ECLI:NL:RBDHA:2023:11874
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging uitkering en terugvordering in het kader van de Participatiewet
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 30 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van haar uitkering ingevolge de Participatiewet (Pw) per 28 januari 2020 en de terugvordering van een bedrag van € 751,52 aan te veel ontvangen uitkering. Het college had eerder op 20 maart 2020 een besluit genomen om de uitkering te beëindigen en op 29 december 2020 het verzoek van eiseres om herstel van de uitkering afgewezen. Eiseres stelde dat zij geen uitkering meer had ontvangen sinds 25 februari 2020 en dat zij niet op de hoogte was van een besluit tot beëindiging van de uitkering.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het college het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 20 maart 2020 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat eiseres dit bezwaar buiten de bezwaartermijn had ingediend. De rechtbank oordeelde dat het college aan zijn bekendmakingsverplichting had voldaan door het besluit naar het laatst bekende adres van eiseres te sturen, ook al was dit adres inmiddels niet meer correct. Eiseres had nagelaten het college op de hoogte te stellen van haar adreswijziging, wat haar verantwoordelijk was.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat het college het verzoek van eiseres om haar uitkering te hervatten en bijstand na te betalen over de periode van maart tot en met augustus 2020 terecht had afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening van het besluit rechtvaardigden. De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiseres ongegrond was, wat betekende dat zij geen gelijk kreeg en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontving.