Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 11 februari 2021, met producties 1 tot en met 15;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 12;
- het tussenvonnis van 23 maart 2022 waarbij een mondelinge behandeling is bevolen;
- de nadere producties 16 en 17 van [eiser] .
2.De feiten
computerverwerking bedrijfsadministratie
aangifte inkomstenbelasting (winstaangifte)
computerverwerking bedrijfsadministratie
btw aangiften (3e + 4e kwartaal)
aangifte inkomstenbelasting (winstaangifte)
3.Het geschil
onverhuurde staat. [gedaagde] / [eenmanszaak II] heeft niet aan deze zorgplicht voldaan. Ook heeft [gedaagde] / [eenmanszaak II] ten onrechte aan de belastingdienst doorgegeven dat de onderneming van [eiser] was gestaakt per 1 januari 2011 in plaats van per 15 november 2010. Bovendien heeft [gedaagde] / [eenmanszaak II] een onnodig risico genomen door de belastingdienst te vragen de waarde van het pand te taxeren, zonder zelf eerst een taxatie te laten uitvoeren en zonder dit met [eiser] af te stemmen.
onverhuurde staat, en dus op basis van een waarde van € 380.000 in plaats van € 300.000. Hierdoor heeft [eiser] over het jaar 2010 € 49.085 aan inkomstenbelasting moeten betalen in plaats van € 8.217, en dus (€ 49.085 -/- € 8.217 =) € 40.868 meer dan nodig was geweest. [gedaagde] moet deze schade aan [eiser] vergoeden.
tenzijblijkt dat de eigenaar op de stakingsdatum reeds wetenschap had van het feit dat er binnen afzienbare tijd een nieuwe huurder gevonden zou worden. Dit kan worden afgeleid uit Hoge Raad 23 januari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH0620 en staat ook met zoveel woorden in de brief namens de belastingadviseur aan de advocaat van [eiser] van 5 november 2015, geciteerd in onderdeel 2.12 van dit vonnis. Vaststaat immers dat [eiser] op 15 november 2010 al een huurder voor het pand had gevonden. Dus ongeacht of de huurovereenkomst op 15 november 2010 al was getekend, moet worden vastgesteld dat [eiser] reeds voor het staken van de onderneming (op 15 november 2010) wist dat [de B.V.] bereid was het pand met ingang van 1 januari 2011 te huren tegen voor hem acceptabele voorwaarden. Daarom had de stakingswinst van de onderneming van [eiser] hoe dan ook moeten worden berekend op basis van de waarde van het pand in
verhuurde staat. Het verwijt dat [eiser] hierover aan [gedaagde] heeft gemaakt, treft ook daarom geen doel.
2.228,00(2 punten × tarief IV à € 1.114,00)