6.3.Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en is gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte wordt veroordeeld voor pogingen tot wapenbezit. Op het ‘darkweb’ is hij op zoek gegaan naar een wapenhandelaar. Toen hij die dacht te hebben gevonden, heeft de verdachte chatcontact met de wapenhandelaar gezocht via Telegram en Signal en vervolgens bij hem een bestelling geplaatst voor vier vuurwapens met munitie. In werkelijkheid had de verdachte contact met een politieambtenaar. Dit contact heeft uiteindelijk geleid tot vier ontmoetingen met politieambtenaren die zich voordeden als tussenpersoon en leverancier van wapens. Na de tweede ontmoeting heeft de verdachte een aanvullende bestelling geplaatst van nog eens vier vuurwapens met munitie, waarvan één automatisch vuurwapen. In totaal ging het om een bestelling ter waarde van een kleine 20.000 euro. Dit geld heeft de verdachte in contanten meegenomen naar de laatste ontmoeting, waar hij is aangehouden.
De verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten. Ongeoorloofd vuurwapenbezit wordt streng bestraft. De reden daarvoor is dat het ongecontroleerde bezit van vuurwapens grote risico’s met zich brengt voor de veiligheid van personen. Vuurwapens vormen een aanzienlijke bedreiging voor een veilige samenleving, omdat het bezit van vuurwapens maar al te vaak leidt tot gebruik daarvan, met alle mogelijke gevolgen van dien.
Voor het bezit van één vuurwapen in een woning is het uitgangspunt – zoals ook is neergelegd in de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting – een gevangenisstraf van vier maanden. Voor het bezit van een automatisch vuurwapen is dat twaalf maanden. Als het gaat om het bezit van meerdere wapens, zoals in deze zaak, valt de straf uiteraard hoger uit. Tegelijk is het niet zo dat deze uitgangspunten simpelweg worden vermenigvuldigd per bewezen verklaard wapen. Zoals hiervoor is overwogen, is de strafwaardigheid van vuurwapenbezit met name gelegen in het gevaarzettende karakter daarvan. Het bezit van zeven vuurwapens is echter niet zonder meer zeven keer zo gevaarzettend – en daarmee zeven keer zo strafwaardig – als het bezit van één vuurwapen. Deze notie lijkt in de rechtspraak breed aanvaard.
In deze zaak is het niet tot daadwerkelijk wapenbezit gekomen, maar gebleven bij een poging daartoe. Van gevaarzetting was dan ook geen sprake: de zogenaamde wapenhandelaar was een politieambtenaar en de wapens die de verdachte besteld dacht te hebben bestonden niet. Dit rechtvaardigt een lagere straf dan bij daadwerkelijk vuurwapenbezit zou zijn opgelegd. Anderzijds, de verdachte is in zijn poging ver gegaan: hij heeft vier ontmoetingen gehad en had er bijna 20.000 euro voor over. Bovendien heeft hij tot tweemaal toe een bestelling gedaan. Dit alles besloeg een periode van zo’n drie maanden, waarin de verdachte zich dus aanzienlijke moeite heeft getroost om aan vuurwapens te komen. Dat dit uiteindelijk niet is gelukt, is geenszins aan de verdachte te danken.
Dit afwegende acht de rechtbank wat betreft de ernst van de feiten, een gevangenisstraf van 18 maanden in beginsel passend.
Bepalend voor de op te leggen straf is echter niet alleen de ernst van de feiten, maar ook de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. In dat kader heeft de officier van justitie gewezen op het gedachtegoed dat de verdachte aanhing en de uitlatingen die hij heeft gedaan over wat hij met de wapens van plan was. Zoals de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, was hij ten tijde van het bewezen verklaarde aanhanger van het ‘soevereine’ of ‘autonome’ gedachtegoed. Centraal in dit gedachtegoed staat de wens om zich los te maken van ‘het systeem’ en de gedachte dat het gezag van de overheid niet legitiem is, waardoor wetten en regels niet zouden gelden. De verdachte heeft hierover ook uitgebreid verklaard tegenover de politieambtenaren die zich als wapenhandelaar voordeden. Tegen hen heeft hij ook verklaard dat hij zich wilde bewapenen ter verdediging tegen een ‘tirannieke overheid’, dat hij deel uitmaakte van een gemeenschap van ex-militairen die hetzelfde gedachtegoed aanhingen en dat hij de wapens binnen die gemeenschap wilde verspreiden. Dergelijke uitlatingen heeft de verdachte ook gedaan in chatgesprekken die op zijn telefoons zijn aangetroffen.
