ECLI:NL:RBDHA:2023:1194
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht naar Italië onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 3 februari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Soedanees, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 18 januari 2023 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is de staatssecretaris vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 27 mei 2022 een asielaanvraag heeft ingediend en dat hij in het bezit was van een Schengenvisum dat door Italië was afgegeven. De staatssecretaris heeft de beslissing om de aanvraag niet in behandeling te nemen, gebaseerd op artikel 30 van de Vreemdelingenwet 2000, waarin staat dat een aanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris terecht heeft besloten tot overdracht aan Italië, ondanks de gezondheidsproblemen van eiser, die rolstoelafhankelijk is en in een revalidatiecentrum verblijft.
Eiser heeft aangevoerd dat er onvoldoende garanties zijn voor adequate opvang en medische zorg in Italië, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht aannemen dat Italië zijn internationale verplichtingen nakomt. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de staatssecretaris niet verplicht was om het asielverzoek aan zich te trekken, ondanks de brief van de Italiaanse autoriteiten waarin werd aangegeven dat Italië tijdelijk geen overdrachten accepteert. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.