ECLI:NL:RBDHA:2023:14239

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 september 2023
Publicatiedatum
22 september 2023
Zaaknummer
09/130680-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot wapenbezit met meerdere vuurwapens en munitie, deels voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 25 september 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot wapenbezit. De verdachte, geboren in 1974 en momenteel gedetineerd, had geprobeerd wapens te kopen van politieambtenaren die zich voordeden als wapenhandelaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte meerdere bestellingen had geplaatst, maar geen beroep of gewoonte had gemaakt van het wapenbezit. De rechtbank benadrukte dat het aanhangen van soeverein gedachtegoed niet strafverhogend was, maar dat plannen om wapens te verspreiden dat wel zouden zijn. De rechtbank legde de nadruk op speciale preventie en resocialisatie in de strafmaat. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling. De rechtbank verklaarde dat de verdachte niet eerder voor misdrijven was veroordeeld en dat hij gemotiveerd was om mee te werken aan de behandeling van zijn problematiek. De rechtbank besloot ook tot verbeurdverklaring van in beslag genomen voorwerpen die verband hielden met de poging tot wapenbezit.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09-130680-23
Datum uitspraak: 25 september 2023
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
[geboortedatum] 1974 [geboorteplaats] ,
[adres] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Eikenlaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 11 september 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N. Achahbar en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M.M. Kuyp naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting – ten laste gelegd dat:
hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 16 mei 2023 tot en met 12 juli 2023 te Rotterdam en/of Bodegraven en/of Reeuwijk en/of Den Haag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, telkens ter uitvoering van het door hem, verdachte, en/of een of meer mededader(s) voorgenomen misdrijf om meerdere pistolen en munitie te weten
- GLock 26 + 2 extra dubbele magazijnen (semi automatisch) en/of
- Glock 34 + 2 extra dubbele magazijnen (semi automatisch) en/of
- Glock 43x + 2 extra dubbele magazijnen (semi automatisch) en/of
- GLock 18C + 2 extended magazijnen (semi en volautomatisch) en/of
- 200 stuks munitie en/of
- Glock 19 +barrel + demper en/of
- Glock 21 en/of
- Glock 30 en/of
- Glock 45 + mos + trijicon en/of
- 200 x .45 munitie,
in elk geval telkens een vuurwapen van Categorie II en/of Categorie III, voorhanden te hebben terwijl hij hier een beroep of gewoonte van maakt:
- een simkaart en/of gsm heeft aangeschaft;
- via Signal contact heeft gelegd met (de) verkoper(s) van de vuurwapens;
- via Signal bestellingen van vuurwapens, accessoires en munitie heeft gecommuniceerd;
- via Signal heeft gecommuniceerd over de prijzen;
- geld heeft verzameld;
- zich meermaals met de auto naar een afgesproken plek heeft begeven met het oogmerk om de vuurwapens te kopen;
terwijl hij de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding; standpunten van partijen
De verdachte wordt – kort samengevat – ervan verdacht dat hij heeft geprobeerd van het voorhanden hebben van wapens en munitie een beroep of gewoonte te maken. De verdachte heeft bekend dat hij wapens en munitie heeft geprobeerd voorhanden te krijgen. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde. De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het beroep of gewoonte maken.
3.2.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde, maar niet van het onderdeel beroep of gewoonte maken. Omdat de verdachte de bewezen te verklaren feiten heeft bekend en daarna niet anders heeft verklaard en de raadsman in zoverre geen vrijspraak heeft bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen. Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het procesdossier onderzoek “ [naam] ” (onderzoeksnummer [nummer] ) met het BVH proces-verbaalnummer [nummer] , van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 567).
De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 11 september 2023.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [nummer] en [nummer] , inclusief bijlagen, opgemaakt op 22 mei 2023 (p. 3-10).
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [nummer] en [nummer] , inclusief bijlagen, opgemaakt op 30 mei 2023 (p. 54-60).
Het proces-verbaal van verbalisant [nummer] , opgemaakt op 13 juni 2023 (p. 25-28).
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [nummer] en [nummer] , inclusief bijlagen, opgemaakt op 15 juni 2023 (p. 61-70).
Het proces-verbaal van verbalisant [nummer] , opgemaakt op 11 juli 2023 (p. 29-33).
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [nummer] en [nummer] , inclusief bijlagen, opgemaakt op 12 juli 2023 (p. 167-173).
3.3.
Bewijsoverwegingen
Zoals hiervoor reeds is overwogen, zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het onderdeel beroep of gewoonte maken.
