ECLI:NL:RBDHA:2022:6765

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
09/767190-20 en 99/000506-25 (v.i.)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot 55 maanden gevangenisstraf voor deelname aan criminele organisatie en drugshandel

Op 12 juli 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezighield met de handel in harddrugs, waaronder cocaïne en heroïne. De verdachte is veroordeeld tot 55 maanden gevangenisstraf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte deel uitmaakte van een organisatie die drugs importeerde naar Nederland en deze doorverkocht. De organisatie maakte gebruik van versleutelde communicatiediensten zoals EncroChat en SkyECC. Tijdens het onderzoek zijn grote hoeveelheden contant geld en drugs aangetroffen in woningen en voertuigen van de leden van de organisatie. De rechtbank heeft uitvoerig stilgestaan bij de rechtmatigheid van de verkregen gegevens van EncroChat en SkyECC, en heeft geoordeeld dat deze gegevens rechtmatig zijn verkregen. De verdachte is schuldig bevonden aan meerdere feiten, waaronder deelname aan een criminele organisatie, handel in harddrugs, voorbereidingshandelingen voor drugssmokkel, en witwassen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de organisatie meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/767190-20 en 99/000506-25 (v.i.)
Datum uitspraak: 12 juli 2022
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
verblijfadres: [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 10 juni 2021, 14 juni 2021, 2 september 2021 (alle pro forma), 18 november 2021, 6 december 2021, 31 maart 2022 (alle regie) en 13, 14, 17, 20, 21, 23 en 27 juni 2022 (inhoudelijke behandeling) en 28 juni 2022 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mr. B. de Jonge en mr. E.J. van Drongelen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. L. de Leon naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
(Criminele organisatie)
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 9 maart 2021 te Den Haag en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of met meerdere andere (onbekend gebleven) personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van één of meer misdrij(f)(ven) als bedoeld in artikel 10 lid 3 en/of lid 4 en/of lid 5 van de Opiumwet en/of artikel 10a van de Opiumwet;
2.
(Verkoop)
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 9 maart 2021 te Den Haag en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
(Voorbereidingshandelingen)
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 9 maart 2021 te Den Haag en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van deOpiumwet, te weten het opzettelijk bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, van een (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1,
voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)
zich en/of één of meer anderen meermalen, althans eenmaal, gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen, immers heeft hij/hebben zij
- ( met gebruiker(s) van de accounts [account] en/of [account] en/of [account] en/of [account] ) inlichtingen uitgewisseld over de prijs en/of beschikbaarheid en/of samenstelling van cocaïne en/of heroïne, en/of
- ( met gebruiker(s) van de accounts [account] en/of [account] ) inlichtingen uitgewisseld over de wijze waarop cocaïne en/of heroïne vervoerd kunnen worden en/of
- ( met gebruiker(s) van account [account] ) inlichtingen uitgewisseld over de levering van 60 blokken cocaïne,
en/of
voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden voorhanden heeft/hebben gehad waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en), te weten
- een of meerdere PGP telefoon(s), en/of
- een of meerdere voertuigen met verborgen ruimte(s);
3.
(Voorbereidingshandelingen smokkel)
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 9 maart 2021 te Den Haag en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, van een (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1,
voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)
zich en/of één of meer anderen meermalen, althans eenmaal, gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen, immers heeft hij/hebben zij
- ( met de gebruiker(s) van de account(s) [account] en/of [account] ) inlichtingen uitgewisseld over het vervoeren van cocaïne vanuit het buitenland (te weten (een haven in) Colombia en/of Peru en/of Suriname;
4.
(Beslag uit voertuig)
hij op één of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 9 maart 2021 te Den Haag en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- 43 kilo cocaïne, en/of
- 17 kilo heroïne, en/of
een (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
5.
(Witwassen ivm geld in woning)
hij op of omstreeks 9 maart 2021 te Den Haag en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, een geldbedrag, te weten 18.235 euro heeft verworven, voorhanden heeft gehad, overgedragen, omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat deze voorwerpen, onmiddellijk of middellijk, afkomstig waren uit enig misdrijf;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 maart 2021 te Den Haag en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, een geldbedrag, te weten 18.235 euro voorhanden heeft gehad onmiddellijk afkomstig uit enig eigen misdrijf;
6.
(witwassen ivm chats volgens AMB.147)
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2020 tot en met 9 maart 2021 te Den Haag en/of elders in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen,
1.215.000 euro ( [gebruikersnaam 2] ) en/of 428.000 euro ( [account] ) en/of 3.050.000 euro ( [account] ), althans meerdere grote geldbedragen
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, overgedragen, omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat deze voorwerpen, onmiddellijk of middellijk, afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
7.
(Witwassen ivm geld in voertuig)
hij op of omstreeks 9 maart 2021 te Den Haag, althans in Nederland, van een geldbedrag ter grootte van 3.585.235 euro, althans enig geldbedrag, de werkelijke aard en/of de vindplaats en/of de verplaatsing heeft verhuld terwijl hij wist, althans redelijkerwijs diende te vermoeden, dat dit geldbedrag middellijk of onmiddellijk van enig misdrijf afkomstig was,
terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.

3.De geldigheid van de dagvaarding

3.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de feiten 1 en 2 betoogd dat de dagvaarding nietig verklaard dient te worden. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding nietig is voor zover het betreft ‘een haven in Colombia en/of Peru en/of Suriname’. De dagvaarding voldoet niet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het in soortgelijke zaken gebruikelijk is een periode van handel te verwijten, zonder dat overdrachten in een tenlastelegging geconcretiseerd worden. De tenlastelegging dient in samenhang met het dossier gelezen te worden. Het verwijt in onderhavige zaak is duidelijk en de dagvaarding dient geldig verklaard te worden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat de tenlastelegging een zodanige opgave van het feit dient te zijn, dat – in combinatie met het onderliggende dossier – voldoende duidelijk is waartegen de verdachte zich moet verdedigen.
Onder feit 2 op de tenlastelegging wordt de verdachte primair verweten dat hij in de periode van 1 mei 2020 tot en met 9 maart 2021 in Den Haag meermalen opzettelijk cocaïne en/of heroïne heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd. In de tekst van de tenlastelegging wordt weliswaar niet gespecificeerd om welk gewicht, gedraging of datum het telkens gaat, maar dat betekent nog niet dat het verwijt onvoldoende concreet is. Het procesdossier bevat een proces-verbaal van identificatie waarin twee accounts van een versleutelde berichtenservice aan de verdachte worden toegeschreven en twee processen-verbaal waarin een selectie van de chatberichten van deze accounts wordt weergegeven, inclusief de datum waarop deze berichten zijn verstuurd. Deze processen-verbaal maakten al bij de voorgeleiding bij de rechter-commissaris deel uit van het dossier, zodat het voor de verdachte van meet af aan duidelijk moet zijn geweest waartegen hij zich had te verweren. Dat geldt ook voor de beschuldiging onder feit 3, die eveneens gebaseerd is op berichten in het dossier die aan de verdachte worden toegeschreven. Daarmee voldoet de dagvaarding aan de eisen die daaraan worden gesteld in artikel 261 Sv. De dagvaarding is dus geldig.

4.Rechtmatigheid EncroChat-/SkyECC-gegevens

4.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gezamenlijk met de raadslieden van de overige verdachten in het onderzoek [onderzoek 1] , verweer gevoerd ten aanzien van de rechtmatigheid van het verkrijgen en gebruik van EncroChat- en SkyECC-gegevens. Dit verweer is gevoerd ter zitting en vervat in de pleitnotities van 13 en 20 juni 2022 en in de brief van de raadsman van 18 oktober 2021, die als bijlage bij de laatste pleitnotitie is gevoegd.
Volgens de verdediging is – kort samengevat – het verkrijgen en gebruik van EncroChat- en SkyECC-gegevens strijdig met het EVRM, het Handvest, het Unierecht en/of het nationale recht en daarmee onrechtmatig. Deze onrechtmatigheid dient te leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, dan wel bewijsuitsluiting van de verkregen gegevens, dan wel strafvermindering. Op specifieke standpunten van de verdediging zal hierna – voor zover van belang – nader worden ingegaan.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de verwerving van de gegevens rechtmatig heeft plaatsgevonden en dat de berichten voor het bewijs kunnen worden gebezigd. Er is dus geen sprake van een vormverzuim waarop enige consequentie dient te volgen zodat de verweren verworpen dienen te worden, aldus de officier van justitie. Daarbij heeft de officier van justitie onder meer verwezen naar overwegingen uit recente uitspraken van deze rechtbank (Rechtbank Den Haag 12 mei 2022 (onderzoek
Echinops), ECLI:NL:RBDHA:2022:4504 en 13 mei 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:4585). Op specifieke standpunten van de officier van justitie zal hierna – voor zover van belang – nader worden ingegaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
De verdenking tegen de verdachte en de andere verdachten in het onderzoek [onderzoek 1] is in belangrijke mate gebaseerd op het vermoeden dat zij gebruik hebben gemaakt van de diensten aangeboden door de bedrijven EncroChat en/of SkyECC, die hen in staat stelden versleutelde berichten te versturen en te ontvangen.
Het is niet zo dat elk van de verdachten in het onderzoek [onderzoek 1] wordt verdacht gebruik te hebben gemaakt van beide diensten: van sommige verdachten is enkel het gebruik van de diensten van SkyECC vermoed, niet die van EncroChat. Omdat alle verdachten echter ook deelneming aan een criminele organisatie is verweten (feit 1) en de verdenking is dat meerdere deelnemers aan die organisatie niet alleen gebruik maakten van de diensten van SkyECC, maar ook van die van EncroChat, zal de rechtbank bij de bespreking van het verweer zich uitlaten over de rechtmatigheid van de verkrijging en het gebruik van de gegevens van zowel EncroChat als SkyECC, ook in die gevallen waarin de verdachte zelf vermoed wordt zich alleen van SkyECC te bedienen.
De verdenking tegen de verdachte ziet op het gebruik van SkyECC.
Ter beoordeling van het verweer is het nuttig eerst het verloop van het onderzoek naar de bedrijven EncroChat en SkyECC te schetsen. Daarna zal de rechtbank inhoudelijk ingaan op de gevoerde verweren.
Feitelijke gang van zaken onderzoek EncroChat
Vanaf 2017 vond er in onder meer Frankrijk en Nederland vrijwel gelijktijdig onderzoek plaats naar EncroChat. De verdenkingen waren dat EncroChat en de daaraan gelieerde personen zich schuldig maakten aan witwassen, deelname aan een criminele organisatie en aan medeplichtigheid aan strafbare feiten die door de gebruikers van de diensten van EncroChat werden gepleegd.
In het Franse onderzoek heeft een Franse rechter, op aanvraag van het Franse Openbaar Ministerie, op 30 januari 2020 toestemming gegeven voor het gebruik van een interceptiemiddel op een server van EncroChat in Roubaix, Frankrijk. Dit middel is op 1 april 2020 ingezet. Door de inzet ervan kon in de periode van 1 april 2020 tot en met 26 juni 2020 (live) informatie van de EncroChat-telefoons worden verzameld.
Op 10 februari 2020 is het Nederlandse onderzoek genaamd
[onderzoek 2]gestart, een vervolg op een eerder onderzoek genaamd
[onderzoek 5], gericht op het bedrijf EncroChat, de daaraan gelieerde personen en de onbekende gebruikers ervan.
Voorafgaand aan de inzet van het interceptiemiddel in Frankrijk heeft het Nederlandse Openbaar Ministerie op 13 maart 2020 bij de rechter-commissaris in Rotterdam een vordering ingediend om een machtiging op grond van artikelen 126uba en 126t Sv te verkrijgen. De rechter-commissaris heeft de gevorderde machtigingen verleend op 27 maart 2020.
Op 10 april 2020, voortbouwend op overleg tussen verschillende landen om de gerezen verdenkingen verder gezamenlijk te onderzoeken, is een Joint Investigation Team (JIT) overeenkomst getekend. De Franse autoriteiten hebben – zoals reeds daarvoor was afgesproken – de door hen verzamelde gegevens, op basis van Franse strafvorderlijke bepalingen, gedeeld met de overige JIT-partners, waaronder met Nederland, ten behoeve van het onderzoek
[onderzoek 2]. Andersom is informatie die door de Nederlandse autoriteiten is verzameld ook met Frankrijk gedeeld.
Nadien heeft de officier van justitie van het onderzoek
[onderzoek 2]ex artikel 126dd Sv toestemming gegeven om de EncroChat-gegevens te verstrekken aan onderhavig onderzoek [onderzoek 1] .
Feitelijke gang van zaken onderzoek SkyECC
Vanaf 2018 vond in Frankrijk, België en Nederland onderzoek plaats naar SkyECC. Informatie verkregen door de Franse autoriteiten via een zogenaamde IP-tap is in juli 2019 op basis van het Cybercrime-verdrag met de Nederlandse autoriteiten gedeeld.
Na gezamenlijk overleg is op 13 december 2019 een JIT opgericht om de verdenkingen tegen SkyECC nader te onderzoeken. De verdenkingen waren vergelijkbaar met die jegens EncroChat.
Op 11 december 2020 is het Nederlandse onderzoek genaamd
[onderzoek 6]gestart, gericht op de onbekende gebruikers van de diensten van SkyECC. Dit onderzoek was een voortzetting van eerder onderzoek onder de naam
[onderzoek 4], aangevuld met informatie uit onderzoek
[onderzoek 7].
Het Nederlandse Openbaar Ministerie heeft bij de rechter-commissaris in Rotterdam een vordering ingediend om een machtiging op grond van artikelen 126t Sv en (later) 126uba Sv te verkrijgen. De rechter-commissaris heeft de gevorderde machtigingen verleend op 15 december 2020 respectievelijk 7 februari 2021.
Op 17 december 2020 heeft een Franse rechter in het Franse onderzoek naar SkyECC, op aanvraag van het Franse Openbaar Ministerie, toestemming gegeven voor het gebruik van een interceptiemiddel op een server van SkyECC in Frankrijk. Door de inzet van dit middel hebben de Franse autoriteiten een aantal gegevens verkregen. Die gegevens zijn gedeeld met de overige JIT-partners, waaronder met Nederland. Andersom is informatie die door de Nederlandse autoriteiten is verzameld ook – binnen het kader van het JIT – met Frankrijk gedeeld, zoals er ook technische kennis en expertise is gedeeld met betrekking tot de interceptie.
Nadien heeft de officier van justitie van het onderzoek
[onderzoek 6]ex artikel 126dd Sv toestemming gegeven om de SkyECC-gegevens te verstrekken aan onderhavig onderzoek [onderzoek 1] .
Vertrouwensbeginsel
Voor zover de verweren zien op de rechtmatigheid van de verkrijging van de EncroChat- en SkyECC-gegevens in Frankrijk, stuiten die naar het oordeel van de rechtbank af op het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
Zoals hiervoor weergegeven is het gebruikte interceptiemiddel, waarmee uiteindelijk de EncroChat-gegevens zijn verkregen, getoetst en goed bevonden door een Franse rechter, beslissend op daartoe strekkende verzoeken van het Franse Openbaar Ministerie. Deze feiten brengen de rechtbank tot de conclusie dat er sprake is van strafrechtelijke onderzoeken die onder verantwoordelijkheid van de Franse (rechterlijke) autoriteiten hebben plaatsgevonden.
Het staat niet ten toets van de Nederlandse strafrechter of in het recht van het desbetreffende land – in casu Frankrijk – al dan niet een toereikende wettelijke grondslag bestond voor de door de buitenlandse autoriteiten verrichte onderzoekshandelingen (Hoge Raad 5 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010: BL5629). Het is niet de taak van de Nederlandse strafrechter om te controleren of de wijze waarop het Franse onderzoek is uitgevoerd strookt met de daarvoor in Frankrijk geldende rechtsregels, en evenmin om te controleren of de Franse rechter de gegeven machtiging heeft kunnen verlenen.
Het betoog van de verdediging dat het vertrouwensbeginsel niet aan de orde is omdat – kort gezegd – de betrokkenheid van de Nederlandse autoriteiten bij het verkrijgen van de EncroChat- en SkyECC-gegevens van verregaande invloed is geweest en groter dan het Openbaar Ministerie heeft doen voorkomen, wordt niet gevolgd.
In het dossier bevinden zich processen-verbaal waarin uiteen is gezet hoe de communicatiediensten van EncroChat en SkyECC werkten, hoe de EncroChat- en SkyECC-gegevens door de Franse opsporingsdiensten zijn verkregen en zijn gedeeld, en hoe die gegevens uiteindelijk terecht zijn gekomen in het onderhavige onderzoek [onderzoek 1] . Ten aanzien van de SkyECC-gegevens is daarnaast nog een brief van 2 juni 2022 van het Landelijk Parket, met bijlagen aan het dossier toegevoegd, met daarin een beschrijving van het verloop van de Nederlandse strafrechtelijke onderzoeken en de internationale samenwerking met Frankrijk en België. Uit deze stukken blijkt niet van feiten of omstandigheden die de rechtbank tot het oordeel leiden dat het onderzoek naar EncroChat en SkyECC niet onder Franse verantwoordelijkheid heeft plaatsgevonden, ook niet nadat internationale samenwerking leidde tot de formatie van een JIT. Dat blijkt ook niet uit hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht. Een Nederlandse inbreng maakt niet dat de inzet van interceptiemiddelen die (deels) gebruik maken van die Nederlandse inbreng ook onder verantwoordelijkheid van Nederland heeft plaatsgevonden; het is nog steeds de Franse rechter die, op aanvraag van het Franse Openbaar Ministerie, de rechtmatigheid van de inzet van de interceptiemiddelen heeft getoetst en goed bevonden. Dat betekent dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel onverkort van toepassing is.
Dat het Openbaar Ministerie, zoals de verdediging heeft gesteld, de rechtbank moedwillig onjuist, onvolledig en in strijd met de waarheid heeft geïnformeerd over de mate van betrokkenheid van de Nederlandse opsporingsautoriteiten, is een stelling die de rechtbank niet volgt, nu daar geen concrete aanknopingspunten voor zijn. Reden om het Openbaar Ministerie op die grond niet-ontvankelijk te verklaren is er dus niet.
Equality of arms en artikel 6 EVRM
Ook slaagt het verweer niet dat het beginsel van
equality of arms, dat voortvloeit uit het in artikel 6 EVRM neergelegde recht op een eerlijk proces, zich verzet tegen strikte toepassing van het vertrouwensbeginsel. Het beginsel van
equality of armsnoopt niet tot verstrekking van stukken die zien op de verkrijging van de EncroChat- en SkyECC-gegevens in Frankrijk en de daarop volgende overdracht van die gegevens door de Franse autoriteiten aan Nederland: een andere uitleg zou het interstatelijk vertrouwensbeginsel van elke betekenis ontdoen. Het gaat er bij dit beginsel om of het gebruik van die gegevens in de onderhavige strafzaak door de verdediging toetsbaar is. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoeksdossier [onderzoek 1] daartoe alle noodzakelijke stukken bevat.
Artikel 8 EVRM
De stelling van de verdediging dat het vertrouwensbeginsel moet wijken omdat het in artikel 8 EVRM neergelegde recht op privacy is geschonden, nu er gegevens zijn onderschept van Nederlandse gebruikers, op Nederlands grondgebied, faalt. Weliswaar zijn er gegevens onderschept van telefoons die zich in Nederland bevonden, maar dat is gebeurd door het plaatsen van een ‘tool’ op die telefoons via een server die zich in Frankrijk bevond, waarna de informatie van die telefoons, via die server, naar de Franse autoriteiten werd gezonden. De gegevens zijn dus in het kader van een Frans opsporingsverzoek verkregen door – na machtiging van een Franse rechter – het plaatsen van een interceptiemiddel op een server in Frankrijk. In zoverre stuit dit verweer af op het interstatelijke vertrouwensbeginsel.
Voor zover het verweer dat artikel 8 EVRM is geschonden betrekking heeft, niet op de verkrijging en de overdracht van de gegevens in en door Frankrijk, maar op het gebruik ervan in de onderhavige strafzaak, overweegt de rechtbank als volgt. Zoals blijkt uit de overwegingen van de rechter-commissaris in de machtigingen van 27 maart 2020 respectievelijk 15 december 2020 en 7 februari 2021 is uit het onderzoek naar EncroChat en SkyECC naar voren gekomen dat een groot deel van de gebruikers deze diensten met name gebruikte voor het voorbereiden en plegen van ernstige, de rechtsorde verstorende vormen van (georganiseerde) criminaliteit, en dat de gevoerde – versleutelde – communicatie veelal betrekking had op strafbare feiten en niet of nauwelijks op het privéleven van de gebruikers. Dat betekent – en dat is ook de toets geweest die is voorafgegaan aan de afgifte van die machtigingen door de rechter-commissaris – dat de inbreuk op de privacy als relatief gering moet worden gezien. Er is daarom geen sprake van een onrechtmatige inmenging van het openbaar gezag op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte. Het verweer faalt dan ook.
