ECLI:NL:RBDHA:2023:10517
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag door prematuur ingediende ingebrekestelling
In deze zaak heeft eiseres, een asielzoekster, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar asielaanvraag van 28 mei 2022. Eiseres heeft op 21 december 2022 een ingebrekestelling verzonden, omdat er geen besluit was genomen binnen de wettelijk voorgeschreven termijn. De staatssecretaris heeft echter aangevoerd dat de beslistermijn op grond van WBV 2022/22 met negen maanden was verlengd, waardoor de ingebrekestelling prematuur was.
De rechtbank heeft op 15 juni 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel eiseres als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank overweegt dat, volgens de Vreemdelingenwet 2000, de staatssecretaris binnen zes maanden na ontvangst van de asielaanvraag een besluit moet nemen, maar dat deze termijn kan worden verlengd in geval van een aanzienlijke verhoging van de asielinstroom. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de beslistermijn rechtsgeldig heeft verlengd en dat de ingebrekestelling van eiseres te vroeg is ingediend.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiseres niet-ontvankelijk, omdat de ingebrekestelling niet op de juiste wijze is ingediend. De rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, en is openbaar gemaakt. Eiseres kan binnen vier weken na bekendmaking van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.