ECLI:NL:RBDHA:2023:8614

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
NL23.15642
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D. Bruinse - Pot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het voortduren van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 12 juni 2023, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beoordeeld. De maatregel was op 7 april 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. R.C. van den Berg, heeft zijn beroep ingediend met het verzoek om schadevergoeding. De staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. R.L.F. Zandbelt, heeft een voortgangsrapportage overgelegd waar eiser op heeft gereageerd. De rechtbank heeft het beroep op 6 juni 2023 behandeld, waarbij beide partijen aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de maatregel van bewaring terecht heeft laten voortduren. Eiser heeft aangevoerd dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is, omdat zijn aanvraag voor een laissez-passer door de Egyptische autoriteiten is afgewezen. De staatssecretaris heeft echter betoogd dat er nog steeds mogelijkheden zijn voor uitzetting en dat de situatie sinds het vorige beroep niet significant is veranderd. De rechtbank heeft de argumenten van eiser gewogen, maar ziet onvoldoende aanleiding om de maatregel onrechtmatig te achten.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de inbewaringstelling van eiser rechtmatig is. Eiser heeft geen recht op schadevergoeding en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De rechtbank merkt op dat eiser recentelijk beter lijkt mee te werken aan het verkrijgen van duidelijkheid over zijn identiteit, maar dat er nog geen volledige medewerking is. De uitspraak is openbaar gemaakt op 12 juni 2023 en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15642

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juni 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] ,

eiser
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. R.L.F. Zandbelt).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, die op 7 april 2023 door de staatssecretaris aan eiser is opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om het toekennen van schadevergoeding.
1.1
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 6 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de maatregel van bewaring terecht heeft laten voortduren. Zij doet dat onder meer aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de zogenoemde beroepsgronden.
3. Het beroep is ongegrond. De staatssecretaris heeft de maatregel van bewaring terecht laten voortduren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 26 mei 2023 (in de zaak NL23.13928) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, op 23 mei 2023, rechtmatig was.
Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
5. Eiser voert aan dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is omdat de aanvraag voor een laissez-passer (lp) door de Egyptische autoriteiten is afgewezen. Eiser heeft het gevoel dat de staatssecretaris de bal nu ten onrechte bij hem legt. Eiser heeft documenten verstrekt om zijn identiteit te onderbouwen, maar hij weet niet waarom de Egyptische ambassade de aanvraag voor een lp afwijst. Er kan toch verder worden gekeken dan alleen in het geboorteregister? Kennelijk is dat niet gebeurd. Eiser vindt dat hij voldoende meewerkt. Hij heeft alle documenten waarover hij beschikt ingediend, meer kan hij ook niet doen.
6. De staatssecretaris heeft er tijdens de zitting op gewezen dat het vervolgberoep is ingediend zeer kort na sluiting van het onderzoek in het vorige vervolgberoep en dat er sindsdien weinig is veranderd. Mede gezien de zeer korte te beoordelen periode kan volgens de staatssecretaris niet worden gesteld dat elk zicht op uitzetting nu ontbreekt. De staatssecretaris heeft de Directie Internationale Aangelegenheden (DIA) verzocht om na te gaan welke mogelijkheden er nog zijn in de contacten met de Egyptische autoriteiten, te denken valt bijvoorbeeld aan een presentatie in persoon. Of eiser zelf de ambassade heeft gebeld, zoals tijdens het vertrekgesprek op 23 mei 2023 is besproken, is de staatssecretaris niet bekend.
7. De rechtbank ziet in de door eiser aangevoerde gronden onvoldoende aanleiding om de maatregel van bewaring onrechtmatig te achten.
De houding van eiser lijkt recentelijk iets om te buigen, eiser lijkt beter mee te werken om duidelijkheid te verkrijgen over zijn identiteit. Daar waar eiser voordien vertrekgesprekken weigerde, heeft op 23 mei 2023 een eerste vertrekgesprek plaatsgevonden. Toch is nog geen sprake van een volledige en actieve medewerking van eiser. Het was bij de staatssecretaris niet bekend of eiser de ambassade had gebeld. Op de zitting heeft eiser hierover wisselend verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden geconcludeerd dat ieder zicht op uitzetting ontbreekt. Het is nog niet duidelijk wat de DIA kan betekenen en het is niet uitgesloten dat er een presentatie in persoon kan plaatsvinden. De rechtbank betrekt hierbij dat eiser op
7 april 2023 in bewaring is gesteld, dat eiser pas op 23 mei 2023 voor de eerste maal medewerking heeft verleend aan een vertrekgesprek en dat er geen aanwijzingen zijn dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend handelt, gelet op het aangevraagde advies aan de DIA.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
8. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [1]
9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de inbewaringstelling van eiser rechtmatig is en de staatssecretaris geen schadevergoeding aan eiser hoeft te betalen. Daarom wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten van eiser te vergoeden

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse - Pot, rechter, in aanwezigheid van
J. de Graaf, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 12 juni 2023
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.