ECLI:NL:RBDHA:2023:10517

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
NL22.26169
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag door prematuur ingediende ingebrekestelling

In deze zaak heeft eiseres, een asielzoekster, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar asielaanvraag van 28 mei 2022. Eiseres heeft op 21 december 2022 een ingebrekestelling verzonden, omdat er geen besluit was genomen binnen de wettelijk voorgeschreven termijn. De staatssecretaris heeft echter aangevoerd dat de beslistermijn op grond van WBV 2022/22 met negen maanden was verlengd, waardoor de ingebrekestelling prematuur was.

De rechtbank heeft op 15 juni 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel eiseres als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank overweegt dat, volgens de Vreemdelingenwet 2000, de staatssecretaris binnen zes maanden na ontvangst van de asielaanvraag een besluit moet nemen, maar dat deze termijn kan worden verlengd in geval van een aanzienlijke verhoging van de asielinstroom. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de beslistermijn rechtsgeldig heeft verlengd en dat de ingebrekestelling van eiseres te vroeg is ingediend.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiseres niet-ontvankelijk, omdat de ingebrekestelling niet op de juiste wijze is ingediend. De rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, en is openbaar gemaakt. Eiseres kan binnen vier weken na bekendmaking van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.26169

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. E.R. Coene),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.J.M. van den Hoek).

Procesverloop

Op 21 december 2022 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder op haar asielaanvraag [1] van 28 mei 2022.
Verweerder heeft op 18 januari 2023 en op 2 juni 2023 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 15 juni 2023 op zitting behandeld. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Waar gaat het over?
1. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op zijn aanvraag, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag (de ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen. [2]
2. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vw 2000 neemt verweerder binnen zes maanden na ontvangst van een asielaanvraag een besluit. Deze termijn kan op grond van het vierde lid met ten hoogste negen maanden worden verlengd als een groot aantal vreemdelingen tegelijk een aanvraag indient waardoor het in de praktijk zeer moeilijk is de procedure binnen de termijn van zes maanden af te ronden. Bij besluit van 21 september 2022 met nummer WBV 2022/22, [3] heeft verweerder de beslistermijn voor asielaanvragen met negen maanden verlengd, voor alle aanvragen waarbij die termijn op 27 september 2022 nog niet was verstreken.
3. De rechtbank stelt vast dat eiseres op 28 mei 2022 een asielaanvraag heeft ingediend. Dit betekent dat de initiële beslistermijn van zes maanden op 28 november 2022 verstreek.
Wat vindt eiseres?
4. Eiseres voert aan dat verweerder de beslistermijn op grond van de WBV 2022/22 niet rechtsgeldig heeft verlengd. Volgens eiseres is er geen sprake van een groot aantal vreemdelingen die tegelijk een asielaanvraag indienen waardoor het in de praktijk zeer moeilijk is de procedure binnen de termijn van zes maanden af te ronden. Dit betekent volgens eiseres dat haar ingebrekestelling niet prematuur is ingediend. De rechtbank moet het beroep daarom ontvankelijk en gegrond verklaren en verweerder opdragen om alsnog binnen een redelijke termijn op haar aanvraag te beslissen op straffe van een dwangsom.
Wat vindt verweerder?
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de termijn om een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres, gelet op de WBV 2022/22, met negen maanden is verlengd. Dit betekent dat verweerder uiterlijk op 28 augustus 2023 moet beslissen. Eiseres heeft verweerder bij brief van 21 december 2022 medegedeeld dat verweerder in gebreke is tijdig een besluit te nemen. Volgens verweerder is deze ingebrekestelling prematuur ingediend, omdat de beslistermijn op die datum nog niet was verstreken. Verweerder concludeert daarom tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank is, anders dan eiseres, van oordeel dat zich wel de situatie voordoet als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000, omdat sprake is van een aanzienlijke verhoging van de asielinstroom. Niet duidelijk is waar de getallen van eiseres op gebaseerd zijn. De rechtbank sluit aan bij de oordelen van de zittingsplaatsen ’s-Hertogenbosch, Arnhem, Haarlem, Middelburg Utrecht en Groningen. [4] Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de beslistermijn bij WBV 2022/22 rechtsgeldig met negen maanden verlengd. Dit betekent dat eiseres haar ingebrekestelling te vroeg, voor het verstrijken van de beslistermijn, heeft verstuurd. Op basis van een premature ingebrekestelling kan geen beroep vanwege het niet tijdig beslissen worden ingediend. [5]
Conclusie
7. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Hetgeen eiseres voor het overige nog heeft aangevoerd behoeft daarom geen bespreking meer. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr.J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Een aanvraag als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Zie de artikelen 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en 6:12, eerste en tweede lid, van de Awb.
3.Houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000, (Stcrt. 2022, nr. 25775).
4.Uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 23 november 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:12636); uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 23 december 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:14087); uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 3 maart 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:2532); uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 21 maart 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:3701); uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 24 maart 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:4223) en uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen van 26 april 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:6050).
5.Niet wordt dan voldaan aan artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb.