ECLI:NL:RBNNE:2018:405

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 februari 2018
Publicatiedatum
7 februari 2018
Zaaknummer
C/17/155689 / HA ZA 17-148
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over onderhoud en wijziging van erfdienstbaarheden in het kader van ruilverkaveling

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Nederland is behandeld, hebben eisers, bestaande uit drie personen, een vordering ingesteld tegen de publiekrechtelijke rechtspersoon Staatsbosbeheer. De eisers zijn eigenaren van recreatiewoningen en een perceel grond, en zij vorderen een verklaring voor recht dat bepaalde erfdienstbaarheden, die voortvloeien uit een ruilverkaveling, gehandhaafd zijn en dat Staatsbosbeheer verantwoordelijk is voor het onderhoud van een zandpad dat hen toegang verleent tot de openbare weg. De rechtbank heeft de procedure in verschillende stappen doorlopen, waarbij onder andere tussenvonnissen zijn gewezen en producties zijn overgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erfdienstbaarheden zijn ontstaan uit een akte van toedeling die is gepasseerd in het kader van de ruilverkaveling Echtener- en Groote Veenpolder. De rechtbank heeft geoordeeld dat de oude erfdienstbaarheid, die in 1964 was gevestigd, door de inschrijving van de akte van toedeling is komen te vervallen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er nieuwe erfdienstbaarheden zijn ontstaan, maar dat deze niet dezelfde onderhoudsverplichtingen met zich meebrengen als de oude erfdienstbaarheid. De rechtbank heeft de vorderingen van eisers afgewezen, met uitzondering van de vordering tot vestiging van een recht van weg, die is toegewezen. Eisers zijn veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/155689 / HA ZA 17-148
Vonnis van 7 februari 2018
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[eiser sub 3],
wonende te [woonplaats]
eisers,
advocaat mr. P. Stehouwer te Groningen,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
STAATSBOSBEHEER,
zetelend te Amersfoort,
gedaagde,
advocaat: mr. M.E. de Boer te 's-Gravenhage.
De eisende partijen zullen hierna [eisers] voor zover zij gezamenlijk worden bedoeld en voor het overige met hun achternaam worden aangeduid. De gedaagde partij zal Staatsbosbeheer genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 23 augustus 2017
  • de akte overlegging producties tevens akte vermeerdering van eis van [eisers]
  • de akte overlegging producties van Staatsbosbeheer
  • het proces-verbaal van comparitie van 15 december 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser sub 1] is eigenaar van een recreatiewoning met erf, staande en gelegen aan het [adres] kadastraal bekend gemeente [kadastrale gegevens] . Hij heeft de woning 1 november 2016 gekocht van [verkoper] . Levering aan [eiser sub 1] heeft plaatsgevonden bij akte van 17 januari 2017.
[eiseres sub 2] is eigenaar van een recreatiewoning met erf, staande en gelegen aan het [adres 2] , kadastraal bekend gemeente [kadastrale gegevens 2] , alsmede van een perceel grond, kadastraal bekend gemeente [kadastrale gegevens 3] .
[eiser sub 3] is eigenaar van een voor woning voor permanente bewoning, adres [adres 3] kadastraal bekend gemeente [kadastrale gegevens 4] .
Staatsbosbeheer is eigenaar van een kavel, plaatselijk bekend gemeente [kadastrale gegevens 5] .
2.2.
De percelen maakten deel uit van het blok van de afgesloten ruilverkaveling Echtener- en Groote Veenpolder (EGVP). De akte van toedeling in deze ruilverkaveling is gepasseerd op 20 februari 2008. In deze ruilverkaveling waren de vorenbedoelde percelen genummerd als volgt: [kadastrale nummering] . In het navolgende zullen de percelen, waarbij een perceel en een kavel beide als perceel zullen worden aangeduid, worden aangeduid met hun nummer en daarachter tussen haakjes de nummering volgens de ruilverkaveling.
