ECLI:NL:RBDHA:2022:11838

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3538
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag briefadres door gemeente Den Haag wegens niet voldoen aan voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een briefadres bij de Stichting Restschuld Eerlijk Delen (RED) had aangevraagd, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, dat deze aanvraag had afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing terecht was, omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden die aan de aanwijzing van RED als briefadresgever waren verbonden. Eiseres had haar woning moeten verlaten vanwege een huurschuld, terwijl de voorwaarden voor inschrijving op het briefadres bij RED specifiek betrekking hadden op personen die hun woning hadden moeten verlaten door gedwongen verkoop.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag van eiseres niet in overeenstemming was met de Wet basisregistratie personen (Wet Brp) en de Regeling briefadres Den Haag 2018. Eiseres voerde aan dat de voorwaarden voor afwijzing niet correct waren toegepast en dat er een recht op inschrijving op een briefadres bestond. De rechtbank oordeelde echter dat de gemeente niet verplicht was om een 'neutraal' briefadres te verstrekken en dat de voorwaarden die aan de inschrijving waren verbonden, niet onredelijk waren.

De rechtbank concludeerde dat er geen grond was voor het oordeel dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand was gekomen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat zij niet recht had op inschrijving op het briefadres bij RED. De rechtbank wees ook de verzoeken om vergoeding van proceskosten af, omdat de gemeente niet aansprakelijk was voor de gemaakte kosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/3538

uitspraak van de meervoudige kamer van 11 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. F.E. Boonstra),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigden: O.M. Langemeijer en R.H. De Roy van Zuidewijn).

Procesverloop

Bij besluit van 19 februari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om een briefadres afgewezen.
Bij besluit van 8 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 september 2022.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Ook was [A], vrijwilliger bij de Stichting Restschuld Eerlijk Delen (RED) aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres heeft verzocht om een briefadres bij de Stichting RED. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat het gaat om een inschrijving die buiten de reikwijdte valt van de toestemming die verweerder aan Stichting RED heeft gegeven voor het inschrijven van mensen op het briefadres van de stichting. Eiseres is namelijk vanwege een huurschuld uit huis gezet en dat is anders dan het hebben van een koopwoning met een restschuld op de hypotheek.
Wat zijn de regels?
2. Op dit geschil zijn de Wet basisregistratie personen (Wet Brp) en de Regeling briefadres Den Haag 2018 van toepassing.

Wat vinden partijen in beroep?