Bij het maken van een
beroepvan een strafbaar feit gaat het om de wil om eenzelfde feit stelselmatig uit winstbejag of om in het onderhoud te voorzien, te begaan. Daarvoor kan één daad voldoende zijn, mits deze wijst op het vaste voornemen hetzelfde feit nogmaals te begaan met het oog op financieel gewin. [1] Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat de verdachte twee keer heeft geprobeerd vuurwapens en munitie voorhanden te krijgen, maar niet dat hij dat deed met het oog op financieel gewin.
Bij de vraag of een meervoud aan strafbare gedragingen kan worden gekwalificeerd als het maken van een
gewoontekan betekenis toekomen aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, alsmede aan het aantal gedragingen en het tijdsbestek waarbinnen deze zich hebben afgespeeld. [2]
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat de verdachte gedurende een periode van meerdere maanden bezig is geweest met de aanschaf van vuurwapens en munitie. Hij heeft twee keer wapens, munitie en accessoires besteld en hij heeft meerdere ontmoetingen gehad met opsporingsambtenaren die zich voordeden als wapenhandelaar en leverancier, waarbij de verdachte geld meenam om die wapens mee te kopen. Tot de daadwerkelijke aanschaf is het niet gekomen. Hieruit kan dus in ieder geval worden afgeleid dat de verdachte twee keer een poging heeft gedaan om vuurwapens voorhanden te krijgen. Dat is echter nog niet voldoende om te kunnen zeggen dat de verdachte daarvan ook een gewoonte wilde maken. Een aanwijzing dat de verdachte nog meer vuurwapens voorhanden wilde krijgen, vormt een chatbericht met een andere (vermeende) wapenhandelaar waarin de verdachte heeft geschreven dat hij op maandelijkse basis vuurwapens zou willen afnemen. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat dit slechts grootspraak was. De verdachte is op deze maandelijkse afname ook niet teruggekomen in de uitgebreide gesprekken die hij heeft gehad met de opsporingsambtenaren die zich voordeden als wapenhandelaar en leverancier. Dat vormt voor de rechtbank een sterke aanwijzing dat de verdachte niet werkelijk voornemens was om maandelijks vuurwapens aan te schaffen. Maar ook als ervan wordt uitgegaan dat de verdachte dit voornemen wél had – en daarmee dus het voornemen om een gewoonte te maken van het voorhanden hebben van vuurwapens – dan heeft dit voornemen zich niet door een begin van uitvoering geopenbaard. De verdachte heeft weliswaar twee keer een bestelling geplaatst, maar ten tijde van zijn tweede bestelling was zijn eerste bestelling nog niet geleverd. De tweede bestelling was dus in feite een aanvulling op de eerste. Naar het oordeel van de rechtbank was er op dat moment nog geen begin van uitvoering van het maken van een gewoonte van het voorhanden hebben van vuurwapens.
3.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op momenten in de periode van 16 mei 2023 tot en met 12 juli 2023 te Rotterdam en Bodegraven en Reeuwijk en Den Haag, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om meerdere pistolen en munitie te weten
- Glock 26 + 2 extra dubbele magazijnen (semi automatisch) en
- Glock 34 + 2 extra dubbele magazijnen (semi automatisch) en
- Glock 43x + 2 extra dubbele magazijnen (semi automatisch) en
- Glock 18C + 2 extended magazijnen (semi en volautomatisch) en
- 200 stuks munitie en
- Glock 19 + barrel + demper en
- Glock 21 en
- Glock 30 en
- Glock 45 + mos + trijicon en
- 200 x .45 munitie,
voorhanden te hebben:
- via Signal contact heeft gelegd met de verkopers van de vuurwapens;
- via Signal bestellingen van vuurwapens, accessoires en munitie heeft gecommuniceerd;
- via Signal heeft gecommuniceerd over de prijzen;
- geld heeft verzameld;
- zich meermaals met de auto naar een afgesproken plek heeft begeven met het oogmerk om de vuurwapens te kopen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert de hierna in rubriek 9. vermelde strafbare feiten op.