Artikelen 7, 8 en 11 Handvest
Wat betreft de stelling dat het bewaren en gebruiken van de EncroChat- en SkyECC-gegevens strijdig is met de artikelen 7, 8 en 11 van het Handvest overweegt de rechtbank dat er geen sprake is van een ongerechtvaardigde inbreuk op de uitoefening van de in die artikelen genoemde rechten en vrijheden, aangezien de beperkingen voldoen aan de voorwaarden die zijn genoemd in artikel 52 van het Handvest, waarin de reikwijdte van deze rechten nader is bepaald. De rechtbank verwijst daarbij naar hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de gestelde inbreuk op artikel 8 EVRM, dat
mutatis mutandisop de door de verdediging aangehaalde artikelen uit het Handvest van toepassing is.
Unierecht
Verder is, anders dan de verdediging heeft betoogd, het bewaren en gebruiken van de EncroChat- en SkyECC-gegevens niet strijdig met het bepaalde in Richtlijn 2002/58/EG betreffende privacy en elektronische communicatie. Deze Richtlijn is alleen van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in verband met de levering van openbare elektronische-communicatiediensten over openbare communicatienetwerken in de Gemeenschap, met inbegrip van openbare communicatienetwerken die systemen voor gegevensverzameling en identificatie ondersteunen, zo volgt uit artikel 3 van de Richtlijn. Uit het dossier is naar het oordeel van de rechtbank evenwel niet gebleken dat in deze zaak bij het gebruikmaken van de toestellen van EncroChat en SkyECC en het vastleggen van gegevens op servers in Frankrijk sprake was van zodanige verwerking van persoonsgegevens. Sterker: het was juist het niet-verwerken dat de diensten van deze bedrijven zo kenmerkend maakte.
Evenmin is het gebruik van de EncroChat- en SkyECC-gegevens strijdig met het bepaalde in Richtlijn 2016/680 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen. Deze Richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en de daaronder vallende besluiten. Het is niet aannemelijk geworden dat de implementatie van deze richtlijn onjuist of onvolledig is, noch dat het verwerken van de EncroChat- en SkyECC-gegevens in strijd is met de in Nederland geïmplementeerde wetgeving.
Conclusie
Samengevat komt de rechtbank tot het oordeel dat het gevoerde verweer, strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, bewijsuitsluiting en/of strafvermindering, in al zijn onderdelen faalt. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van vormverzuimen en dat de EncroChat- en SkyECC-gegevens kunnen worden gebruikt voor het bewijs.
Gelet op deze conclusie behoeft de stelling van de verdediging dat het onderzoek
[onderzoek 2]heeft te gelden als voorbereidend onderzoek op onderzoek [onderzoek 1] , dan wel dat vormverzuimen uit onderzoek
[onderzoek 2]van bepalende invloed zijn geweest op het verloop van het onderhavige onderzoek, geen bespreking.
De rechtbank wijst ten slotte de voorwaardelijke verzoeken af om de reeds eerder ingediende en weer herhaalde onderzoekswensen, zoals die zijn geformuleerd ter zitting en neergelegd in de pleitnotitie van 13 juni 2022, toe te wijzen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het inwilligen van deze onderzoekswensen niet noodzakelijk.

5.De bewijsbeslissing

5.1
Inleiding
De zaak tegen de verdachte maakt deel uit van onderzoek [onderzoek 1] . In dit onderzoek is tegen de zeven nu vervolgde personen de verdenking gerezen dat zij zich – onder meer – hebben bezig gehouden met (internationale) handel in harddrugs en dat zij daarbij een criminele organisatie hebben gevormd. Vijf van deze zeven personen zijn broers van elkaar, die allen de achternaam [naam 1] dragen en daarom hierna met de voornaam zullen worden genoemd. De verdachte is één van deze broers.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – overeenkomstig zijn op schrift gestelde requisitoir – gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 primair, 3, 4, 5 primair, 6 en 7 ten laste gelegde feiten.
Op specifieke standpunten van de officier van justitie zal hierna – voor zover van belang – nader worden ingegaan.
5.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit ten aanzien van de onder 1, 2, 3 en 6 ten laste gelegde feiten omdat de zendmastgegevens van het bewijs dienen te worden uitgesloten. Subsidiair heeft de raadsman zich ten aanzien van deze feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de onder 4, 5 en 7 ten laste gelegde feiten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Op specifieke standpunten van de raadsman zal hierna – voor zover van belang – nader worden ingegaan.
5.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
De verdenking jegens de verdachte berust in belangrijke mate op chatberichten die aan hem worden toegeschreven. Daarom zal de rechtbank eerst de vraag beantwoorden of de verdachte de gebruiker was van de aan hem toegeschreven accounts. Vervolgens zullen de onder 2 tot en met 7 ten laste gelegde feiten worden besproken, waarbij de feiten 4 en 7 gezamenlijk aan de orde komen. Tot slot wordt een oordeel gegeven over de onder 1 ten laste gelegde deelname aan een criminele organisatie.
5.4.1
Identificatie
De verdachte wordt onder meer verweten dat hij met anderen communiceerde via de versleutelde berichtendienst SkyECC met de gebruikersnamen
[gebruikersnaam 1]en
[gebruikersnaam 2].
Bewijsmiddelen
Het procesdossier bevat ten aanzien van
[gebruikersnaam 1]het volgende.
  • Uit onderzoek is gebleken dat het IMSI-nummer [IMSI NUMMER] is gekoppeld aan de Sky-ID [gebruikersnaam 1] . Daaraan gekoppeld is onder meer de nickname ‘ [nickname] ’ en meerdere afbeeldingen van honingpotten.
  • Op 11 februari 2021 is uit de inzet van een technisch hulpmiddel (IMSI-scan) gebleken dat een telefoon gebruik makend van een SIM-kaart met het IMSI-nummer [IMSI NUMMER] aanwezig was in de woning aan de [adres 1] te Den Haag. Op het moment van de IMSI-scan kwam er een man uit de woning die instapte in een Mercedes met kenteken [kenteken 1] en wegreed. De telefoon met het IMSI-nummer [IMSI NUMMER] verplaatste zich op dat moment ook.
  • De Mercedes met kenteken [kenteken 1] staat op naam van [betrokkene 1] – de ex-vrouw van de verdachte – en op 13 november 2020 is waargenomen dat de verdachte de gebruiker was van deze auto.
  • De ex-vrouw en kinderen van de verdachte staan ingeschreven op de [adres 1] te Den Haag.
  • Uit onderzoek naar de historische gegevens van het IMSI-nummer [IMSI NUMMER] is gebleken dat dit nummer van 10 december 2020 tot en met 22 januari 2021 in gebruik was. In deze periode maakte het nummer in de nachtelijke uren 8 keer gebruik van een basisstation dat de woning aan de [adres 1] te Den Haag binnen zijn bereik heeft.
  • Uit een observatie is gebleken dat de verdachte op 2 maart 2021 van [adres 8] te Den Haag reed naar de [adres 1] . Uit de verkeersgegevens is gebleken dat de telefoon met daarin de simkaart met het IMSI-nummer [IMSI NUMMER] dezelfde reisbeweging maakt.
  • Op 2 februari 2021 stuurt [gebruikersnaam 1] het bericht: “
- Uit onderzoek is gebleken dat de verdachte gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer] . [3]
- Uit analyse van de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer] (in gebruik en aangetroffen bij de verdachte) [4] en van de telefoon met daarin de simkaart met het IMSI-nummer [IMSI NUMMER] is gebleken dat beide telefoons dagelijks dezelfde reisbewegingen maakten. [5]
- Op 9 maart 2021 is de verdachte aangehouden in de woning aan de [adres 1] . [6]
Het procesdossier bevat ten aanzien van
[gebruikersnaam 2]het volgende.
  • Uit onderzoek is gebleken dat het IMSI-nummer [IMSI nummer] is gekoppeld aan de Sky-ID [gebruikersnaam 2] . Daaraan gekoppeld is onder meer de nickname ‘ [nickname] ’ en meerdere afbeeldingen van honingpotten.
  • Uit onderzoek naar de historische gegevens van het IMSI-nummer [IMSI nummer] is gebleken dat dit nummer van 9 september 2020 tot en met 22 januari 2021 in gebruik was. In de periode van 9 september 2020 tot en met 19 december 2020 maakte het nummer in de nachtelijke uren 32 keer gebruik van een basisstation dat de woning aan de [adres 1] te Den Haag binnen zijn bereik heeft.
  • Uit onderzoek naar de historische gegevens van het IMSI-nummer [IMSI nummer] is gebleken dat in de periode van 9 september 2020 tot en met 6 oktober 2020 afwisselend gebruik werd gemaakt van basisstations in Den Haag (vrijdag tot en met zondag) en Dordrecht. Uit detentiegegevens bleek dat de verdachte van 19 augustus 2020 tot en met 6 oktober 2020 gedetineerd zat in de P.I. Dordrecht, waar hij vanaf 28 augustus 2020 ieder weekend met verlof mocht. De P.I. Dordrecht viel binnen het bereik van de in Dordrecht aangestraalde zendmast.
  • Uit de historische gegevens is gebleken dat het IMSI-nummer [IMSI nummer] vanaf 19 december 2020 een ander basisstation aanstraalt. Het vermoeden bestaat dat Sky-ID [gebruikersnaam 2] vanaf 19 december 2020 in gebruik is genomen bij een ander persoon. Op 18 december 2020 stuurt de gebruiker van Sky-ID [gebruikersnaam 2] naar een andere gebruiker: “
- Uit analyse van de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer] (in gebruik en aangetroffen bij de verdachte) [8] en van de telefoon met daarin de simkaart met het IMSI-nummer [IMSI nummer] is gebleken dat beide telefoons dagelijks dezelfde reisbewegingen maakten. Beide telefoons maken in de periode van 9 september 2020 tot en met 6 oktober 2020 ook afwisselend gebruik van basisstations in Den Haag en Dordrecht. [9]
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van deze bewijsmiddelen – in onderlinge samenhang bezien – is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de gebruiker was van de SkyECC-accounts [gebruikersnaam 1] en [gebruikersnaam 2] . De rechtbank zal daar bij de verdere bespreking en beoordeling van de ten laste gelegde feiten ook van uitgaan.
5.4.2
Feit 2 – handel in harddrugs
Onder dit feit wordt de verdachte verweten dat hij heroïne/cocaïne heeft verkocht dan wel voorbereidingshandelingen daarvoor heeft gepleegd door inlichtingen uit te wisselen en een PGP-telefoon en een auto met verborgen ruimte voorhanden te hebben.
Bewijsmiddelen
[gebruikersnaam 1] naar [account]
Op 7 februari 2021 stuurt [gebruikersnaam 1] om 14:13 uur een foto naar [account] waarop vermoedelijk een blok heroïne te zien is.
