad moet onderhouden dat toegang biedt tot haar perceel. De procedure begon met een dagvaarding op 2 september 2022, gevolgd door een conclusie van antwoord op 25 januari 2023. De mondelinge behandeling vond plaats op 3 juli 2023.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van eiseres is verjaard. De Staat betoogde dat de verjaringstermijn van vijf jaar is aangevangen in 2016, toen eiseres bekend was met de wijziging in de onderhoudsverplichting van Staatsbosbeheer. Eiseres daarentegen stelde dat de termijn pas begon te lopen na de vonnissen van de rechtbank Noord-Nederland en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in 2018 en 2020. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres in 2016 al in staat was om een rechtsvordering in te stellen, waardoor de vordering meer dan vijf jaar later, in september 2021, verjaard was.
De rechtbank heeft de vorderingen van eiseres afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 2.045,-. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor partijen om tijdig actie te ondernemen bij vermoedens van onrechtmatig handelen, om verjaring van hun vorderingen te voorkomen.