2.3.
Over het perceel van Staatsbosbeheer loopt een zandpad (de rechte lijn op het kaartje vanaf nr. [Z] tot [X] ) vanaf de [straat] naar perceel [kadastrale gegevens 2] ( [X] ), waarover de percelen van [eiser sub 1] , [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] zijn ontsloten naar de openbare weg.
De hiervoor omschreven situatie is weergegeven op onderstaand kaartje.
KADASTRALE KAART IS VERWIJDERD
2.4.
Bij notariële akte van 26 oktober 1964, ingeschreven op 27 oktober 1964, zijn door de toenmalige eigenaar van de percelen geadresseerd [adres 2] en [adres] toen kadastraal bekend gemeente [kadastrale gegevens 6] , een aantal percelen land verkocht aan Staatsbosbeheer, waaronder het hiervoor genoemde perceel nr. [kadastrale gegevens 5] ( [Y] . Daarbij is bij wijze van erfdienstbaarheid een recht van reed (pad) gevestigd met als heersend erf het perceel [kadastrale gegevens 6] en als dienend erf het perceel thans bekend als nr. [kadastrale gegevens 5] ( [Y] ). In genoemde akte is daaromtrent, voor zover thans van belang, bepaald:
"Het verkochte wordt bij dezen belast met het recht van reed, in de meest uitgebreide zin, ten gunste van het aan verkopers toebehorende perceel, kadastraal bekend gemeente [kadastrale gegevens 6] (…), ten laste van de bij deze verkochte percelen gemeente en sectie voornoemd nummers [A] en [B] . (…)De koper is verplicht de reed vanaf genoemd perceel [kadastrale gegevens 6] tot aan de [straat] in goed berijdbare staat te onderhouden."De erfdienstbaarheid wordt uitgeoefend over de genoemde reed (zandpad).
2.5.
In de hiervoor onder 2.2. genoemde akte van toedeling van 20 februari 2008 is, voor zover in deze zaak van belang, het navolgende opgenomen:
"N. Voorzover niet anders is vermeld worden de gehandhaafde erfdienstbaarheden uitgeoefend op de tot dusverre bestaande wijze en wordt geen wijziging gebracht in de regeling van het onderhoud. Voor nieuw gevestigde erfdienstbaarheden geldt dat de noodzakelijke werken tot gebruik en behoud der erfdienstbaarheid ten laste komen van de eigenaren van het heersend en dienend erf naar rato van de aard en frequentie van het gebruik der voorzieningen die voor de uitoefening van de erfdienstbaarheid zijn of worden aangebracht. (…)
-- Volgnummer: (391)
recht van weg om te komen van en te gaan naar de openbare weg, genaamd [straat] . Heersende erven kavels [W] en [X] , dienend erf kavel [Y] .
-- Volgnummer: (392)
recht van weg om te komen van en te gaan naar de openbare weg, genaamd [straat] Heersend erf kavel 047.002, dienende erven kavels [W] en [W] ."
Deze erfdienstbaarheden zullen hierna worden aangeduid als erfdienstbaarheid 391 en erfdienstbaarheid 392.
2.6.
Tussen partijen is een geschil ontstaan over het onderhoud van het zandpad.

3.Het geschil

3.1
[eisers] vordert samengevat - na wijziging van eis:
een verklaring voor recht dat de erfdienstbaarheden 391 en 392 gehandhaafde erfdienstbaarheden zijn in de zin van hetgeen is vermeld onder N. van de akte van toedeling, alsmede te verklaren voor recht dat Staatsbosbeheer het zandpad in goed berijdbare staat dient te houden.