07-02-2021 14:13
[gebruikersnaam 1]
Ik heb zo donkere bro
07-02-2021 14:13
[gebruikersnaam 1]
13250
08-02-2021 17:01
[gebruikersnaam 1]
Ik heb hier nog laatste 15stb
08-02-2021 17:01
[gebruikersnaam 1]
Als ze 50st nodig hebben ga ik regelen
08-02-2021 17:03
[gebruikersnaam 1]
Ik krijg ze bro 12750 als ik half puntje kan krijgen zou top zijn 13250
08-02-2021 17:03
[gebruikersnaam 1]
Prijs 13250
Op 8 februari 2021 stuurt [gebruikersnaam 1] om 17:04 uur foto’s naar [account] waarop vermoedelijk heroïne te zien is.
08-02-2021 17:08
[gebruikersnaam 1]
Laat me weten als het vandaag kan
08-02-2021 17:08
[gebruikersnaam 1]
Dan zet ik het klaar bro
Op 1 maart 2021 stuurt [gebruikersnaam 1] om 21:33 uur foto’s naar [account] waarop vermoedelijk heroïne te zien is.
01-03-2021 22:04
[gebruikersnaam 1]
Hou het voor jezelf bro ik geef ze aan je 12750
01-03-2021 22:05
[gebruikersnaam 1]
Jij mag ze verkopen voor 13
01-03-2021 22:07
[gebruikersnaam 1]
Morgen haal ik ze op om 13:00 uur zo dan heb ik ze 14:00 uur inshalah
02-03-2021 12:33
[gebruikersnaam 1]
Over twee uurtjes heb ik die spullen in hand
[gebruikersnaam 1] naar [account]
Op 1 maart 2021 stuurt [gebruikersnaam 1] om 16:55 uur foto’s naar [account] waarop vermoedelijk heroïne te zien is.
01-03-2021 16:55
[gebruikersnaam 1]
Top materiaal bro echt sterk en pakt goed zand
01-03-2021 17:01
[gebruikersnaam 1]
Oké bro hoe veel heb je nodig ongeveer
01-03-2021 17:01
[gebruikersnaam 1]
160st totaal is er
01-03-202121:38
[gebruikersnaam 1]
Als je die 60st pakt bro kan je ze pakken 12,5 bro
01-03-2021 21:40
[gebruikersnaam 1]
Oké bro inshalah als ik ze in me hand hebt bericht ik je gelijk bro
[gebruikersnaam 1] naar [account]
01-03-2021 19:20
[gebruikersnaam 1]
Wat heb je nodig bro
01-03-2021 19:21
[gebruikersnaam 1]
Colo of bolli
01-03-2021 19:30
[gebruikersnaam 1]
Oké bro ik heb bolli voor je 27750 bro
01-03-2021 19:46
[gebruikersnaam 1]
Denk Haag ophalen bro
Op 1 maart 2021 stuurt [gebruikersnaam 1] om 19:46 uur foto’s naar [account] waarop vermoedelijk kiloblokken cocaïne te zien zijn. [10]
Groepsgesprek [gebruikersnaam 1] , [gebruikersnaam 3] , [gebruikersnaam 4]
03-11-2020 19:47
[gebruikersnaam 5]
he have here, a vessel and captine. that go to the other vessel to tank. because the vessel here is a vessel that tanks bezine to other vessel on water. then they give the coke from the
container to them to bring it on land
03-11-2020 19:49
[gebruikersnaam 5]
They say, it can also be less then 500 but max 500
03-11-2020 19:56
[gebruikersnaam 2]
[gebruikersnaam 1] naar [gebruikersnaam 6]
02-03-2021 11:38
[gebruikersnaam 1]
Ja bro ik ga met plaats auto
02-03-2021 11:39
[gebruikersnaam 1]
Oké bro ik ben daar om 13:30 zelfde plaats
02-03-2021 11:39
[gebruikersnaam 1]
Ja past bro
03-03-2021 17:41
[gebruikersnaam 1]
Ik geef hem nu stache auto
03-03-2021 17:41
[gebruikersnaam 1]
Van mij
03-03-2021 17:42
[gebruikersnaam 1]
Dan ik doe alle para daar in bro
[gebruikersnaam 2] naar [gebruikersnaam 7]
21-11-2020 11:59
[gebruikersnaam 2]
Je weet toch die grote bus van mij pakt 180st [12]
[medeverdachte 5] heeft verklaard dat de volgende in de chats gebruikte termen de volgende betekenis hebben:
  • ‘Bruin’ is heroïne;
  • ‘Stuks’ zijn kilo’s, ook wel blokken te zien op sommige foto’s in het dossier;
  • ‘Colo’ is Colombiaanse cocaïne;
  • ‘Boli’ is Boliviaanse cocaïne;
  • Met ‘28’ en ‘28,5’ wordt bedoeld de prijs van cocaïne;
  • Een ‘kwartje’ is € 250,- per blok;
  • ‘Pap’ is papier en ‘papier’ is geld.
Het oordeel van de rechtbank
Voordat de rechtbank toekomt aan een oordeel over de inhoud van de hierboven opgenomen bewijsmiddelen, zal zij eerst stilstaan bij de verklaring van [medeverdachte 5] het gevoerde verweer over de zendmastgegevens en een verzoek tot aanhouding.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [medeverdachte 5] voor het bewijs kan worden gebruikt. Geen rechtsregel verzet zich ertegen dat deze verklaring, die door hem is afgelegd in zijn eigen zaak, is gevoegd in het dossier van de verdachte (vgl. HR 6 april 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL0641). Bovendien heeft de verdediging het ondervragingsrecht kunnen uitoefenen door [medeverdachte 5] daarna als getuige te horen in de zaak van de verdachte. De rechtbank heeft ook geen enkele reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze verklaring, nu [medeverdachte 5] bij het getuigenverhoor heeft verklaard dat hij blijft bij de door hem als verdachte afgelegde verklaring.
De verdediging heeft aangevoerd dat de zendmastgegevens onrechtmatig zijn verkregen, zodat ze moeten worden uitgesloten van het bewijs. De rechtbank stelt vast de officier van justitie in overeenstemming met het Wetboek van Strafvordering op 6 oktober 2020 en 2 november 2020 de verkeersgegevens heeft gevorderd van het telefoonnummer [telefoonnummer] van de verdachte. Dit levert geen vormverzuim op. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat de officier van justitie op 2 april 2021 de verkeersgegevens heeft opgevraagd van de vier IMEI-nummers die aan de verdachte werden gekoppeld. De officier van justitie was hiertoe gelet op het inmiddels gewezen arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 2 maart 2021 (C-746/18, ECLI:EU:C:2021:152,
Prokuratuur) echter niet meer bevoegd: de rechter-commissaris had hiervoor toestemming moeten verlenen. Daarmee is het Unierecht geschonden en is dus sprake van een onherstelbaar vormverzuim. Over de ernst van het verzuim overweegt de rechtbank dat zij met de uitleg van de officier van justitie, namelijk dat de met het voornoemde arrest te wijzigen werkprocessen nog niet waren afgerond, ziet dat geen sprake is van een doelbewuste veronachtzaming van de belangen van de verdachte. Het nadeel voor de verdachte door het verzuim is naar het oordeel van de rechtbank ook beperkt. Er is geen sprake van een meer dan geringe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte; de communicatie heeft vooral betrekking op strafbaar handelen en niet zozeer op gesprekken die de persoonlijke levens van de deelnemers aan de communicatie betreffen. Met het kennisnemen van deze communicatie kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gesteld dat hiermee een min of meer compleet beeld van het privéleven van de verdachte is verkregen. Het voorgaande brengt met zich dat de rechtbank zal volstaan met de constatering dat sprake is van een vormverzuim. Zij ziet geen aanleiding voor bewijsuitsluiting. Deze conclusie geldt ook voor de feiten 1, 3 en 6.
Het verzoek om de zaak van de verdachte aan te houden in afwachting van de antwoorden van het Hof van Justitie van de Europese Unie op de prejudiciële vragen die de Hoge Raad op 5 april 2022 heeft gesteld, wijst de rechtbank af. De Hoge Raad heeft immers overwogen dat het niet nodig is om dergelijke zaken aan te houden en dat op verweren op dit punt kan worden beslist met inachtneming van het door de Hoge Raad gegeven beslissingskader (HR 5 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:475, r.o. 6.13.5).
Uit de hierboven genoemde bewijsmiddelen (de chatberichten en de door [medeverdachte 5] afgelegde verklaring over in chatberichten gebruikte woorden) blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte zich in de hierna te noemen pleegperiode heeft bezig gehouden met de handel in harddrugs. Niet alle chatberichten zien op de verkoop van drugs, want een deel van de berichten gaat over de inkoop en over het inwinnen of verstrekken van informatie over prijs, hoeveelheid en kwaliteit van de drugs. Dat daadwerkelijk sprake was van verkopen blijkt echter uit de inhoud van de chatberichten, waarin bijvoorbeeld wordt gesproken over 60 stuks en de volgende dag wordt gezegd ‘totaal 59, die hebdicap bv van mij kunnen niet tellen zo te zien bro’. [14] In de chatberichten zijn ook geen berichten te zien waaruit blijkt dat een verkoop niet doorgaat. Mede gelet op het feit dat in de Citroën Jumpy (waarover hierna meer) grote hoeveelheden geld en harddrugs zijn aangetroffen, [15] gaat de rechtbank ervan uit dat de gevoerde gesprekken daadwerkelijk hebben geleid tot de verkoop van harddrugs. Omdat de berichten die zien op inkoop van en het uitwisselen van informatie over drugs ook samenhangen met de verkoop ervan, heeft de rechtbank bij het bepalen van de pleegperiode álle chatberichten van de verdachte (en niet alleen de berichten die zien op verkoop) in aanmerking genomen. Uit de genoemde bewijsmiddelen blijkt dat het eerste bericht is verstuurd op 3 november 2020. Daarom zal de rechtbank uitgaan van een pleegperiode van 3 november 2020 tot en met 9 maart 2021.
Conclusie
Op grond van dit alles is de rechtbank van oordeel dat de verdachte meermalen harddrugs heeft verkocht. De rechtbank zal daarom het primair ten laste gelegde bewezen verklaren, met een pleegperiode vanaf 3 november 2020 tot en met 9 maart 2021.
Ten aanzien van de pleegplaats overweegt de rechtbank dat het, nu de woonplaats van de verdachte Den Haag betreft, aannemelijk is dat de berichten vanuit die plaats zijn verzonden. Nu dit niet met zekerheid is vast te stellen, zal de rechtbank als pleegplaats ‘Den Haag en/of elders in Nederland’ bewezen verklaren.