Met de officier van justitie en anders dan de raadsman heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van meerdaadse samenloop en niet van een voortgezette handeling. Van een voortgezette handeling in de zin van artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht is sprake indien elkaar in de tijd opvolgende gedragingen zo nauw met elkaar samenhangen dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt. Zo een situatie doet zich hier niet voor. De verdachte heeft in mei 2023 een wapenbestelling gedaan en ongeveer een maand later op eigen initiatief een tweede, aanvullende bestelling. Daaraan liggen naar het oordeel van de rechtbank meerdere wilsbesluiten van de verdachte ten grondslag. Voor de verdachte was er ook voldoende gelegenheid om te besluiten het te houden bij de eerste bestelling. Aldus is de rechtbank van oordeel dat de verdachte meerdere verwijten kunnen worden gemaakt.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd in voorlopige hechtenis doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel in duur gelijk is aan de tijd door de verdachte in voorlopige hechtenis doorgebracht.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en is gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte wordt veroordeeld voor pogingen tot wapenbezit. Op het ‘darkweb’ is hij op zoek gegaan naar een wapenhandelaar. Toen hij die dacht te hebben gevonden, heeft de verdachte chatcontact met de wapenhandelaar gezocht via Telegram en Signal en vervolgens bij hem een bestelling geplaatst voor vier vuurwapens met munitie. In werkelijkheid had de verdachte contact met een politieambtenaar. Dit contact heeft uiteindelijk geleid tot vier ontmoetingen met politieambtenaren die zich voordeden als tussenpersoon en leverancier van wapens. Na de tweede ontmoeting heeft de verdachte een aanvullende bestelling geplaatst van nog eens vier vuurwapens met munitie, waarvan één automatisch vuurwapen. In totaal ging het om een bestelling ter waarde van een kleine 20.000 euro. Dit geld heeft de verdachte in contanten meegenomen naar de laatste ontmoeting, waar hij is aangehouden.
De verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten. Ongeoorloofd vuurwapenbezit wordt streng bestraft. De reden daarvoor is dat het ongecontroleerde bezit van vuurwapens grote risico’s met zich brengt voor de veiligheid van personen. Vuurwapens vormen een aanzienlijke bedreiging voor een veilige samenleving, omdat het bezit van vuurwapens maar al te vaak leidt tot gebruik daarvan, met alle mogelijke gevolgen van dien.
Voor het bezit van één vuurwapen in een woning is het uitgangspunt – zoals ook is neergelegd in de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting – een gevangenisstraf van vier maanden. Voor het bezit van een automatisch vuurwapen is dat twaalf maanden. Als het gaat om het bezit van meerdere wapens, zoals in deze zaak, valt de straf uiteraard hoger uit. Tegelijk is het niet zo dat deze uitgangspunten simpelweg worden vermenigvuldigd per bewezen verklaard wapen. Zoals hiervoor is overwogen, is de strafwaardigheid van vuurwapenbezit met name gelegen in het gevaarzettende karakter daarvan. Het bezit van zeven vuurwapens is echter niet zonder meer zeven keer zo gevaarzettend – en daarmee zeven keer zo strafwaardig – als het bezit van één vuurwapen. Deze notie lijkt in de rechtspraak breed aanvaard. [3]
In deze zaak is het niet tot daadwerkelijk wapenbezit gekomen, maar gebleven bij een poging daartoe. Van gevaarzetting was dan ook geen sprake: de zogenaamde wapenhandelaar was een politieambtenaar en de wapens die de verdachte besteld dacht te hebben bestonden niet. Dit rechtvaardigt een lagere straf dan bij daadwerkelijk vuurwapenbezit zou zijn opgelegd. Anderzijds, de verdachte is in zijn poging ver gegaan: hij heeft vier ontmoetingen gehad en had er bijna 20.000 euro voor over. Bovendien heeft hij tot tweemaal toe een bestelling gedaan. Dit alles besloeg een periode van zo’n drie maanden, waarin de verdachte zich dus aanzienlijke moeite heeft getroost om aan vuurwapens te komen. Dat dit uiteindelijk niet is gelukt, is geenszins aan de verdachte te danken.
Dit afwegende acht de rechtbank wat betreft de ernst van de feiten, een gevangenisstraf van 18 maanden in beginsel passend.
Bepalend voor de op te leggen straf is echter niet alleen de ernst van de feiten, maar ook de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. In dat kader heeft de officier van justitie gewezen op het gedachtegoed dat de verdachte aanhing en de uitlatingen die hij heeft gedaan over wat hij met de wapens van plan was. Zoals de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, was hij ten tijde van het bewezen verklaarde aanhanger van het ‘soevereine’ of ‘autonome’ gedachtegoed. Centraal in dit gedachtegoed staat de wens om zich los te maken van ‘het systeem’ en de gedachte dat het gezag van de overheid niet legitiem is, waardoor wetten en regels niet zouden gelden. De verdachte heeft hierover ook uitgebreid verklaard tegenover de politieambtenaren die zich als wapenhandelaar voordeden. Tegen hen heeft hij ook verklaard dat hij zich wilde bewapenen ter verdediging tegen een ‘tirannieke overheid’, dat hij deel uitmaakte van een gemeenschap van ex-militairen die hetzelfde gedachtegoed aanhingen en dat hij de wapens binnen die gemeenschap wilde verspreiden. Dergelijke uitlatingen heeft de verdachte ook gedaan in chatgesprekken die op zijn telefoons zijn aangetroffen.
