ECLI:NL:RBDHA:2023:13657

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 september 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
NL23.23684
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de voortduren van de maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in het bestuursrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 7 april 2023 en is eerder al door de rechtbank getoetst in verschillende vervolgprocedures. De staatssecretaris heeft op 16 augustus 2023 de maatregel opgeheven vanwege de strafrechtelijke detentie van eiser. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten op 25 augustus 2023.

De rechtbank beperkt haar beoordeling tot de vraag of eiser recht heeft op schadevergoeding, nu de maatregel van bewaring is opgeheven. De rechtbank concludeert dat het voortduren van de maatregel niet onrechtmatig was. Eiser had aangevoerd dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend handelde bij de uitzetting, maar de rechtbank oordeelt dat er voldoende acties zijn ondernomen, zoals een vertrekgesprek op 4 augustus 2023.

Daarnaast betoogt eiser dat er geen zicht is op uitzetting, maar de rechtbank wijst erop dat eiser zelf niet meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit. De rechtbank concludeert dat de bewaring voortduurt door het gebrek aan medewerking van eiser en dat er geen grond is voor schadevergoeding. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.23684

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 september 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en het verzoek om schadevergoeding. Deze maatregel is opgelegd op 7 april 2023.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Op het eerste beroep is beslist bij uitspraak van 20 april 2023. [1] Op het eerste vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 26 mei 2023. [2] Op het tweede vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 12 juni 2023. [3] Op het derde vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 12 juli 2023. [4] Op het vierde vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 28 juli 2023. [5]
3.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
4. De staatssecretaris heeft op 16 augustus 2023 de maatregel van bewaring opgeheven omdat eiser een strafrechtelijke detentie van 13 dagen ondergaat.
5. De rechtbank heeft bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 25 augustus 2023.

Beoordeling door de rechtbank

6. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw 2000 kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
7. Het beroep is ongegrond. Het voortduren van de maatregel van bewaring was niet onrechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
8. Uit de uitspraak van 28 juli 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 25 juli 2023) rechtmatig is.
Heeft de staatssecretaris voldoende voortvarend gehandeld?
9. Eiser voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting uit Nederland. Eiser betoogt dat de staatssecretaris geen nieuwe uitzettingshandelingen heeft verricht sinds de laatste uitspraak van de rechtbank.
9.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank stelt vast dat sinds de laatste beoordeling van de maatregel door de rechtbank de staatssecretaris een vertrekgesprek heeft gehouden met eiser op 4 augustus 2023. Ook zijn de belgegevens van eiser opgevraagd. Dit is voldoende voor de conclusie dat de staatssecretaris voldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser werkt.
Ontbreekt het zicht op uitzetting?
10. Eiser betoogt dat het zicht op uitzetting ontbreekt.
10.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er geen redelijk zicht op uitzetting is. Weliswaar zijn eisers identiteit en nationaliteit tijdens een presentatie bij de ambassade van Egypte niet vast komen te staan, maar zoals in de uitspraak van 28 juli 2023 is overwogen heeft deze ambassade aangegeven dat de kopie van identiteitskaart die eiser heeft overgelegd vals is. Daarbij is overwogen eiser zestien aliassen heeft en dat eiser kan aantonen wie hij is als hij een geboorteakte kan tonen aan de ambassade. Tot slot blijkt uit de door de staatssecretaris opgevraagde telefoongegevens dat eiser regelmatig met mensen in Egypte belt. Zoals ook besproken in het vertrekgesprek van 4 augustus 2023 kan eiser deze mensen inschakelen om zijn identiteit te onderbouwen. Eiser heeft hierop verklaard dat hij hier niet aan gaat meewerken en het niet zijn probleem is dat de kopieën van de documenten die hij heeft overgelegd niet echt zijn. Zoals volgt uit de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State mag van eiser worden verwacht dat hij actief en volledig meewerkt aan zijn uitzetting. [6] Naar het oordeel van de rechtbank komt het voor rekening en risico van eiser dat de bewaring voortduurt, omdat hij niet aan zijn meewerkplicht voldoet.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?11. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [7]

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van
mr.S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 20 april 2023, zaaknummer: NL23.10738 (niet gepubliceerd).
2.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 26 mei 2023, zaaknummer: NL23.13928 (niet gepubliceerd).
3.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 12 juni 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:8614.
4.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 12 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:10803.
5.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 28 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:11461.
6.Vergelijk ABRvS 22 februari 2006 (ECLI:NL:RVS:2006:AV3295) en ABRvS 23 april 2009 (ECLI:NL:RVS:2009:BI3894).
7.Vergelijk de uitspraak van de ABRvS van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.