Van het medeplegen zal de rechtbank de verdachte vrijspreken, omdat de inhoud van de chatberichten er niet op wijst dat de verdachte samen met een ander verkocht.
5.4.3
Feit 3 – voorbereidingshandelingen smokkel
Bewijsmiddelen
[gebruikersnaam 1] naar [account]
25-01-2021 17:11
[gebruikersnaam 1]
Werkt die bv daar al vandaan
25-01-2021 17:11
[gebruikersnaam 1]
Ja een vriend had me gevraagd ik ga hem mailen
25-01-2021 17:11
[gebruikersnaam 1]
Is toch fruit bv toch
25-01-2021 17:48
[gebruikersnaam 1]
Kan je me zeggen bro aub uit welke haven ze vertrekken uit colo
25-01-2021 17:50
[gebruikersnaam 1]
Oké bro ja graag [16]
Groepsgesprek [gebruikersnaam 2] , [account] , [gebruikersnaam 4]
03-11-2020 19:40
[gebruikersnaam 2]
Hoi vriend hoe gaat het met je
Kijk ik heb iets moois
Ik heb en containerboot met kapitein en matroos en die vaart vanuit Colombia en Peru en Argentinië
03-11-2020 19:42
[gebruikersnaam 2]
Maar die kapitein van die boot wil alleen spullen ontvangen op water bro dan brengt hij ze naar nl
03-11-2020 19:47
[gebruikersnaam 5]
he have here, a vessel and captine. that go to the other vessel to tank. because the vessel here is a vessel that tanks bezine to other vessel on water. then they give the coke from the
container to them to bring it on land [17]
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte met zijn SkyECC-accounts [gebruikersnaam 1] en [gebruikersnaam 2] met de in de tenlastelegging genoemde personen/accounts de daar omschreven inlichtingen heeft uitgewisseld. De rechtbank begrijpt, ook gelet op de door [medeverdachte 5] afgelegde verklaring, dat de verdachte met ‘colo’ doelde op Colombia en concludeert dat beide gesprekken betrekking hebben op de invoer van harddrugs uit het buitenland.
Van het medeplegen zal de rechtbank de verdachte vrijspreken, omdat de inhoud van de chatberichten erop wijst dat de verdachte de berichten zelf uitwisselde en niet samen met een ander het account beheerde.
Als pleegperiode zal de rechtbank uitgaan van de periode van 3 november 2020 tot en met 25 januari 2021, omdat de berichten in die periode zijn verstuurd.
Ten aanzien van de pleegplaats overweegt de rechtbank dat het, nu de woonplaats van de verdachte Den Haag betreft, aannemelijk is dat de berichten vanuit die plaats zijn verzonden. Nu dit niet met zekerheid is vast te stellen, zal de rechtbank als pleegplaats ‘Den Haag en/of elders in Nederland’ bewezen verklaren.
5.4.4
Feiten 4 en 7 – voorhanden hebben harddrugs en witwassen geld in Citroën Jumpy
Bewijsmiddelen
Op 9 maart 2021 is aan de achterzijde van de woning aan de [adres 1] te Den Haag een bestelauto van het merk Citroën, type Jumpy met kenteken [kenteken 2] (hierna: de Citroën Jumpy) aangetroffen. [18] Deze Citroën Jumpy stond op naam van [betrokkene 2] . [19]
Op 2 maart 2021 werd de verdachte tijdens een observatie gezien als de bestuurder van de Citroën Jumpy. [20] Op 3 maart 2021 werd door [gebruikersnaam 1] (geïdentificeerd als de verdachte) in een gesprek dat over onder meer gaat over een stash auto, een foto gestuurd van een bestelbusje. [21] De locatie op de foto wordt door verbalisanten herkend als een parkeergelegenheid aan de achterzijde van de [adres 1] te Den Haag en het bestelbusje als een Citroën Jumpy, gelijkend op de in beslag genomen auto. [22]
In de Citroën Jumpy werd een verborgen ruimte aangetroffen. In de verborgen ruimte en in de reguliere laadruimte van de Citroën Jumpy werden bigshoppers met geld, cocaïne en heroïne en een geldtelmachine aangetroffen. [23] Het geldbedrag dat in de Citroën Jumpy werd aangetroffen betrof in totaal € 3.585.235. [24] De hoeveelheid verdovende middelen die in de Citroën Jumpy werd aangetroffen, betrof 43 kilogram cocaïne en 17 kilogram heroïne. [25]
Op meerdere hengels van tassen in de verborgen ruimte en laadruimte, op een rugtas in de verborgen ruimte en op een handschoen die onder de geldmachine is aangetroffen, is het DNA van de verdachte aangetroffen. [26]
De verdachte is op 24 februari 2020 door deze rechtbank veroordeeld voor (onder meer) witwassen in de periode van 5 maart 2019 tot en met 16 juli 2019. Deze veroordeling is onherroepelijk geworden op 11 juni 2020. [27]
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, gezien in onderlinge samenhang, is de rechtbank van oordeel dat de Citroën Jumpy toebehoorde aan de verdachte. Hij is immers als bestuurder in die auto gezien en hij stuurde via zijn SkyECC-account een foto die is genomen op de parkeerplaats achter de woning waar hij verbleef. Met het DNA van de verdachte dat is aangetroffen op een aantal goederen in die auto, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de goederen in die auto, waaronder de ten laste gelegde drugs, opzettelijk aanwezig heeft gehad (feit 4).
Ten aanzien van feit 7 overweegt de rechtbank het volgende. Dat de verdachte het geldbedrag voorhanden heeft gehad is niet ten laste gelegd, maar de rechtbank acht – gelet op het feit dat het geld is aangetroffen in een verborgen ruimte in een voertuig – wel bewezen dat de verdachte van het geldbedrag de verplaatsing heeft verhuld.
De omstandigheden waaronder het geldbedrag is aangetroffen rechtvaardigen het vermoeden dat het geldbedrag van enig misdrijf afkomstig is. De verdachte heeft hierover geen verklaring gegeven. Gelet op de inhoud van de genoemde bewijsmiddelen en het uitblijven van een aannemelijke verklaring over de herkomst van het geld, stelt de rechtbank vast dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag van enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte daarvan wetenschap had. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte € 3.585.235 heeft witgewassen. Nu de verdachte binnen vijf jaar voor de pleegdatum bij onherroepelijk geworden vonnis is veroordeeld voor een soortgelijk feit, zal de rechtbank ook dat onderdeel van de tenlastelegging bewezen verklaren.
Conclusie
Dit alles leidt tot de conclusie dat de feiten 4 en 7 bewezen worden verklaard zoals ze ten laste zijn gelegd, met uitzondering van het medeplegen. Hoewel anderen bij de Citroën Jumpy betrokken waren, blijkt uit het dossier niet dat de verdachte de drugs en het geld op 9 maart 2021 samen met een of meer ander(en) voorhanden dan wel verhuld had. Van dit onderdeel zal de rechtbank de verdachte dan ook vrijspreken.
5.4.5
Feit 5 – witwassen, bedragen in woning en fouillering
Bewijsmiddelen
Op 9 maart 2021 is in de woning aan de [adres 1] te Den Haag in een vakje boven de koelkast in de keuken een geldbedrag van € 17.585 aangetroffen. In de fouillering van de verdachte werd een bedrag van € 650 aangetroffen. [28]
In iCOV-rapportages is opgenomen dat de verdachte en zijn vrouw in de periode van 2015-2019 per jaar een gezamenlijk inkomen van minder dan € 12.000 ontvingen. [29]
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de inhoud van de reeds eerder voor het bewijs gebruikte chatberichten van de verdachte, die betrekking hebben op de handel in harddrugs, is het vermoeden gerechtvaardigd dat de in de woning en in de fouillering aangetroffen geldbedragen een criminele herkomst hebben. De verdachte en zijn ex-partner hebben geen verklaring gegeven voor de herkomst van deze bedragen. Gezien de inhoud en de context van de berichten en in aanmerking genomen het feit dat de verdachte en zijn vrouw in de afgelopen jaren gezamenlijk maximaal € 12.000 aan inkomen ontvingen, concludeert de rechtbank dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag van misdrijf afkomstig is. Omdat uit het dossier niet blijkt van welk concreet misdrijf het geldbedrag de opbrengst is, zal de rechtbank bewezen verklaren dat het afkomstig is van
enigmisdrijf.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte de in dit feit ten laste gelegde bedragen heeft witgewassen.
Van het medeplegen zal de rechtbank de verdachte vrijspreken, omdat uit het dossier niet blijkt dat de verdachte deze geldbedragen samen met een ander voorhanden had. Hoewel een groot deel van het geld is gevonden in de woning van de ex-vrouw van de verdachte, blijkt uit het dossier onvoldoende dat zij wist van dit geld en dat zij daarover kon beschikken.
5.4.6
Feit 6 – witwassen, bedragen genoemd in chats
Bewijsmiddelen
Gesprek [gebruikersnaam 2] en [gebruikersnaam 7] - € 1.215.000
2020-11-20 16:11:05
[gebruikersnaam 7]
12,150 voor jou
2020-11-20 16:11:08
[gebruikersnaam 2]
Ik pakken vandaag 100 morgen 104 goed
2020-11-20 17:24:23
[gebruikersnaam 2]
Dan ik ga nu para tellen dan morgen ik geef gelijk para
2020-11-20 17:24:41
[gebruikersnaam 2]
Ik betaal alles cache
Op 20 november 2020 om 20:53:15 uur stuurt [gebruikersnaam 2] een foto met daarop een aanzienlijke hoeveelheid contant geld.
2020-11-20 20:53:17
[gebruikersnaam 2]
Kijk bro ik tellen voor jou bro morgen
Uit bovenstaand gesprek volgt dat [gebruikersnaam 2] vermoedelijk 100 kilo heroïne tegen betaling van € 12.150 per kilo heeft afgenomen, waarvoor hij in totaal € 1.215.00 heeft betaald. [30]
De genoemde foto met de aanzienlijke hoeveelheid geld is vergeleken met het interieur van de woning van de verdachte. De politie relateert dat het aannemelijk is dat deze foto is genomen in de woning van de verdachte aan de ’ [adres 2] te Den Haag. [31]
Gesprek [gebruikersnaam 2] en [account] - € 428.000
2020-12-14 10:57:37
[account]
Ik tel hier 428
2020-12-14 10:57:37
[account]
Moment ik krijg meer
2020-12-14 10:57:38
[account]
Bro
2020-12-14 10:59:13
[gebruikersnaam 2]
502500
2020-12-14 10:59:31
[gebruikersnaam 2]
Moet je vragen bro
2020-12-14 10:59:35
[account]
Hij zegt hij gaat proberen
2020-12-14 10:59:51
[gebruikersnaam 2]
Hij heeft bro
Op 14 december 2020 stuurt [account] om 10:59:57 uur en 11:00:11 uur twee foto’s naar C01VCK met daarop stapels bankbiljetten. [32]
Gesprek [gebruikersnaam 2] en [account] - € 3.050.000
2020-12-18 13:19:30
[gebruikersnaam 2]
Net weer afgegeven 1,1
2020-12-18 13:19:41
[gebruikersnaam 2]
Totaal 2,5 bro
2020-12-18 13:27:00
[gebruikersnaam 2]
1,4 + 1,1 = 2,5 bro
2020-12-18 13:27:38
[account]
Klopt broer heb 2,5 gewoon gedaan
2020-12-18 13:30:41
[gebruikersnaam 2]
Oké dankje ik ook
Vermoedelijk wordt met 2,5 het geldbedrag € 2.500.000 bedoeld.
2020-12-18 12:48:26
[gebruikersnaam 2]
Kan je aub in Antwerpen 500000 aanpakken
2020-12-18 14:12:52
[gebruikersnaam 2]
Die man geeft vandaag 350 af
2020-12-18 14:13:03
[gebruikersnaam 2]
En morgen zo weer 300
2020-12-18 14:13:14
[gebruikersnaam 2]
In België
2020-12-18 15:45:48
[gebruikersnaam 2]
Slm bro die token voor straks om 17:00 uur bro word 550
2020-12-18 15:45:52
[gebruikersnaam 2]
550k
2020-12-18 15:46:46
[account]
Okee broer
2020-12-18 16:07:50
[account]
Laat me weten broer aub als die token betaald is
2020-12-18 16:09:53
[gebruikersnaam 2]
Ok bro
2020-12-18 16:16:51
[gebruikersnaam 2]
Is afgegeven bro 550k
In het gesprek wordt met ‘k’ vermoedelijk de geldeenheid € 1.000 bedoeld.
Op 18 december 2020 om 16:21:09 stuurt [gebruikersnaam 2] een foto van een 5 euro biljet naar [account] met daarop duidelijk zichtbaar de letters en cijfers van het biljet. In de app wordt eerder ook gesproken over een token. Een geldkoerier krijgt een token door en als de ontvanger het juiste tokennummer kan overleggen dan mag het geld worden afgegeven. Als token wordt vaak gebruik gemaakt van het unieke nummer van een bankbiljet. [33]
De verdachte is op 24 februari 2020 door deze rechtbank veroordeeld voor (onder meer) witwassen in de periode van 5 maart 2019 tot en met 16 juli 2019. Deze veroordeling is onherroepelijk geworden op 11 juni 2020. [34]
Het oordeel van de rechtbank
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte (met het door hem gebruikte SkyECC-account [gebruikersnaam 2] ) de in de chatberichten genoemde geldbedragen daadwerkelijk voorhanden heeft gehad. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is, nu de verdachte foto’s heeft gestuurd van grote hoeveelheden geld en op een van die foto’s zijn eigen woonkamer is herkend. Ten aanzien van het gesprek over € 428.000 op 14 december 2020 is de rechtbank van oordeel dat de verdachte dit bedrag als medepleger voorhanden heeft gehad, omdat [account] (geïdentificeerd als [medeverdachte 6] ) hierover rapporteert aan de verdachte, de verdachte daarover instructies heeft gegeven en die instructies ook zijn opgevolgd. Daaruit blijkt een zekere beschikkingsmacht van de verdachte over dat bedrag en de nauwe en bewuste samenwerking met de verdachte [medeverdachte 6] .
Bovendien zijn in zijn woning en in de Citroën Jumpy grote geldbedragen aangetroffen. Gelet op de inhoud van de chatberichten, die betrekking hebben op harddrugs, is het vermoeden gerechtvaardigd dat de genoemde geldbedragen een criminele herkomst hebben.
De verdachte heeft geen verklaring gegeven voor de herkomst van deze geldbedragen. Gezien de inhoud en de context van de berichten en in aanmerking genomen het feit dat de verdachte en zijn vrouw in de afgelopen jaren gezamenlijk maximaal € 12.000 per jaar aan inkomen ontvingen, concludeert de rechtbank dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag van misdrijf afkomstig is. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte de in dit feit ten laste gelegde bedragen heeft witgewassen. Uit het dossier lijkt te volgen dat de geldbedragen de opbrengst zijn van de verkoop van drugs door de verdachte, maar de rechtbank kan niet vaststellen dat dit daadwerkelijk het geval is. Daarom zal de rechtbank bewezen verklaren dat het afkomstig is van
enigmisdrijf.
Ten aanzien van de pleegplaats overweegt de rechtbank dat het, nu de woonplaats van de verdachte Den Haag betreft, aannemelijk is dat hij de bewezenverklaarde geldbedragen in die plaats voorhanden heeft gehad. Nu dit niet met zekerheid is vast te stellen, en de verdachte volgens de berichten ook in België over bedragen kon beschikken, zal de rechtbank als pleegplaats ‘Den Haag en/of elders in Nederland en/of België’ bewezen verklaren.
Nu de verdachte binnen vijf jaar voor de pleegdatum bij onherroepelijk geworden vonnis is veroordeeld voor een soortgelijk feit, zal de rechtbank ook dat onderdeel van de tenlastelegging bewezen verklaren.
5.4.7
Feit 1 – deelname criminele organisatie
Onder feit 1 is de verdachte ten laste gelegd dat hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, waarin ook de andere verdachten in het onderzoek [onderzoek 1] hebben deelgenomen, die tot doel had om strafbare feiten te plegen zoals bedoeld in artikel 10 en 10a van de Opiumwet (Ow).
Het juridisch kader van artikel 140 Sr (deelneming aan een criminele organisatie)
In zijn arrest van 5 juli 2022 heeft de Hoge Raad ten aanzien van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) het volgende overwogen (ECLI:NL:HR:2022:969, r.o. 2.4.2 - 2.4.4).
Van een ‘organisatie’ als bedoeld in artikel 140 Sr is sprake als het gaat om een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Het kan daarbij gaan om natuurlijke personen en/of rechtspersonen.
Van ‘deelneming’ aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr kan slechts dan sprake zijn als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk. Het is niet vereist dat vast komt te staan dat de betrokkene heeft samengewerkt met, of in ieder geval bekend is met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. De deelneming moet voor de betrokkene op zichzelf worden beoordeeld. Het is dus bijvoorbeeld niet van belang of andere personen meer hebben gedaan of een belangrijker rol vervulden dan de betrokkene.
Voor ‘deelneming’ in de zin van artikel 140 Sr is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. De betrokkene hoeft geen wetenschap te hebben van één of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd.
Het gaat bij het misdrijf van artikel 140 Sr niet om het daadwerkelijk gepleegd zijn van misdrijven, maar om het ‘oogmerk’ tot het plegen van misdrijven. Voor dat oogmerk kan ook het naaste doel van de organisatie volstaan. Het is niet vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is.
Het oogmerk hoeft niet in de tenlastelegging nader te zijn omschreven, maar moet uit de bewijsvoering blijken. Daarbij kan onder meer betekenis toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie al zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking – zoals dat kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie – en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
De bewijsmiddelen
In de diverse processen-verbaal van identificatie staat met betrekking tot gebruikers van SkyECC- en EncroChat-accounts:
[medeverdachte 1] gebruikte SkyECC-account [gebruikersnaam 8] ; [35]
- [medeverdachte 2] gebruikte EncroChat-accounts [gebruikersnaam 17] en [gebruikersnaam 16] en SkyECC-accounts [gebruikersnaam 9] , [gebruikersnaam 10] en [gebruikersnaam 11] ; [36]
- [medeverdachte 5] gebruikte EncroChat-accounts [naam 3] en [gebruikersnaam 15] en SkyECC-accounts [gebruikersnaam 12] en [gebruikersnaam 13] ; [37]
- [verdachte] gebruikte SkyECC-accounts [gebruikersnaam 1] en [gebruikersnaam 2] ; [38]
- [medeverdachte 4] gebruikte SkyECC-account [gebruikersnaam 14] ; [39]
- [medeverdachte 6] gebruikte EncroChat-account worthyorchid en SkyECC-account [account] ; [40]
- [medeverdachte 3] had vanaf 7 maart 2021 de telefoon voorhanden waarop het SkyECC-account [gebruikersnaam 14] stond geregistreerd. [41]
In de chatberichten van de hiervoor genoemde accounts zijn onder meer de volgende berichten aangetroffen (zakelijk weergegeven, onderstreping toegevoegd):
[naam 3]naar
[gebruikersnaam 17]op 4 april 2020:
Bro; Heb hier mooie toppers; Voor je; Colo; 27.250;[stuurt foto’s]
hier heb ik 25 st; kan genoeg erbij halen; zeg het maar; [gebruikersnaam 17] :
oke van wie zijn die; heb gehoord worden niet hard die blijft pap; [42]
-
[gebruikersnaam 15]naar
[gebruikersnaam 16]op 6 juni 2020:
Jo; Waar staat ie; Ik ga die 12 pakken[gebruikersnaam 16] :
Kom ik ben thuis; [43]
-
[gebruikersnaam 15]naar
[gebruikersnaam 16]op 7 juni 2020:
Ik krijg zo die pap van opa voor die turkse ga die even tellen; Dan breng ik die naar jou; Jo moet ik die pap nu brengen; Jo; Ben er; Moet ik deze pap aan bolle geven; [gebruikersnaam 16] :
Ja; [gebruikersnaam 15] : Oké 220 plus 80 is hier; [44]
-
[gebruikersnaam 2]naar
[account]op 27 november 2020:
Kom naar café bro; Kijk aub of niemand je volgt; [account] :
Ok bro; Ik kom eraan[ [account] stuurt een foto van een briefje met daarop vier namen en vier bedragen. De vier bedragen opgeteld geven een totaalbedrag van € 1.072.000 (€ 451.000 + € 399.000 + € 100.000 + € 122.000)]; [45]
