ECLI:NL:RBDHA:2023:12903

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
30 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.23686
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en vervolgberoep inzake zicht op uitzetting naar Marokko

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 augustus 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser tegen de maatregel van bewaring die op 24 maart 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 24 augustus 2023 gesloten.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en dat er al meerdere vervolgberoepen zijn ingesteld. De rechtbank heeft de voortgangsrapportage van verweerder beoordeeld en geconcludeerd dat er zicht is op uitzetting naar Marokko. Eiser heeft aangevoerd dat de voortgangsrapportage niet goed is onderbouwd en dat er geen noodzaak is voor een presentatie in persoon. De rechtbank heeft echter geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de voortvarendheid van verweerder in de uitzettingsprocedure.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.23686

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 24 maart 2023 aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft voortgangsgegevens overgelegd.
Eiser heeft daarop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 24 augustus 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 11 april 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:5359. Vervolgens is er al drie keer eerder een vervolgberoep ingesteld. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats van 17 mei 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:7294, 7 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:10151 en 21 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:11092. Uit de laatstgenoemde uitspraak volgt dat de maatregel van bewaring rechtmatig is tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag lag, dat is 21 juli 2023. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds dat moment de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat de oplegging van de maatregel onrechtmatig is geworden omdat de door verweerder overgelegde voortgangsrapportage niet goed is onderbouwd. Volgens de voortgangsrapportage heeft de werkwijze van verweerder in meerdere zaken tot afgifte van laissez-passers geleid, maar eiser voert aan dat dit louter wordt opgeschreven om de voortduring van de maatregel van bewaring te rechtvaardigen. Verder voert eiser aan dat verweerder niet inzichtelijk heeft gemaakt of er in zijn geval een presentatie in persoon noodzakelijk is. Hierbij verwijst eiser naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, van 14 augustus 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:12107.
5. In haar uitspraak van 8 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3033, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State opnieuw geoordeeld dat kan worden uitgegaan van zicht op uitzetting naar Marokko. Daarnaast ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser. Uit de voortgangsrapportage blijkt dat de laissez-passeraanvraag voor eiser op 5 juli 2023 onder de aandacht van de Marokkaanse autoriteiten is gebracht in een gesprek door de directeur van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V). Verder blijkt dat de Directie Internationale Aangelegenheden van de DT&V deze aanvraag op 12 juli 2023 nogmaals onder de aandacht heeft gebracht. Ook blijkt dat er regelmatig schriftelijk wordt gerappelleerd, waaronder laatstelijk op 21 juli en 8 augustus 2023. Daarnaast voert verweerder vertrekgesprekken met eiser. In het laatste vertrekgesprek van 16 augustus 2023 heeft eiser wederom meegedeeld niet bereid te zijn om zelf zijn vertrek te bespoedigen omdat hij eerst behandeld wenst te worden aan zijn voet. De door eiser aangehaalde uitspraak van 14 augustus 2023 is niet vergelijkbaar, aangezien het in die zaak ging om een bewaring die bijna acht maanden duurde en waarin slechts één vertrekgesprek was gevoerd en één schriftelijk rappel ten aanzien van de laissez-passeraanvraag was verzonden. Ten slotte ziet de rechtbank geen aanknopingspunten om eiser te volgen in zijn stelling dat verweerders mededeling dat er laissez-passers worden verstrekt door de Marokkaanse autoriteiten niet juist is.
6. Verder ziet de rechtbank ambtshalve [1] geen aanleiding voor het oordeel dat de (tenuitvoerlegging van de) maatregel van bewaring in de te toetsen periode op enig moment onrechtmatig is geweest.
7. Het beroep is ongegrond. Om die reden wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond;
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858 (