ECLI:NL:RBDHA:2022:12060

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
NL22.8203
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening asielaanvraag en presentatie bij Congolese ambassade

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 mei 2022 een mondelinge uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een asielzoeker met een V-nummer, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd was afgewezen. Tevens was er een terugkeerbesluit opgelegd. Verzoeker had beroep ingesteld tegen dit besluit, met een zitting gepland op 30 mei 2022. Op 3 mei 2022 ontving verzoeker een uitnodiging voor een presentatie op de Congolese ambassade in Brussel, die gepland stond voor 5 mei 2022. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat de presentatie zou worden uitgesteld tot vier weken na de uitspraak op zijn beroep.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek om een voorlopige voorziening toewijsbaar was. Hij stelde vast dat er sprake was van onverwijlde spoed, aangezien verzoeker op korte termijn moest verschijnen bij de ambassade. De voorzieningenrechter wees erop dat, volgens het arrest Gnandi, de rechtsgevolgen van het terugkeerbesluit niet intreden zolang er nog geen uitspraak is gedaan op het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag. Dit betekent dat verzoeker niet gedwongen kan worden om mee te werken aan zijn vertrek uit Nederland zolang de beroepsprocedure loopt.

De voorzieningenrechter verbood de Staatssecretaris om verzoeker te presenteren bij de Congolese ambassade totdat er een beslissing is genomen op het beroep. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 759,-. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 12 mei 2022 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.8203
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker V-nummer: [v-nummer] (gemachtigde: mr. R.N. van der Ham),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: F. Croonen).

Procesverloop

In het besluit van 31 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van eenverblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond. Verweerder heeft daarbij tevens een terugkeerbesluit aan verzoeker opgelegd.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De behandeling van het beroep staat gepland op 30 mei 2022 (zaaknummer NL22.3276).
Op 3 mei 2022 is verzoeker uitgenodigd voor een presentatie op de Congolese ambassade te Brussel, die plaats zal vinden op [datum] 2022 om 11:30 uur
.
Verzoeker heeft op 5 mei 2022 bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen presentatie. Ook heeft verzoeker op 9 mei 2022 de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat afgezien wordt van de presentatie tot vier weken nadat op het beroep is beslist.
Verweerder heeft op 11 mei 2022 schriftelijk gereageerd op het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.
Vervolgens heeft de voorzieningenrechter op 11 mei 2022 het onderzoek gesloten en onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • treft de voorlopige voorziening dat het verweerder verboden wordt om verzoeker te presenteren bij de Congolese ambassade totdat op het beroep met zaaknummer NL22.3276 is beslist;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 759,-.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
Is dit de juiste rechtsingang?
2. Verweerder heeft de mogelijkheid om van verzoeker de medewerking te vorderen aan de voorbereiding van zijn vertrek uit Nederland als de werking van het besluit, waarbij de asielaanvraag is afgewezen, is opgeschort.1 Dit betekent dat als onderhavige voorlopige voorziening wordt aangemerkt als connex aan het lopende beroep tegen het besluit tot afwijzing van de asielaanvraag en die voorlopige voorziening wordt toegewezen, verzoeker niet kan bereiken dat hij niet (langer) gehouden is om mee te werken aan de voorbereiding van zijn vertrek. Om die reden is de voorzieningenrechter van oordeel dat het maken van bezwaar tegen de feitelijke handeling van verweerder om verzoeker op de Congolese ambassade te presenteren en het gelijktijdig indienen van een verzoek om een voorlopige voorziening om de medewerking aan de presentatie op te schorten voor verzoeker de geschikte weg is om te bewerkstelligen dat hij geen uitvoering hoeft te geven aan zijn medewerkingsverplichting. De voorzieningenrechter vat de voorlopige voorziening dus op als connex aan het bezwaar tegen de voorgenomen presentatie.
Is er spoedeisend belang?
3. De voorzieningenrechter kan een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.2 Vast staat dat verzoeker is uitgenodigd voor een presentatie op de Congolese ambassade in Brussel op donderdag [datum] 2022 om 11:30 uur. De vereiste onverwijlde spoed is daarmee gegeven. Het standpunt van verweerder dat spoedeisend belang ontbreekt omdat verzoeker heeft aangegeven dat hij geen medewerking zal verlenen, volgt de voorzieningenrechter niet.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
4. Uit het arrest Gnandi3 volgt dat de rechtsgevolgen van het terugkeerbesluit niet intreden zolang een rechter niet heeft beslist op het beroep gericht tegen de afwijzing van de asielaanvraag. Verweerder heeft ook niet de bevoegdheid verzoeker uit te zetten hangende de beroepsprocedure. Ook volgt uit het arrest dat verzoeker zijn status van
1. Dit volgt uit artikel 61, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2 Zie artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3 Arrest van 19 juni 2018 van het Hof van Justitie, ECLI:EU:C:2018:465.
asielzoeker hangende de beroepsprocedure behoudt. De beroepsprocedure tegen de afwijzing van de asielvergunning en dus ook het terugkeerbesluit loopt nog bij deze rechtbank.
5. De voorzieningenrechter is het met verzoeker eens dat uit het arrest Gnandi kan worden afgeleid dat, hangende het beroep tegen het terugkeerbesluit, uitzettingshandelingen verboden zijn als de effectiviteit van het rechtsmiddel hierdoor wordt aangetast. De voorzieningenrechter volgt het betoog van verzoeker dat de effectiviteit van de uitkomst van zijn asielberoep wordt aangetast als hij zich nog voordat een Nederlandse rechter zijn zaak heeft beoordeeld, moet presenteren bij de Congolese ambassade, waartegen hij juist internationale bescherming heeft ingeroepen. Het standpunt van verweerder dat in dit geval geen sprake is van een uitzettingshandeling volgt de voorzieningenrechter overigens niet. Verzoeker is bij brief van 3 mei 2022 uitgenodigd om te verschijnen op een presentatie bij de ambassade van Congo. In de uitnodiging is aangegeven dat met dit interview wordt beoogd de identiteit en nationaliteit vast te stellen om terugkeer mogelijk te maken. Deze handeling is niet anders te interpreteren dan een handeling die gericht is op uitzetting van verzoeker. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter daarom van oordeel dat het verweerder nog niet is toegestaan om verzoeker te presenteren bij de ambassade van zijn land van herkomst, omdat de rechtbank nog niet op zijn asielberoep heeft beslist.
6. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het bezwaar van verzoeker een redelijke kans van slagen. De verzochte voorlopige voorziening zal daarom, gelet op de betrokken belangen, worden toegewezen.
7. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,00 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2022 door mr. M.C. Verra, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.P. Stehouwer, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
12 mei 2022

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.