Verder vordert [eisers] dat erfdienstbaarheid 391 wordt gewijzigd in die zin dat in plaats van kavel [W] als dienend erf wordt vermeld kavel [Y] en dat het te wijzen vonnis in de plaats treedt van een rectificatie-akte, alsmede om Staatsbosbeheer te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis het zandpad in goed berijdbare staat te brengen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,-- voor ieder dag dat zij in gebreke blijft, met veroordeling van Staatsbosbeheer in de kosten van de procedure.
3.2.
Staatsbosbeheer voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Overweging vooraf

4.1.
[eisers] heeft zijn bij inleidende dagvaarding geformuleerde vorderingen tweemaal gewijzigd, laatstelijk ter comparitie. Staatsbosbeheer heeft tegen deze wijzigingen als zodanig geen bezwaar gemaakt. De rechtbank zal de wijzigingen daarom toe staan en bij de beoordeling uitgaan van de gewijzigde vorderingen, zoals deze hiervoor onder 3.1. samengevat zijn weergegeven.
4.2.
De vorderingen van [eisers] hebben betrekking op het onderhoud en het zandpad en op de formulering van erfdienstbaarheid 392. De rechtbank zal eerst ingaan op het onderhoudsgeschil.
Het onderhoudsgeschil
4.3.
Het standpunt van [eisers] komt op het navolgende neer. Op grond van de erfdienstbaarheid zoals die is vastgelegd bij de vestiging ervan in 1964 dient het onderhoud van het zandpad volledig voor rekening van Staatsbosbeheer te komen. Omdat er bij de ruilverkaveling in feite niets is veranderd, er is na de toedeling sprake van dezelfde heersende en dienende erven, van hetzelfde pad en dezelfde eigenaren als daarvoor, is er sprake van gehandhaafde erfdienstbaarheden. Dat de oude erfdienstbaarheid niet met zoveel woorden is genoemd in de akte van toedeling doet daar volgens [eisers] niet aan af. Op grond van de titelzuiverende werking van akte van toedeling zijn er strikt genomen geen gehandhaafde erfdienstbaarheden en zijn alle bij deze akte gevestigde erfdienstbaarheden nieuwe erfdienstbaarheden. Bij de beoordeling of er sprake is van een gehandhaafde erfdienstbaarheid is daarom doorslaggevend of de feitelijke situatie is gewijzigd en dat is hier niet het geval.
De praktijk was dat Staatsbosbeheer het groot onderhoud aan het zandpad uitvoerde en jaarlijks een partij zand ter beschikking stelde waarmee de aanwonenden zelf kleine gaten in het zandpad konden egaliseren. [eisers] wenst dat deze situatie gecontinueerd wordt. Het pad is momenteel zo slecht dat groot onderhoud dringend nodig is.
4.4.
Staatsbosbeheer stelt zich op het standpunt dat er met de akte van toedeling geen sprake is van een gehandhaafde, maar van nieuwe erfdienstbaarheden en dat de vroegere onderhoudsregeling daarmee niet meer van toepassing is. De kosten van onderhoud moeten volgens haar nu worden verdeeld tussen alle betrokkenen, op basis van hetgeen daarover is weergegeven onder N. van de akte van toedeling. Staatsbosbeheer wijst er ter ondersteuning van haar standpunt op dat in de akte van toedeling bij daarin vastgelegde erfdienstbaarheden in een aantal gevallen specifiek is verwezen naar voorgaande aktes waarin de erfdienstbaarheden waren gevestigd. Daaruit wordt volgens Staatsbosbeheer duidelijk dat in die gevallen wel sprake is van gehandhaafde erfdienstbaarheden. In het onderhavige geval ontbreekt een zodanige verwijzing en dat duidt op nieuw gevestigde erfdienstbaarheden.
4.5.
De rechtbank oordeelt hieromtrent als volgt. Op de ruilverkaveling EGVP waren de bepalingen van de met ingang van 1 januari 2007 ingetrokken Landinrichtingswet (Liw) van toepassing. Krachtens artikel 208 lid 2 Liw gold de akte van toedeling als titel voor de daarin omschreven rechten. Door de inschrijving van de akte van toedeling in de openbare registers werden de daarin omschreven onroerende zaken en beperkte rechten verkregen.
