ECLI:NL:RBDHA:2022:7972
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging verblijfsrechtelijke procedures na vrijwillig vertrek met IOM
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de beëindiging van verblijfsrechtelijke procedures van eiser, die de Armeense nationaliteit bezit. Eiser had eerder een asielaanvraag ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. Dit besluit werd door de rechtbank in een eerdere uitspraak bevestigd, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep van eiser gegrond verklaard en de zaak terugverwezen naar de rechtbank.
Eiser heeft op 14 januari 2022 via de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) zijn land verlaten en is naar Armenië vertrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser de vertrekverklaring heeft ondertekend, maar hij betwistte dat hij de inhoud daarvan begreep, omdat deze niet in een voor hem begrijpelijke taal was opgesteld. De rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de verklaring onvrijwillig of zonder kennis van de inhoud heeft ondertekend.
De rechtbank concludeert dat eiser geen procesbelang meer heeft bij het beroep, aangezien hij vrijwillig is vertrokken en de openstaande verblijfsprocedures zijn beëindigd. De rechtbank verklaart het beroep daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter K.M. de Jager en openbaar gemaakt op de website van de rechtspraak.