3. Eiseres voert aan dat de voorwaarden waarop de aanvraag is afgewezen niet zijn gesteld bij het toekennen van de aanwijzing aan Stichting Red. De stichting heeft in eerste instantie een verzoek ingediend om briefadresgever te worden voor mensen die hun koopwoning moeten verlaten. In een overleg dat naar aanleiding van dit verzoek in 2014 heeft plaatsgevonden kwamen verweerder en RED meer en meer tot de conclusie dat niet alleen personen die door de gedwongen verkoop van hun koopwoning adresloos waren geworden, maar ook personen die gedwongen hun huurwoning moesten verlaten, met een briefadres op het adres van RED terecht moesten kunnen om hun leven weer op de rit te krijgen. In het aanwijzingsbesluit is geen enkele verwijzing naar het briefadresverzoek terug te vinden en er wordt niets uit geciteerd. Volgens eiseres blijkt nergens uit dat de aanwijzing alleen ziet op mensen die hun koopwoning moeten verlaten. Voorwaarde 6 van het aanwijzingsbesluit heeft betrekking op degenen die niet meer of nog niet in de Brp zijn ingeschreven, dus die niet uit een koop- of huurwoning komen. Ook dan mag RED de aanvrager inschrijven. Verweerder heeft zonder problemen de inschrijvingen van Antillianen geaccepteerd die rechtstreeks uit de Antillen kwamen. Eiseres stelt dat sinds januari 2015 meer dan 95% van de briefadresaanvragers personen zijn die om uiteenlopende redenen hun huurhuis hebben moeten verlaten. Deze aanvragen zijn tot half februari 2020 zonder enig probleem ingeschreven. De gemeente heeft ook zelf een aantal ontruimde huurders verwezen naar RED. Eiseres voert verder aan dat de burger een recht heeft op inschrijving. Als een woonadres niet mogelijk is, heeft hij recht op een briefadres dat hij zelf aangeeft en als dat niet mogelijk is moet verweerder als briefadresgever optreden. Dit blijkt ook uit het antwoord op Kamervragen [1] . Eiseres verwijst ook naar een rapport van de Nationale Ombudsman [2] en de uitspraak van de hoogste bestuursrechter [3] . De voorwaarden die de gemeente stelt, een bewijs van een hypotheekrestschuld en een ontruimingsvonnis, zijn in strijd met de Europese wetgeving en internationale verdragen. Volgens eiseres stigmatiseert een inschrijving op het adres van de dak- en thuislozenopvang en zou verweerder moeten zorgen voor inschrijving op een neutraal briefadres. Eiseres voert verder aan dat het besluit mede is gebaseerd op adviezen van twee Adviescommissies bezwaarschriften van andere samenstelling, die haar niet hebben gehoord, zodat het besluit ook daarom niet in stand kan blijven. Eiseres verwijst ten slotte ook naar het rapport “Ongekend onrecht”.
4. Verweerder stelt dat het niet zijn intentie is geweest dat RED de aanwijzing als briefadresgever zou gebruiken om iedereen een briefadres te geven die zijn woning om uiteenlopende redenen heeft moeten verlaten. RED heeft hier in haar verzoek ook niet om verzocht. De vierde voorwaarde van de aanwijzing moet worden uitgelegd naar de omstandigheden ten tijde waarvan zij werd opgenomen. De wens van de stichting om ook mensen afkomstig uit een huurwoning van een briefadres te voorzien is in het gesprek naar aanleiding van het aanwijzingsverzoek niet ter sprake gekomen. Verweerder heeft ook nooit mensen verwezen naar RED voor een briefadres. In de jaren 2015 tot 2020 zijn burgers met een toestemmingsverklaring van RED ingeschreven op het briefadres van RED, zonder dat inhoudelijk is getoetst of die inschrijving voldeed aan de Wet Brp en de voorwaarden verbonden aan de aanwijzing van RED als briefadresgever. Dit was te wijten aan de decentrale beoordeling van de verzoeken. Na een reorganisatie worden de verzoeken sinds 1 februari 2020 centraal beoordeeld. Sindsdien worden ze getoetst aan de aan RED opgelegde voorwaarden. Dat verweerder aanvragen in het verleden anders heeft beoordeeld betekent niet dat hij daar tot in lengte van jaren mee door hoeft te gaan. Het vragen om onderbouwende stukken is geregeld in artikel 2.45 Wet Brp en is dus niet in strijd met de wet. Het vragen van een verklaring van restschuld dient uitsluitend om de aanvraag te beoordelen. De jurisprudentie en Kamervragen waar eiseres naar verwijst zien op andere situaties. Eiseres verblijft niet in de regio Haaglanden en verweerder hoeft daarom niet voor een “Haags” gemeentelijk briefadres te zorgen. De term “neutraal” briefadres die eiseres noemt is niet terug te vinden in de Wet Brp of de Circulaire briefadres.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank stelt vast dat in bijlage 1 bij het aanwijzingsbesluit van RED als briefadresgever als vierde voorwaarde is opgenomen dat er, naast het ingevulde standaardformulier, een bewijs wordt bijgevoegd van de ontruiming van de woning van de persoon die zich komt inschrijven. De rechtbank is van oordeel dat deze vierde voorwaarde moet worden uitgelegd naar de omstandigheden ten tijde waarvan zij werd opgenomen in de bijlage. [4] RED heeft in haar verzoek van 26 november 2014 om aangewezen te worden als briefadresgever te kennen gegeven dat zij zich inzet voor Nederlanders die door de crisis uit hun huizen zijn gezet. De omstandigheid dat in het aanwijzingsbesluit geen enkele verwijzing naar het briefadresverzoek is terug te vinden en uit het verzoek niet wordt geciteerd, doet er niet aan af dat het aanwijzingsbesluit moet worden gezien in het licht van het verzoek
