In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 21 september 2023, is eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.J.G. Schroeder, in beroep gegaan tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder), vertegenwoordigd door mr. M.S. Dalfour. Het bestreden besluit, genomen op 4 maart 2022, verklaarde het bezwaar van eiseres tegen een eerdere brief van 21 januari 2022 niet-ontvankelijk. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het niet toekennen van schadevergoeding naar aanleiding van een datalek waarbij haar persoonsgegevens naar een verkeerd adres waren gestuurd. De rechtbank heeft het beroep op 24 juli 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, terwijl verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank oordeelde dat de brief van 21 januari 2022, waarin verweerder het verzoek om informatie en schadevergoeding afwees, kwalificeert als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand, en oordeelde dat eiseres recht had op schadevergoeding. De rechtbank stelde vast dat eiseres immateriële schade had geleden door het datalek en dat verweerder aansprakelijk was voor deze schade. De rechtbank kende eiseres een schadevergoeding van € 500,- toe, in plaats van de door haar gevraagde € 3.000,-, en veroordeelde verweerder tot vergoeding van de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bestuursorganen bij het verwerken van persoonsgegevens en de rechten van betrokkenen onder de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).