Zoals ook door partijen is gesteld roept deze bepaling een originaire wijze van rechtsverkrijging in het leven, met als titel de herverkaveling door middel van de akte van toedeling. De inhoud van de akte van toedeling is voldoende om het eigendomsrecht of beperkte recht te doen ontstaan, onafhankelijk van het oorspronkelijke recht. De toedeling heeft hierdoor een rechtsvernieuwende of titelzuiverende werking. Een negatief gevolg hiervan is dat alle zakelijke rechten die niet in de akte van toedeling zijn omschreven door de overschrijving van deze akte teniet gaan.
4.6.
Uitgaande hiervan oordeelt de rechtbank dat de in 1964 gevestigde erfdienstbaarheid met het overschrijven van de akte van toedeling teniet is gegaan. Bij de toedeling zijn echter wederom erfdienstbaarheden betreffende recht van weg gevestigd. De kern van de stellingname van [eisers] is dat de oude en nieuwe situatie ten aanzien van het zandpad en het gebruik ervan identiek zijn en dat de nieuwe erfdienstbaarheden feitelijk op hetzelfde neerkomen als het in 1964 gevestigde recht van reed. Beoordeeld moet worden of om die reden sprake is van gehandhaafde erfdienstbaarheden als bedoeld onder N. van de akte van toedeling.
4.7.
De rechtbank stelt vast dat de begrippen gehandhaafde- en nieuw gevestigde erfdienstbaarheid zijn gebruikt in het hiervoor aangehaalde onderdeel N. van de akte van toedeling, maar dat deze begrippen in de in deze procedure overgelegde delen van de akte niet nader zijn gedefinieerd. Bezien in het licht van de verdedigbare stelling van [eisers] dat strikt genomen alle bij akte van toedeling gevestigde erfdienstbaarheden nieuw zijn, zal de rechtbank moeten oordelen hoe het gehanteerde begrip 'gehandhaafde erfdienstbaarheid', dat enigszins in tegenstrijd lijkt met de voorgaande constatering, moet worden uitgelegd.
4.8.
Alhoewel het feitelijke (recht van) overpad over het zandpad en de betrokken dienende en heersende percelen niet zijn gewijzigd en [eisers] kan worden nagegeven dat er in die zin feitelijk sprake is van een voortzetting op identieke wijze van de oude situatie, is de rechtbank desondanks van oordeel dat dit niet een gehandhaafde erfdienstbaarheid als bedoeld onder N. van de akte van toedeling betreft. Daartoe overweegt de rechtbank dat, zoals volgt uit hetgeen hiervoor onder 4.5. is overwogen, er als gevolg van de werking van artikel 208 lid 2 Liw een rechtens volledig nieuwe situatie is ontstaan, met alle gevolgen van dien. De rechtbank verwijst in dit verband voor sprekende voorbeelden naar de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 11 juli 2002 (ECLI:NL:GHAMS:2002: AT8676) en 21 juni 2016 (ECLI:NL:GHAMS:2016:2388).
Uit de door Staatsbosbeheer overgelegde gedeelten uit de akte van toedeling blijkt dat in meerdere gevallen bij de daar genoemde, gevestigde erfdienstbaarheden is verwezen naar voorgaande erfdienstbaarheden door middel van de omschrijving:
"zoals gevestigd en omschreven in akte (…)", waarbij in een enkel geval zelfs specifieke uit de voorgaande erfdienstbaarheid voortvloeiende lasten zijn vermeld. Naar het oordeel van de rechtbank kwalificeren die gevallen als voortgezette erfdienstbaarheden zoals bedoeld onder N. van de akte van toedeling, omdat uit deze vermelding in de akte blijkt dat deze erfdienstbaarheden zijn gaan gelden zoals dat voordien het geval was. Met andere woorden, de akte van toedeling zelf herbevestigt in feite de oude erfdienstbaarheden.
4.9.
In het onderhavige geval ontbreekt echter de verwijzing naar de akte uit 1964. Omdat dit met zoveel woorden is omschreven in de akte van toedeling is het recht van overpad (wederom) gevestigd, maar niet de eveneens in de akte uit 1964 vastgelegde onderhoudsregeling. Uit de hiervoor onder 2.5. weergegeven tekst van de akte van toedeling ten aanzien van de erfdienstbaarheden 391 en 392 kan althans geen andere conclusie worden getrokken, nu daarin alleen het recht om te komen en te gaan is vermeld. Bij een erfdienstbaarheid kon en kan een onderhoudsverplichting aan de eigenaar van het dienende erf worden opgelegd (HR 15 november 1950, NJ 1950/828 en artikel 5:71 lid 2 BW), maar dat is in het onderhavige geval in de akte van toedeling dus niet gebeurd en de rechtbank kan aan de akte van toedeling verder ook geen argumenten ontlenen om dit 'er in te lezen', zoals door [eisers] is bepleit, en aldus een gehandhaafde erfdienstbaarheid aan te nemen.
4.10.
[eisers] heeft nog gesteld dat er bij de lijst der geldelijke regelingen (hierna: lgr) geen verrekening met betrekking tot de erfdienstbaarheid heeft plaatsgevonden, Staatsbosbeheer heeft gesteld dat zij hieromtrent niets heeft kunnen achterhalen. Voor zover [eisers] dit gelet op het bepaalde in artikel 160 lid 1 Liw, waarin is bepaald dat er een geldelijke regeling zal plaatsvinden ten aanzien van onder meer opgeheven rechten, heeft willen aanmerken als een aanwijzing dat er sprake was van gehandhaafde erfdienstbaarheden, volgt de rechtbank dit niet omdat de rechten worden bepaald door de akte van toedeling en niet door de lgr. Aan het mogelijkerwijs ontbreken van enige afrekening op de lgr kan dan ook geen doorslaggevende betekenis worden toegekend. Overigens geldt dat krachtens de Nadere regels betreffende de tweede schatting in de ruilverkaveling EGVP (Staatscourant 2007 nr. 95, blz. 6) er in geval van opheffing of vestiging van een erfdienstbaarheid een verrekening plaatsvond tussen de betrokken eigenaar en de gezamenlijke rechthebbenden en dit zou voor wat betreft het onderhavige geschil gevolgen hebben gehad voor de lgr ten aanzien van Staatsbosbeheer als eigenaar van het dienende erf en niet ten aanzien van [eisers] als eigenaren van de heersende erven. Omtrent de lgr ten aanzien van Staatsbosbeheer heeft [eisers] niets gesteld.
4.11.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat er geen gronden zijn om het door [eisers] in verband met het onderhoud van het zandpad (onder I. II. en V. van haar petitum) gevorderde toe te wijzen. Omtrent mogelijk noodzakelijk onderhoud en de vraag hoe de tweede volzin van artikel N van de akte van toedeling dient te worden begrepen zullen partijen in overleg moeten treden. De vorderingen zullen dan ook worden afgewezen.
Rectificatie erfdienstbaarheid 392
4.12.
Met betrekking tot de vordering onder III. van het petitum ten aanzien van het rectificeren van erfdienstbaarheid 392 ( [eisers] noemt naar de rechtbank aanneemt per abuis nummer 391) oordeelt de rechtbank als volgt. De erfdienstbaarheid zoals deze in de akte van toedeling is omschreven is zinledig, omdat uit het hiervoor afgedrukte kaartje blijkt dat de uitweg van perceel [kadastrale gegevens] ( [W] ) naar de [straat] enkel via het perceel [kadastrale gegevens 2] ( [X] ) van [eiseres sub 2] en het perceel [kadastrale gegevens 4] ( [W] ) van [eiser sub 3] feitelijk niet mogelijk is. Het zandpad loopt ook niet over het perceel van [eiser sub 3] , maar over het perceel [kadastrale gegevens 5] ( [Y] ) van Staatsbosbeheer en de uitweg naar de [straat] moet dan ook via dat perceel plaatsvinden. De rechtbank stelt allereerst vast dat [eiseres sub 2] in feite buiten deze kwestie staat. De erfdienstbaarheid betreft voor zover nu in geschil de percelen van [eiser sub 1] (heersend) en [eiser sub 3] (dienend).
4.13.
Staatsbosbeheer heeft, reeds voorafgaande aan de procedure, gesteld dat zij bereid is om mee te werken aan het verlijden van een akte waarbij de erfdienstbaarheid ten behoeve van het perceel van [eiser sub 1] wordt gevestigd ten laste van haar perceel [kadastrale gegevens 5] ( [Y] ) en ter comparitie heeft zij verklaard ook geen bezwaar te hebben tegen de, op artikel 3:300 lid 2 BW gebaseerde, gewijzigde eis van [eisers] , mits daarbij de in de akte van toedeling onder N. genoemde onderhoudsregeling gaat gelden. Staatsbosbeheer ziet haar bereidheid tot medewerking los van de vraag of er sprake is van een fout in de akte van toedeling.
4.14.
De door Staatsbosbeheer geuite bereidheid tot medewerking betreft niet een volledig tegemoetkomen aan de vordering van [eisers] Deze vordering ziet op een wijziging van de omschrijving van erfdienstbaarheid 392 en daarmee een wijziging van de akte van toedeling, terwijl het standpunt van Staatsbosbeheer het vestigen van een nieuwe erfdienstbaarheid, met het in stand laten van erfdienstbaarheid 392 behelst.
4.15.
In het kader van bezwaar tegen het plan van toedeling hadden [eiser sub 3] en de rechtsvoorganger van [eiser sub 1] bezwaar kunnen maken tegen de wijze waarop nr. 392 is geredigeerd, zodat rectificatie binnen het kader van de ruilverkaveling had kunnen plaatsvinden. Dit hebben zij echter nagelaten. De vraag is of een rectificatie, zoals nu is gevorderd, nu nog mogelijk is.
4.16.
De rechtbank oordeelt als volgt. Allereerst is van belang dat, zoals hiervoor onder 4.12. is vermeld, de erfdienstbaarheid zoals die onder 392 is omschreven zinledig is omdat daarmee geen ontsluiting van perceel [kadastrale gegevens] ([W]) van en naar de [straat] wordt bewerkstelligd. Uit de in de tekst van 392 weergegeven omschrijving:
"recht van weg om te komen van en te gaan naar de openbare weg, genaamd [straat] "kan worden afgeleid dat dit wel de bedoeling was. Deze ontsluiting kan feitelijk niet anders plaatsvinden dan via het perceel [kadastrale gegevens 5] ( [Y] ), zoals dit voor de akte van toedeling al gebruikelijk was. De rechtbank is van oordeel dat [eiser sub 1] en [eiser sub 3] terecht hebben gesteld dat de vermelding van perceel [kadastrale gegevens 4] ( [W] ) als dienend erf als een kennelijke fout moet worden aangemerkt. De omstandigheid dat in erfdienstbaarheid 391, waarbij het naast perceel [kadastrale gegevens] ([W]) gelegen perceel [kadastrale gegevens 2] ( [X] ) en het perceel [kadastrale gegevens 4] ( [W] ) heersend erf zijn, perceel [kadastrale gegevens 5] ( [Y] ) wel als dienend erf wordt genoemd bevestigt het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank ook.
4.17.
Uit de uitspraak van de President van de rechtbank Leeuwarden van 31 oktober 1985 (ECLI:NL:RBLEE:1985:AC9093, NJ 1986/819) kan worden afgeleid dat de akte van toedeling onaantastbaar is en dat er buiten het gesloten systeem van rechtsmiddelen binnen de Liw geen ruimte is om wijzigingen in de akte van toedeling aan te brengen. Die zaak betrof weliswaar een vordering tegen de landinrichtingscommissie in een kennelijk nog lopende ruilverkaveling waarbij de rechtsmiddelen tegen het plan van toedeling al waren uitgeput, maar dat doet aan het oordeel omtrent de status van de akte van toedeling niet af.
4.18.
Eigenaren van dienende of heersende erven kunnen wijziging of opheffing van erfdienstbaarheden vorderen op voet van de artikelen 5:78 BW, 5:79 BW of 5:80 BW, maar in het onderhavige geval is Staatsbosbeheer niet, in welke hoedanigheid dan, ook bij erfdienstbaarheid 392 betrokken, zodat deze bepalingen geen grondslag voor een vordering jegens haar kunnen vormen.
4.19.
De rechtbank is gelet op het voorgaande dan ook van oordeel dat een erfdienstbaarheid van reed ten behoeve van perceel [kadastrale gegevens] ([W]) over perceel [kadastrale gegevens 5] ( [Y] ) niet kan worden bewerkstelligd door wijziging van erfdienstbaarheid 392, maar slechts door middel van het vestigen van een nieuwe erfdienstbaarheid op de wijze als die waarin Staatsbosbeheer heeft bewilligd. Het in verband hiermee door [eisers] gevorderde zal aldus worden toegewezen, waarbij conform artikel 3:300 lid 2 BW zal worden bepaald dat dit vonnis in de plaats zal komen van de akte.
De rechtbank leidt uit de stellingname van [eisers] af dat [eiser sub 3] wenst te worden bevrijd van de last die nu als gevolg van erfdienstbaarheid 392 op zijn erf rust. Hij zal daartoe dan echter Hagens als eigenaar van het heersend erf moeten aanspreken.
4.20.
Alhoewel de vordering van [eisers] deels zal worden toegewezen, zal [eisers] als de (grotendeels) in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten. Daartoe is redengevend dat het toe te wijzen deel van de eis afwijkt van hetgeen is gevorderd en overeenstemt met hetgeen waartoe Staatsbosbeheer buiten rechte reeds bereid was. Aan de zijde van Staatsbosbeheer worden deze vastgesteld op € 618,-- vanwege vastrecht en op € 904,-- vanwege salaris advocaat (tarief II, € 452,-- per punt, 2 punten), totaal € 1.522,--, te vermeerderen met wettelijke rente en nakosten als gevorderd.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
bepaalt dat wordt gevestigd een recht van weg om te komen en te gaan naar de openbare weg, genaamd [straat] met als heersend erf kavel kadastraal bekend gemeente [kadastrale gegevens] , en met als dienend erf de kavel kadastraal bekend gemeente [kadastrale gegevens 5] ,
5.2.
bepaalt conform artikel 3:300 lid 2 Burgerlijk Wetboek dat deze uitspraak in de plaats treedt van de voor het vestigen van de hiervoor onder 5.1. bedoelde erfdienstbaarheid noodzakelijke notariële akte,
5.3.
veroordeelt [eisers] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van Staatsbosbeheer vastgesteld op € 1.522,--, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [eisers] , indien niet binnen 14 dagen na vandaag vrijwillig volledig aan dit vonnis wordt voldaan, in de na dit vonnis ontstane kosten, vastgesteld op € 131,-- aan salaris advocaat, te vermeerderen, indien [eisers] niet binnen 14 dagen na aanschrijving door Staatsbosbeheer aan het vonnis heeft voldaan en vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,--,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het anders of meer gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.K. Hoogslag en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2018. [1]

Voetnoten

1.type: 439