.Uit het aanwijzingsbesluit blijkt niet dat het de bedoeling van verweerder is geweest om ook andere situaties toe te laten. In voorwaarde 6 kan dit ook niet worden gelezen. Deze voorwaarde ziet op personen die nog niet of niet meer in de Brp zijn ingeschreven en die verzoeken om inschrijving op het briefadres van eiseres. [5] De rechtbank overweegt dat weliswaar niet duidelijk is voor welke situatie deze voorwaarde is bedoeld en waarom deze voorwaarde is opgenomen, maar dit is onvoldoende om af te kunnen doen aan de vierde voorwaarde. Verder is niet gebleken dat de vierde voorwaarde van het aanwijzingsbesluit op een later moment door verweerder ruimer is uitgelegd. Er is geen verslag van het gesprek dat naar aanleiding van het briefadresverzoek in 2014 heeft plaatsgevonden en verweerder betwist dat in dat gesprek is besproken dat RED ook mensen afkomstig uit een huurwoning van een briefadres zou mogen voorzien. Verweerder heeft toegelicht hoe het komt dat onjuiste inschrijvingen in het verleden hebben kunnen plaatsvinden en waarom aanvragen later anders zijn beoordeeld. Verweerder hoeft onjuiste inschrijvingen van het verleden niet te herhalen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verweerder RED er bij e-mailbericht van 2 maart 2020 op heeft gewezen dat alle verzoeken waarbij geen sprake is van gedwongen verkoop en gedwongen woningontruiming zullen worden afgewezen. Verweerder mocht zich daarom op het standpunt stellen dat eiseres alleen in aanmerking komt voor een briefadres bij RED als zij haar woning heeft moeten verlaten door een gedwongen verkoop.
6. De rechtbank stelt vast dat eiseres haar woning niet heeft moeten verlaten vanwege een gedwongen verkoop, maar vanwege een huurschuld. Reeds daarom voldoet zij niet aan de voorwaarden voor de inschrijving op het briefadres bij RED. Aan de vraag of verweerder mag vragen om een bewijs van een hypotheekrestschuld en een ontruimingsvonnis om de aanvraag te kunnen beoordelen, komt de rechtbank dan ook niet toe.
7. De rechtbank overweegt dat er aanleiding zou kunnen zijn om af te wijken van de eis dat sprake is van een gedwongen verkoop, als het vasthouden aan de voorwaarden onevenredig zou zijn. Hiervan is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake
.Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de lastige situatie van eiseres, is niet gebleken dat eiseres in een zodanige noodsituatie komt te verkeren dat verweerder haar alsnog een briefadres bij RED zou moeten geven. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat, daargelaten of verweerder terecht stelt dat eiseres zich alleen op het briefadres van de gemeente bij de Binckhorstlaan kan inschrijven als zij in de regio woont en daargelaten of verweerder verplicht zou zijn om een “neutraal” briefadres te verstrekken, niet is gebleken dat eiseres pogingen heeft gedaan om aan de gemeente Den Haag of een andere gemeente een ander briefadres te vragen. Verweerder heeft er ter zitting bijvoorbeeld op gewezen dat eiseres mogelijk op een briefadres bij haar dochter had kunnen worden ingeschreven. Dat eiseres graag gebruik wil maken van de service die RED biedt, waardoor zij niet persoonlijk haar post hoeft op te halen maar deze per e-mail toegestuurd krijgt, is begrijpelijk, maar is onvoldoende om af te wijken van de voorwaarden die verweerder heeft gesteld voor inschrijving op het briefadres bij RED.
8. Er is geen grond voor het oordeel dat het bestreden besluit en het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften dat daaraan ten grondslag lag niet zorgvuldig tot stand zijn gekomen.
Wat is de conclusie van deze uitspraak?
9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres niet hoefde te worden ingeschreven op het briefadres bij RED. Verweerder hoeft de kosten die eiseres voor deze procedure heeft gemaakt niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, voorzitter, en mr. M.D. Gunster en mr. F. Arichi, leden, in aanwezigheid van mr. M. de Graaf, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 november 2022.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met de uitspraak op het beroep, dan kunt u een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. U moet dit hoger beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Kenmerk 2019-0000127220.
2.Het rapport 'Een mens leeft, een systeem niet', Onderzoek naar (problemen rond) inschrijvingen in de Basisregistratie personen (BRP), 2016/110.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 28 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2564.
4.Zie ook de uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 15 april 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:3546.
5.Voorwaarde 6 luidt: “Personen die nog niet of niet meer in de BRP zijn ingeschreven en die verzoeken om inschrijving op het briefadres Lange Voorhout 43, dienen zich voor inschrijving in de BRP te melden bij het Immigratiekantoor op het Stadhuis, Spui 70. Personen die zich voor een eerste inschrijving melden, dienen voor de inschrijving te voldoen aan de criteria genoemd in artikel 2.4 Wet BRP,”