-
[account]aan
[gebruikersnaam 11]op 8 december 2020:
Er is tp naar Griekenland; Van poes; Hij vraagt of dat voor interessant is;[gebruikersnaam 11] : Ja
; Vraag of ie een stukje verder komt in turkije; […] Oke top die ierland is intressant bro heb daar goeie klanten; [46]
[account]aan [account] op 13 december 2020:
Ja bro ik heb nog tp voor deze week uk bro laatste die nog gaat ik wilde sturen maar ze hebben mij nog geen pap gestuurd; Ja broer welke; Poeder of blok; Oké wacht ik geef je zijn mail van sky kan je gelijk met hem mailen en groepchat maken tussen hun; ECC ID:[gebruikersnaam 14]; [47]
-
[account]aan
[gebruikersnaam 2]op 14 december 2020:
Ik tel hier 428; moment ik krijg meer; bro;[gebruikersnaam 2]:
502500; moet je vragen bro;[account]:
hij zegt hij gaat proberen; bro;[gebruikersnaam 2];
hij heeft bro; [
[account]stuurt foto met geld]; [48]
[gebruikersnaam 8]naar [account] op 4 januari 2021:
Heb hier laatste 25 nog zozegt me broer; Ok?[stuurt foto van blok met wit poeder]; [49]
[gebruikersnaam 1]naar
[account]op 9 januari 2021:
Je kan ze geven28750zo geven;
[account]naar [account] op 9 januari 2021:
Voor jou geef ik28750bro maar moet je niemand zeggen omdat ik de meest geef 29.5 maar nie; [account] :
ja goed broer; nee niemand broer ik praat niet; [50]
[gebruikersnaam 1]naar
[account]op 10 januari 2021:
Dan stuur ik boforma langs je dan rijd hij gelijk naar Rotterdam[account]:
hoeveel moet ik hem geven; stuur hem[gebruikersnaam 1]:
alles; behalve 200tjes;
[account]:
oke stuur hem[gebruikersnaam 1]:
oke laat me weten hoe veel daar is aub; [51]
[account]naar
[account]op 11 januari 2021:
Heb je foto van die donkere korrels;
[account]:
ja bro; [52]
[gebruikersnaam 8]naar [account] op 7 februari 2021:
Broerme broer vraagt mij 13en moet halve puntje of kwartje krijgen broer ligt eraan hoeveel mensen nemen; Dus kijk maar ik moet eten broer ga niet voor niks rennen kwartje wil ik eten endan moet ik me broer morgen vragenoké dan laat ik je weten oké morgen oké; [53]
[gebruikersnaam 8]naar [account] op 10 februari 2021:
Er is 2000 binnen gekomen; Donkere en lichte; Oké dan weet jij dat ook broer; Oké kijk of je aan mij voor 12 kan gevendan zeg ik me broer dat hij liever via jou pakt; Oké;Dan pakt hij veel;
[…]Die prijs krijgt me broer albroer kijk als daar wat andere prijs is laat me weten broer; Broer kijkals ze aan me broer voor 12 geven pakt hij veel oke [54]
[gebruikersnaam 1]naar
[account]op 7 februari 2021: [stuurt foto met bruine blokken met opdruk ROSE]
Ik heb zo donkere bro; 13250; [55]
[gebruikersnaam 8]naar
[account]op 17 februari 2021: Is
goed bro voor hoeveel krijg jij ze dan a homo?; Luisteren dan gaan we morgen zeggen 26,5; Dan kunnen we kwartje pakken toch; [56]
[gebruikersnaam 1]naar
[account]op 1 maart 2021:
Hoi bro slm; Ik stuur je foto;[stuurt foto met plastic zak met bruine inhoud]
Bid ze 13 aan bro; Daar zit je brood aan;Jij mag ze verkopen voor 13; 250 per st is je winst; kan je nieuwe tv kopen; [57]
-
[gebruikersnaam 10]naar [account] op 16 juni 2020:
Broer luister heb ie tp klaar staan om spullen op te halen in Griekenland; En hoelang kan tp daar zijn; Kan ie dan tp regelen; donderdag of vrijdag; Ja blokken; Ja maar kan je tp regelen komende donderdag of vrijdag; Oké; 1000; Nee bromijn broertje is daar aldeze keer. [58]
In de chatberichten die worden toegeschreven aan [medeverdachte 2] [59] en [verdachte] [60] wordt gesproken over ‘tp’, ‘transport’, ‘UK’, ‘Colombia’, ‘Peru’, ‘Suriname’, ‘Argentinië’, ‘Maersk’, ‘CMA’, ‘kapitein’, ‘matroos’, ‘havens’ en ‘containers’.
Bij de aanhouding van de verdachten en tijdens het daarop volgende onderzoek is onder meer het volgende aangetroffen:
In een
BMW X Reihemet kenteken [kenteken 3] (hierna: de BMW) bij de woning van [medeverdachte 2] : 110 kg cocaïne, 64,5 kg heroïne en een bedrag van € 481.650; [61]
- In een
Citroën Jumpymet kenteken [kenteken 2] (hierna: de Citroën Jumpy) achter de woning waar [verdachte] verbleef: circa 43 kg cocaïne en 17 kg heroïne, een geldtelmachine, en een bedrag van € 3.585.235; [62]
- In de woning
[adres 3]in Den Haag: bakken met poederresten, 25 liter geelbruine vloeistof, 4kg crème poeder, een vacuüm sealmachine met mallen, een stalen persframe met krik, 10 persplaten met logo’s (o.a. Audi en Anker), een persmal met poederresten, verpakkingsmiddelen, vloeipapier, 40 rollen tape, een zak met 1000 elastiekjes, weegschalen, mixers, een kartelmes en zeven jerrycans met Aceton; [63]
- In de woning
[adres 4]in Den Haag, het BRP-adres van [medeverdachte 1] en waar [medeverdachte 3] tijdelijk verbleef: meer dan 150 frisdrankblikjes en een kuip met daarin opgedroogde gipsachtige mortel; [64]
- In de woning
[adres 5]in Den Haag, het woonadres van [medeverdachte 4] : een bedrag van € 3.900, een centrifuge, 32 flessen met ammoniak, meer dan 25 kg aan versnijdingsmiddelen, en zeven geprepareerde frisdrankblikjes; [65]
- In de woning
[adres 1]te Den Haag, het verblijfadres van [verdachte] : een geldbedrag van € 18.250; [66]
- In de woning
[adres 6], het woonadres van [medeverdachte 2] : een geldbedrag van € 135.000; [67]
- In de woning
[adres 7], het woonadres van [medeverdachte 5] : een geldbedrag van in totaal € 3.975. [68]
Op verschillende plekken is het DNA aangetroffen van verdachten uit het onderzoek [onderzoek 1] :
In de BMW is het DNA van [medeverdachte 6] aangetroffen op een boodschappentas Dirk, waarin blokken met cocaïne zaten; [69]
- In de BMW is verder het DNA van [medeverdachte 2] aangetroffen op de Adidas rugzak waarin het geldbedrag van € 481.650 zat en is een vingerafdruk van [medeverdachte 2] aangetroffen op een boodschappentas Lidl, waarin blokken met cocaïne zaten; [70]
- In de Citroën Jumpy is op twaalf verschillende plekken (waaronder op de boodschappentassen met geld, de rugzak en de handschoen onder de geldtelmachine) het DNA van [verdachte] aangetroffen; [71]
- In de woning [adres 3] Den Haag is het DNA van [medeverdachte 3] aangetroffen op een rietje van een pakje Capri Sun op de salontafel in de woonkamer en het DNA van [medeverdachte 2] op de binnenzijde van een handschoen uit een boodschappentas. [72]
Ter terechtzitting heeft [medeverdachte 5] op vragen van zijn raadsman, de rechtbank en de officier van justitie – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard: [73]
  • met
  • hij wilde iets verdienen met de in- en verkoop van harddrugs;
  • hij werd benaderd om transport te zoeken voor harddrugs van een ander en heeft daarvoor een van zijn broers benaderd;
  • om drugs aan anderen te kunnen leveren zocht hij contact met een van zijn broers, waarna hij het antwoord doorgaf aan zijn contact;
  • hij kon niet zelf de prijs bepalen waarvoor hij drugs aan anderen verkocht, dit diende hij eerst aan een van zijn broers te vragen.
Het adres [adres 4] in Den Haag is het BRP-adres van [medeverdachte 1] . Hij verhuurde de woning aan [medeverdachte 3] . Het adres wordt regelmatig genoemd in de chatberichten van de hierboven genoemde accounts, om elkaar te ontmoeten of geld af te leveren. Foto’s van het interieur van deze woning zijn verstuurd door [gebruikersnaam 16] @encrochat.com ( [medeverdachte 2] ) en [gebruikersnaam 18] @encrochat.com ( [medeverdachte 5] ), waarbij ook een grote hoeveelheid geld en een geldtelmachine te zien zijn. [74] In de woning is een geldtelmachine aangetroffen. [75] Uit observaties blijkt dat [medeverdachte 5] [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 6] in de periode december 2020 en januari 2021 ook bij deze woning zijn gezien. [76] Op 8 februari 2021 stuurde [gebruikersnaam 8] naar [account] :
Broer als je wilt kan je komen halen zijn 1250 blokken […] Kom waar je altijd naar soma komt. [77] Getuige [getuige] heeft verklaard dat het Marokkaanse neefje van de onderbuurman van nummer 71 (deze buurman heette [medeverdachte 1] en wordt ook ‘lange’ genoemd) in de woning [adres 3] heeft gelogeerd. Hij verklaarde dat 'Soma', wiens echte naam [medeverdachte 3] is, ook op nummer 71 woonde. [78] In de chatberichten van de genoemde accounts wordt ‘soma’ vele malen genoemd. [79]
Ten aanzien van de stempels/opdrukken op de aangetroffen drugs is het volgende geverbaliseerd.
