Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 september 2018 in de zaak tussen
[verzoeker] ,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Verzoeker heeft op 13 oktober 2015 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 7 maart 2017, nadat het beroep tegen de eerdere afwijzing gegrond is verklaard, afgewezen. Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld (AWB 17/6670). Op dit beroep is nog geen uitspraak gevolgd.
De asielaanvraag van verzoeker is op 7 maart 2017 afgewezen. De asielaanvraag is daarmee niet langer bij verweerder in behandeling. Krachtens het beleid heeft verweerder derhalve de bevoegdheid om verzoeker thans te presenteren bij de Afghaanse autoriteiten, aldus verweerder. Hierbij acht verweerder tevens van belang dat verzoeker niet verplicht is om tijdens de presentatie informatie te verstrekken met betrekking tot zijn asielaanvraag.
“In dat verband volstaat het niet dat de lidstaat in kwestie afziet van de tenuitvoerlegging van het terugkeerbesluit. Het is juist noodzakelijk dat alle rechtsgevolgen van dit besluit worden geschorst en dus in het bijzonder dat de termijn voor vrijwillig vertrek waarin artikel 7 van richtlijn 2008/115 voorziet, niet ingaat zolang de betrokkene mag blijven. Gedurende deze periode mag de betrokkene bovendien niet op grond van artikel 15 van deze richtlijn in bewaring worden gesteld met het oog op zijn verwijdering.”