ECLI:NL:RBDHA:2023:12461

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
21 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.22498
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 16 augustus 2023, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 10 maart 2023 en is eerder getoetst in uitspraken van 3 april 2023 en 16 juni 2023. De rechtbank concludeert dat het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet meewerkt aan vertrekgesprekken uit angst, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet voldoende is om de maatregel onrechtmatig te verklaren. De rechtbank stelt vast dat er zicht op uitzetting naar Marokko is, ondanks dat er nog geen presentatie is ingepland. Eiser heeft niet actief meegewerkt aan zijn terugkeer, wat voor zijn eigen rekening en risico komt. De staatssecretaris heeft voldoende voortvarend gehandeld in de uitzettingsprocedure, en de rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de maatregel. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.22498

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. H.J. Janse),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Inleiding

1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en het verzoek om schadevergoeding. Deze maatregel is opgelegd op 10 maart 2023.
2. De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring al eerder getoetst. Op het eerste beroep is beslist bij uitspraak van 3 april 2023. [1] Vervolgens is op het vervolgberoep beslist bij uitspraak van 16 juni 2023. [2]
3. De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
4. De rechtbank heeft het vooronderzoek op 10 augustus 2023 gesloten en bepaald dat de zaak niet op een zitting wordt behandeld.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Zij doet dat onder meer aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de zogenoemde beroepsgronden.
6. Het beroep is ongegrond. Het voortduren van de maatregel van bewaring is niet onrechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
7. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of bij de afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, dan verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [3]
7.1.
Uit de uitspraak van 16 juni 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 9 juni 2023) rechtmatig is.
Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
Verzwaarde belangenafweging
8. Eiser voert aan dat hij nu zes maanden in bewaring zit. Eiser betoogt dat deze termijn alleen worden verlengd als de vreemdeling evident niet meewerkt aan zijn vertrek. Van een dergelijke situatie is volgens eiser geen sprake. Eiser geeft weliswaar geen gehoor aan de gesprekken met de regievoerder, maar dit heeft hij eerder ook toegelicht, zie het gesprek op 9 mei 2023 op pagina 4 van de M120. Eiser stelt dat het geen onwil is, maar angst die eiser weerhoudt om mee te werken.
8.1.
Dit betoog slaagt niet. De rechtbank stelt vast dat eiser op 10 maart 2023 in bewaring is gesteld. Deze bewaring duurt op het moment van sluiten van het onderzoek nog geen zes maanden. Reeds daarom kan eiser niet worden gevolgd in zijn betoog.
Ontbreekt het zicht op uitzetting?
9. Eiser voert aan dat het zicht op uitzetting ontbreekt. Uit de voortgangsrapportage met betrekking tot de uitzetting blijkt dat er nog geen presentatie is ingepland. Ook is er nog geen enkele reactie van de Marokkaanse autoriteiten op de uitzettingshandelingen van de staatssecretaris.
9.1.
Dit betoog slaagt niet. In het algemeen ontbreekt zicht op uitzetting naar Marokko niet. [4] Verder zijn er ook geen aanknopingspunten te vinden voor de conclusie dat er ook in het individuele geval van eiser geen zicht op uitzetting bestaat. Dat nog niet bekend is wanneer een presentatie gepland staat, is onvoldoende voor de conclusie dat het redelijk vooruitzicht op uitzetting in het geval van eiser ontbreekt. De rechtbank stelt vast dat er op 13 maart 2023 een laissez-passer-aanvraag (lp) is ingediend bij de Marokkaanse autoriteiten en er wordt gerappelleerd door de staatssecretaris. Het enkele feit dat er nog geen lp is afgegeven, wil niet zeggen dat er helemaal geen zicht meer is op afgifte van een lp. Eiser kan dit zelf bespoedigen door mee te werken aan een presentatie als daartoe wordt besloten of door documenten te overleggen die zijn identiteit aantonen. Verder acht de rechtbank het van belang dat eiser tot op heden niet actief en volledig meewerkt aan zijn terugkeer, terwijl dit wel van hem verwacht mag worden. [5] Zo heeft eiser in de vertrekgesprekken van 25 april 2023, 9 mei 2023, 29 juni 2023 en op 26 juli 2023 geweigerd om te spreken met de regievoerder. Daarom hebben er geen inhoudelijke vertrekgesprekken plaatsgevonden. De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat het zicht op uitzetting in beginsel is gegeven wanneer een vreemdeling niet zijn actieve en volledige medewerking verleent. [6] Daarvan is in het geval van eiser sprake. Dat eiser niet meewerkt aan de vertrekgesprekken, komt voor zijn eigen rekening en risico. Dat is voldoende om aan te nemen dat zicht op uitzetting niet ontbreekt.
Werkt de staatssecretaris voldoende voortvarend aan de uitzetting?
10. Eiser stelt dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting. Daarnaast voert eiser aan dat uit de voortgangsrapportage weliswaar blijkt dat de staatssecretaris schriftelijk heeft gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten, maar zijn daarvan geen verslagen of andere bewijsstukken geüpload in het digitale dossier. Voor eiser en voor de rechtbank is daarom niet te controleren of en hoe gerappelleerd is door de staatssecretaris.
10.1.
Dit betoog slaagt niet. Zowel in de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 3 april 2023 als de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 16 juni 2023 is al een oordeel gegeven over de vraag of de staatssecretaris voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser. De rechtbank ziet geen reden om daarover nu anders te oordelen. Daartoe overweegt de rechtbank dat de staatssecretaris op 29 juni 2023 en 5 juli 2023 gerappelleerd heeft bij de Marokkaanse autoriteiten en op 29 juni 2023 en 26 juli 2023 geprobeerd heeft een vertrekgesprek met eiser te voeren. Dat acht de rechtbank voldoende voortvarend. Dat van de rappels aan de Marokkaanse autoriteiten geen verslagen in het digitale dossier zitten, acht de rechtbank niet van belang. De rechtbank ziet namelijk geen enkel aanknopingspunt om te veronderstellen dat de staatssecretaris – ondanks de melding hiervan in de voortgangsrapportage – niet daadwerkelijk heeft gerappelleerd.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?11. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [7]

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 3 april 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:1873, zaaknummer NL23.8067 (niet gepubliceerd).
2.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 16 juni 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:8872, zaaknummer NL23.16170.
3.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
4.ABRvS 14 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3269.
5.Zie ABRvS 2 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:267.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 februari 2006 (ECLI:NL:RVS:2006:AV3295) en de uitspraak van 23 april 2009 (ECLI:NL:RVS:2009:BI3894).
7.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.