In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 augustus 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Nigeriaanse vreemdeling, eiser, door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder. De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het besluit van 19 juli 2022, waarbij de maatregel van bewaring is opgelegd, ongegrond verklaard. Eiser had zich laten bijstaan door zijn gemachtigde, mr. R. Hopman, en een tolk was aanwezig via een telefonische verbinding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de bewaring, zoals door verweerder aangevoerd, niet zijn betwist door eiser. De rechtbank oordeelt dat er een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken, wat de maatregel van bewaring rechtvaardigt. Eiser voerde aan dat hij ten onrechte was gepresenteerd aan de Nigeriaanse autoriteiten terwijl zijn asielaanvraag nog in behandeling was. De rechtbank oordeelt dat deze presentatie niet aan de beoordeling van de huidige maatregel kan worden onderworpen, omdat het gaat om een nieuw besluit. Eiser heeft ook aangevoerd dat er een onjuiste grondslag was aangekruist in het proces-verbaal van gehoor, maar de rechtbank concludeert dat dit een kennelijke verschrijving betreft die eiser niet heeft benadeeld. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.