Ter terechtzitting heeft de rechtbank de verdachte hierover bevraagd. De verdachte heeft verklaard dat hij niet werkelijk deel uitmaakte van een dergelijke gemeenschap, dat zijn uitspraken daarover grootspraak waren en dat hij geen plannen had om de wapens te verspreiden, noch andere plannen met de wapens. De rechtbank acht deze verklaring niet onaannemelijk. De politie heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar de verdachte: hij is geobserveerd, er zijn doorzoekingen geweest en zijn gegevensdragers zijn onderzocht. Op geen enkele wijze is gebleken dat de verdachte deel uitmaakte van een gemeenschap van ex-militairen die zijn gedachtegoed deelden. Wel is gebleken dat de verdachte op Telegram chatte met anderen die zich soeverein noemen: gesprekken met een oppervlakkig karakter, waarin de verdachte bovendien opschepte over zijn zogenaamde arsenaal, terwijl hij in werkelijkheid geen wapens bezat. Dat de verdachte wapens wilde verspreiden onder gelijkgezinden, zoals de officier van justitie heeft gesteld, staat voor de rechtbank dan ook geenszins vast. De vraag blijft wat de verdachte dan wél van plan was met acht vuurwapens en munitie. De verdachte heeft hierover verklaard dat hij een wapen wilde ter bescherming van zijn gezin en dat hij acht wapens heeft besteld omdat hij dacht dat hij op die manier serieuzer zou worden genomen door wapenhandelaren, nadat hij eerder was opgelicht toen hij één wapen probeerde te bestellen. Op grond van het dossier kan dit bevestigd noch ontkracht worden.
Als vast zou staan dat de verdachte daadwerkelijk van plan was om wapens te verspreiden of anderszins concrete plannen had om de wapens te gebruiken, zou de rechtbank dat zonder meer als strafverhogende omstandigheid meewegen, zoals de officier van justitie ook heeft gedaan bij het formuleren van haar eis. De enkele vaststelling dat de verdachte het ‘soevereine’ gedachtegoed aanhing kan echter niet als strafverhogend gelden. Dit is niet verboden en hieruit vloeit op zichzelf ook geen gevaarzetting voort. De rechtbank ziet in de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan dan ook geen reden om van de hiervoor genoemde 18 maanden gevangenisstraf af te wijken.
Vervolgens dient te worden nagegaan of de persoon van de verdachte of zijn persoonlijke omstandigheden invloed hebben op de strafoplegging en zo ja, in welke mate.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 6 september 2023. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor misdrijven is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van 4 september 2023. Hierin staat – samengevat – het volgende. De reclassering ziet risicofactoren op het gebied van psychosociaal functioneren, sociaal netwerk en financiën. De verdachte is een oud-militair en is in 1995 als onderdeel van [naam] uitgezonden naar [naam] . Door zijn ervaringen is hij getraumatiseerd, waarvoor hij niet op de juiste manier is behandeld. Hij heeft geen vrienden. Tijdens de coronapandemie is hij geïnteresseerd geraakt in complottheorieën en groeperingen die zich afzetten tegen de rechtsstaat, waarin hij zichzelf heeft verloren. De verdachte lijkt vatbaar voor beïnvloeding door derden. De reclassering meldt dat er grote zorgen zijn voor de verdachte en voor anderen indien hij zich niet op een juiste wijze laat behandelen voor zijn trauma’s uit het verleden en zich niet laat begeleiden in het bieden van weerstand tegen negatieve beïnvloeding en het herkennen hiervan. De reclassering acht ambulante behandeling bij [naam] geïndiceerd, onder toeziend oog van de reclassering.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij tijdens zijn detentie tot het inzicht is gekomen dat het soevereine gedachtegoed een ‘dwaling’ is. Hij zat in een ‘tunnel’ en kwam daar niet meer uit. Inmiddels heeft hij gebroken met het soevereine gedachtegoed. Hij is gemotiveerd om mee te werken aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden en ziet in dat hij baat zou kunnen hebben bij behandeling.
De rechtbank ziet hierin aanleiding om van de hiervoor genoemde gevangenisstraf van 18 maanden het grootste deel, namelijk 12 maanden, voorwaardelijk op te leggen. Zij zal daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, met een proeftijd van drie jaren. Op deze manier kan de verdachte, na het uitzitten van het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf, werken aan zijn persoonlijke problematiek – met een stevige stok achter de deur. De rechtbank legt hiermee de nadruk op speciale preventie en resocialisatie, omdat zij ervan overtuigd is dat de samenleving daarmee in dit geval het best wordt beschermd.
Anders dan de officier van justitie subsidiair heeft gevorderd, zal de rechtbank niet de dadelijke uitvoerbaarheid van de op te leggen bijzondere voorwaarden en het daarop uit te oefenen toezicht bevelen. De wet biedt daarvoor geen ruimte, nu geen sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen.