In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 19 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de berekeningsmethode van de woonkostentoeslag. Eiseres, namens de erven van wijlen [A], heeft beroep ingesteld tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn. Het primaire besluit I van 6 december 2019 kende bijzondere bijstand toe in de vorm van een woonkostentoeslag van € 116,- per maand, maar dit werd herzien in het correctiebesluit van 30 maart 2020, waarbij hogere bedragen werden toegekend voor verschillende periodes. Eiseres betwistte de berekeningsmethode die verweerder hanteerde, waarbij 60% van de all-in-huur als kale huur werd aangemerkt. Eiseres stelde dat deze methode onredelijk was en verzocht de rechtbank om het beleid buiten werking te stellen. De rechtbank oordeelde dat eiseres als erfgenaam procesbelang had en dat de berekeningsmethode consistent was toegepast door verweerder. De rechtbank verwierp de stelling van eiseres dat de kale huurprijs hoger had moeten zijn en oordeelde dat het beleid van verweerder als buitenwettelijk begunstigend beleid moest worden aangemerkt. Daarnaast werd het verzoek om vergoeding van proceskosten in de bezwaarfase afgewezen, omdat de bewindvoerder niet als derde kon worden aangemerkt. Eiseres verzocht ook om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, maar de rechtbank oordeelde dat de totale behandelingsduur van twee jaar en drie maanden gerechtvaardigd was. De beroepen werden ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.