Ter terechtzitting heeft de rechtbank de verdachte hierover bevraagd. De verdachte heeft verklaard dat hij niet werkelijk deel uitmaakte van een dergelijke gemeenschap, dat zijn uitspraken daarover grootspraak waren en dat hij geen plannen had om de wapens te verspreiden, noch andere plannen met de wapens. De rechtbank acht deze verklaring niet onaannemelijk. De politie heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar de verdachte: hij is geobserveerd, er zijn doorzoekingen geweest en zijn gegevensdragers zijn onderzocht. Op geen enkele wijze is gebleken dat de verdachte deel uitmaakte van een gemeenschap van ex-militairen die zijn gedachtegoed deelden. Wel is gebleken dat de verdachte op Telegram chatte met anderen die zich soeverein noemen: gesprekken met een oppervlakkig karakter, waarin de verdachte bovendien opschepte over zijn zogenaamde arsenaal, terwijl hij in werkelijkheid geen wapens bezat. Dat de verdachte wapens wilde verspreiden onder gelijkgezinden, zoals de officier van justitie heeft gesteld, staat voor de rechtbank dan ook geenszins vast. De vraag blijft wat de verdachte dan wél van plan was met acht vuurwapens en munitie. De verdachte heeft hierover verklaard dat hij een wapen wilde ter bescherming van zijn gezin en dat hij acht wapens heeft besteld omdat hij dacht dat hij op die manier serieuzer zou worden genomen door wapenhandelaren, nadat hij eerder was opgelicht toen hij één wapen probeerde te bestellen. Op grond van het dossier kan dit bevestigd noch ontkracht worden.
Als vast zou staan dat de verdachte daadwerkelijk van plan was om wapens te verspreiden of anderszins concrete plannen had om de wapens te gebruiken, zou de rechtbank dat zonder meer als strafverhogende omstandigheid meewegen, zoals de officier van justitie ook heeft gedaan bij het formuleren van haar eis. De enkele vaststelling dat de verdachte het ‘soevereine’ gedachtegoed aanhing kan echter niet als strafverhogend gelden. Dit is niet verboden en hieruit vloeit op zichzelf ook geen gevaarzetting voort. De rechtbank ziet in de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan dan ook geen reden om van de hiervoor genoemde 18 maanden gevangenisstraf af te wijken.
Vervolgens dient te worden nagegaan of de persoon van de verdachte of zijn persoonlijke omstandigheden invloed hebben op de strafoplegging en zo ja, in welke mate.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 6 september 2023. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor misdrijven is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van 4 september 2023. Hierin staat – samengevat – het volgende. De reclassering ziet risicofactoren op het gebied van psychosociaal functioneren, sociaal netwerk en financiën. De verdachte is een oud-militair en is in 1995 als onderdeel van [naam] uitgezonden naar [naam] . Door zijn ervaringen is hij getraumatiseerd, waarvoor hij niet op de juiste manier is behandeld. Hij heeft geen vrienden. Tijdens de coronapandemie is hij geïnteresseerd geraakt in complottheorieën en groeperingen die zich afzetten tegen de rechtsstaat, waarin hij zichzelf heeft verloren. De verdachte lijkt vatbaar voor beïnvloeding door derden. De reclassering meldt dat er grote zorgen zijn voor de verdachte en voor anderen indien hij zich niet op een juiste wijze laat behandelen voor zijn trauma’s uit het verleden en zich niet laat begeleiden in het bieden van weerstand tegen negatieve beïnvloeding en het herkennen hiervan. De reclassering acht ambulante behandeling bij [naam] geïndiceerd, onder toeziend oog van de reclassering.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij tijdens zijn detentie tot het inzicht is gekomen dat het soevereine gedachtegoed een ‘dwaling’ is. Hij zat in een ‘tunnel’ en kwam daar niet meer uit. Inmiddels heeft hij gebroken met het soevereine gedachtegoed. Hij is gemotiveerd om mee te werken aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden en ziet in dat hij baat zou kunnen hebben bij behandeling.
De rechtbank ziet hierin aanleiding om van de hiervoor genoemde gevangenisstraf van 18 maanden het grootste deel, namelijk 12 maanden, voorwaardelijk op te leggen. Zij zal daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, met een proeftijd van drie jaren. Op deze manier kan de verdachte, na het uitzitten van het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf, werken aan zijn persoonlijke problematiek – met een stevige stok achter de deur. De rechtbank legt hiermee de nadruk op speciale preventie en resocialisatie, omdat zij ervan overtuigd is dat de samenleving daarmee in dit geval het best wordt beschermd.
Anders dan de officier van justitie subsidiair heeft gevorderd, zal de rechtbank niet de dadelijke uitvoerbaarheid van de op te leggen bijzondere voorwaarden en het daarop uit te oefenen toezicht bevelen. De wet biedt daarvoor geen ruimte, nu geen sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen.

7.De in beslag genomen voorwerpen

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van in beslag genomen voorwerpen onder 1, 4 en 5 genoemde voorwerpen zullen worden verbeurd verklaard en dat de onder 2 en 3 genoemde voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte worden teruggegeven.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Op de beslaglijst onder 4 en 5 staan twee mobiele telefoons. Met deze telefoons heeft de verdachte gecommuniceerd met (vermeende) wapenhandelaren en wapenbestellingen geplaatst. Op de beslaglijst onder 1 staat een geldbedrag van 17.550 euro. Dit is het geldbedrag waarmee de verdachte de door hem bestelde wapens wilde aanschaffen. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren en met betrekking tot deze voorwerpen de bewezen verklaarde feiten zijn begaan of voorbereid. De rechtbank acht het ook passend om deze voorwerpen verbeurd te verklaren. Door de verbeurdverklaring van het geldbedrag zal de rechtbank de verdachte financieel treffen, waarbij zij rekening heeft gehouden met zijn draagkracht. Dat de verdachte, zoals de raadsman heeft betoogd, dit geld in geval van teruggave zou kunnen aanwenden om een deel van zijn belastingschuld te kunnen voldoen, maakt niet dat van verbeurdverklaring moet worden afgezien. De verdachte heeft dit geld een misdadige bestemming gegeven, namelijk de aanschaf van wapens; nu die aanschaf is niet doorgegaan is verbeurdverklaring passend.
Op de beslaglijst onder 2 en 3 staan vesten en traumaplaten. Volgens de officier van justitie zijn dit (onderdelen van) kogelwerende vesten. Volgens de verdachte gaat het om gewichtsvesten. Bij gebreke van een nadere omschrijving in het dossier kan de rechtbank hierover geen nauwkeurige vaststellingen doen. Bij die stand van zaken kan niet worden gezegd dat deze voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of dat dit voorwerpen zijn waarvan het ongecontroleerde bezit in strijd zou zijn met de wet of het algemeen belang. De rechtbank zal daarom de teruggave van deze voorwerpen aan de verdachte gelasten.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 33, 33a, 45 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4. bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
poging tot handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
18 (ACHTTIEN) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
12 (TWAALF) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
drie jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland, Marconistraat 2
(3029 AK) te Rotterdam op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig acht, laat behandelen door ARQ Centrum ’45 te Diemen of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen door of namens die zorgverlener aan te geven. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig acht;
- gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig acht, inzicht geeft in zijn financiële situatie, op de betalingen van onder andere de vaste lasten en belastingen ter voorkoming van inzet van gerechtsdeurwaarders en ter voorkoming van beslagleggingen en/of ophoging van de (reeds) aanwezige schulden;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden. Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 1, 4 en 5 genoemde voorwerpen, te weten:
1. 17.550,00 euro;
4. 1 STK Telefoontoestel (Samsung);
5. 1 STK Telefoontoestel (Google);
gelast de teruggave aan de verdachte van de op de beslaglijst onder 2 en 3 genoemde voorwerpen, te weten:
2. 1 STK Vest;
3. 2 STK Vest.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.W. Mulder, voorzitter,
mr. C.M.A. de Koning, rechter,
mr. A.A. de Groot, rechter,
in tegenwoordigheid van R.O. Hollander en mr. C.E. Wiersma, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 september 2023.

Voetnoten

1.Hoge Raad 3 juli 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA5040.
2.Hoge Raad 23 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1702.
3.Zie bijvoorbeeld rechtbank Den Haag 26 november 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:12978 (18 maanden gevangenisstraf voor vier vuurwapens waarvan twee automatische); rechtbank Amsterdam 7 december 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7177 (drie jaar gevangenisstraf voor 34 automatische vuurwapens); rechtbank Noord-Holland 27 juli 2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:7237 (30 maanden gevangenisstraf voor 20 automatische vuurwapens en vier handgranaten).