In de telefoon van [medeverdachte 3] zijn Telegramberichten van 7 maart 2021 gevonden over ‘have you seen ICON’. SkyECC-account [account] ( [medeverdachte 2] ) verstuurde op 7 en 8 maart 2021 foto’s van blokken ICON. SkyECC-account [gebruikersnaam 8] ( [medeverdachte 1] ) verstuurde op 8 maart een foto van een blok ICON met groen verpakkingsmateriaal. [medeverdachte 1] verstuurt dezelfde foto die [medeverdachte 2] eerder stuurde, en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] sturen een foto door die eerder door [verdachte] is gestuurd. [80]
- In de BMW van [medeverdachte 2] (op naam van [medeverdachte 3] ) is op 9 maart 2021 een groot aantal groene ICON blokken gevonden, totaal 110 kg. [81]
- In de Citroën Jumpy van [verdachte] zijn 43 blokken cocaïne aangetroffen, waaronder een aantal groene pakketten met de opdruk ICON, een aantal zilveren pakketten met de opdruk "Mercedes-Benz" en een aantal donker gekleurde pakketten met de opdruk van een "anker". [82]
[gebruikersnaam 11] ( [medeverdachte 2] ) stuurde op 24 februari 2021 naar [account] :
Slm bro als je echt haast hebt kan ik je 7 geven die zijn kant en klaar maar wollah zitten 200 erin ik wilde ze ook sturen als je haast heb geef ik je dielaat ik gelijk maken is ankerbr. [83]
- In de woning [adres 3] werden persplaten met logo’s van Audi en Anker en een boodschappentas met vellen A4 aangetroffen met daarop logo’s van Audi en van een anker. [84]
- In chats van [account] (geïdentificeerd als [medeverdachte 6] ) werden op 2 maart 2021 afbeeldingen van (vermoedelijk) blokken cocaïne met stempels AUDI en Mercedes gestuurd en de tekst: 'Ja deze is garantie bro' (...) 'Zijn toppers bro'. [85]
i. In de BMW, de Citroën Jumpy en een VW Up met kenteken [kenteken 4] (hierna: de VW Up) op naam van [medeverdachte 1] zijn professioneel ingebouwde verborgen ruimtes aangetroffen. [86] De verborgen ruimtes in de Citroën Jumpy en de VW Up waren te openen door middel van een afstandsbediening. In de verborgen ruimtes van de BMW en de Citroën Jumpy zijn – zoals hiervoor al werd vermeld – grote hoeveelheden harddrugs aangetroffen. In verschillende chatberichten van [gebruikersnaam 1] ( [verdachte] ) wordt gesproken over ‘de plaats auto’ en de ‘stash auto’, waarbij ook een foto is verstuurd van een auto die is herkend als de Citroën Jumpy. [87] In chatberichten tussen [gebruikersnaam 17] ( [medeverdachte 2] ) en finickyhippo (door [gebruikersnaam 17] opgeslagen als ‘stashauto’) informeert [gebruikersnaam 17] naar de mogelijkheden ten aanzien van auto’s met verborgen ruimtes en hoe groot die ruimtes dan zijn. [88] [gebruikersnaam 19] ( [medeverdachte 6] ) biedt transport aan voor Duitsland, Frankrijk, Denemarken, Zweden, Spanje: ‘ik heb met vrachtwagen en stash’. [89]
De verdachten (met uitzondering van [verdachte] ) hebben in de periode van juni 2019 tot februari 2020 samen gereisd in verschillende combinaties: [medeverdachte 3] & [medeverdachte 1] (Marokko), [medeverdachte 3] & [medeverdachte 6] (Alicante), [medeverdachte 5] & [medeverdachte 4] & [medeverdachte 3] (Marokko), [medeverdachte 5] & [medeverdachte 3] (Londen, Malaga en Marokko). Enkele verdachten zijn daarnaast ook individueel naar het buitenland gereisd, met bestemmingen Alicante, Malaga, Marokko en Athene. [90]
In de telefoons van sommige verdachten zijn foto’s van de overige verdachten aangetroffen, genomen op verschillende locaties en in wisselende samenstellingen. [91]
In augustus 2019 zijn gesprekken opgenomen die zijn gevoerd tussen [verdachte] en [medeverdachte 6] toen [verdachte] gedetineerd zat in Alphen aan den Rijn. In de uitwerking van die gesprekken is te lezen dat tikgeluiden hoorbaar waren, die waarschijnlijk werden veroorzaakt door henzelf om het opnemen van de gesprekken te verstoren. In de gesprekken gaat het onder meer over opdrachten die [medeverdachte 6] krijgt om ‘een bak’ weg te halen (waarmee boetes worden gemaakt), wordt gesproken over ‘ [naam 2] ’ en ‘die Somaliër’ en ‘ [naam 3] ’, geeft [verdachte] de instructie ‘Leg/geef/lever hem 2 kilo’ en wordt gesproken over een bak die [medeverdachte 6] gaat wegbrengen, waarbij [verdachte] uitleg geeft over een afstandsbediening. [92]
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de hierboven genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Alle verdachten zijn geïdentificeerd als gebruiker van één of meer accounts van de versleutelde berichtendiensten EncroChat en/of SkyECC, behalve [medeverdachte 3] die alleen een SkyECC-telefoon voorhanden had. Via die accounts hadden de verdachten contact met elkaar en met derden over de aankoop, de verkoop, de prijzen en het vervoer van heroïne en cocaïne. Uit de berichten blijkt dat de verdachten onderling en met derden harddrugs verhandelden, dat zij grote geldbedragen beschikbaar hadden en ook aan elkaar overhandigden en dat gesproken werd over vervoer van drugs via transportlijnen uit onder andere Zuid-Amerika.
Bij doorzoeking van de woningen en voertuigen van de verdachten zijn op meerdere plekken grote hoeveelheden harddrugs, drugsgerelateerde goederen en grote geldbedragen aangetroffen. Dit betreft met name de voertuigen die zijn aangetroffen bij de woningen van [verdachte] en [medeverdachte 2] en de woning van [medeverdachte 2] . In de woning [adres 3] in Den Haag, gelinkt aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] , en in de woning van [medeverdachte 4] zijn veel drugsgerelateerde goederen aangetroffen, die erop duiden dat deze woningen zijn gebruikt als productielocatie van harddrugs. Zo zijn persplaten aangetroffen met logo’s (Audi en Anker) die ook op een aantal cocaïneblokken zaten die zijn gevonden in de genoemde voertuigen. In de BMW, de Citroën Jumpy en de woning [adres 3] zijn DNA-sporen en vingerafdrukken van diverse verdachten gevonden. Verder zijn in drie voertuigen professioneel ingebouwde verborgen ruimtes gevonden, terwijl daarover ook in de chatberichten werd gesproken.
De verdachten konden bovendien tegelijkertijd beschikken over blokken cocaïne met de opdruk ICON. Zo werden op 7 en 8 maart 2021 foto’s rondgestuurd, eerst door [verdachte] en [medeverdachte 2] en vervolgens ook door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] waarbij deze blokken te koop werden aangeboden aan anderen. Op 9 maart 2021 werden in voertuigen van [verdachte] en [medeverdachte 2] vele blokken cocaïne met opdruk ICON aangetroffen. Dit duidt op een gestructureerde samenwerking met betrekking tot de aankoop, het voorhanden hebben en de handel in cocaïne.
De woning [adres 4] was – zo blijkt uit de chatberichten en observaties – een ontmoetingsplek voor de verdachten en hun contacten en werd gebruikt om drugs en geld op te halen of te brengen. Ook werden daar mogelijk frisdrankblikjes geprepareerd, zodat daarin drugs zouden kunnen worden verborgen. In de woning van [medeverdachte 4] werden soortgelijke blikjes aangetroffen, welke blikjes daadwerkelijk waren geprepareerd. De verdachten ontmoetten elkaar ook op andere locaties en reisden (in wisselende samenstellingen) gezamenlijk naar het buitenland. In de telefoons van enkele verdachten zijn foto’s aangetroffen waarop andere verdachten uit dit onderzoek te zien zijn. Dit alles laat zien dat de verdachten nauw bij elkaar waren betrokken.
Uit het procesdossier blijkt dat in de samenwerking tussen de verdachten een zekere rolverdeling is aan te wijzen. Met de voorbereiding van invoer van harddrugs vanuit het buitenland naar Europa hielden met name [verdachte] en [medeverdachte 2] zich bezig, zo blijkt uit hun chatberichten. Bij deze twee verdachten zijn ook de grote hoeveelheden drugs en geld aangetroffen. De aansturende rol van [verdachte] blijkt ook uit de gesprekken uit 2019 die in de gevangenis zijn opgenomen, waarin het lijkt te gaan over [medeverdachte 5] en over een auto met stashruimte. De drugs werd binnen Europa en in Nederland met name verhandeld door [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] . Daarbij is te zien dat zij drugs te koop aanbieden of door anderen worden gevraagd om drugs te regelen. In deze berichten valt op dat zij de verkoopprijzen eerst moeten afstemmen, zoals ook uit de verklaring van [medeverdachte 5] ter terechtzitting blijkt. [medeverdachte 4] is betrokken geweest bij meer uitvoerend werk (bij hem zijn goederen aangetroffen voor het wassen en versnijden van drugs). Hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de blokken ICON laat zien dat de drugs eerst beschikbaar was voor [verdachte] en [medeverdachte 2] en dat [medeverdachte 5] [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] deze drugs aan derden te koop hebben aangeboden, terwijl ze de drugs niet zelf voorhanden hadden. [medeverdachte 1] heeft niet alleen berichten gestuurd over de verkoop van drugs, maar bezat ook een auto met stashruimte en heeft zijn woning ter beschikking gesteld. [medeverdachte 3] was de loopjongen van de andere verdachten, die meeging op korte reisjes naar het buitenland en – zo blijkt uit de berichten – koeriersdiensten verrichte als er drugs of geld vervoerd moest worden. Hij woonde bovendien in de woning die door de andere verdachten werd gebruikt.
De rechtbank is op grond van dit alles van oordeel dat tussen de verdachte en de andere verdachten in het onderzoek [onderzoek 1] een zodanig duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband bestond, dat gesproken kan worden over een criminele organisatie. Het oogmerk van deze organisatie was – zo blijkt uit de chatberichten en de aangetroffen goederen – de invoer van en de handel in cocaïne en heroïne dan wel het voorbereiden of bevorderen daarvan. Uit de chatberichten en de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen blijkt ten aanzien van de verdachte dat hij zich ook bewust was van het doel van de organisatie en de door hem daaraan geleverde bijdrage.
Ten aanzien van de pleegperiode zal de rechtbank aansluiting zoeken bij het vroegst aanwijsbare moment waarop de verdachte bij de organisatie betrokken was. Uit de chatberichten blijkt een onderlinge samenwerking die teruggaat tot in elk geval april 2020. In de opgenomen gesprekken tussen [verdachte] en [medeverdachte 6] uit augustus 2019 wordt echter ook al gesproken over ‘ [naam 2] ’ en ‘ [naam 3] ’ (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 5] ), een auto met afstandsbediening en over ‘geef hem 2 kilo’. Dit zijn elementen die behoren tot de kern van hetgeen is overwogen over de onderlinge samenwerking tussen de verdachten. Verder blijkt dat enkele verdachten al sinds november 2019 in wisselende samenstellingen naar het buitenland zijn gevlogen. Daarom zal de rechtbank in de zaken van [verdachte] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] uitgaan van een pleegperiode vanaf 1 augustus 2019, in de zaken van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] vanaf 19 november 2019 (de datum waarop zij samen naar Batouta zijn gevlogen), in de zaak van [medeverdachte 2] vanaf 4 april 2020 (de datum waarop hij contact had met [medeverdachte 5] via EncroChat) en in de zaak van [medeverdachte 4] vanaf 20 november 2020 (de dag waarop hij met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] naar Batouta is gevlogen). In alle zaken loopt de bewezenverklaring tot 9 maart 2021, de dag waarop de verdachten zijn aangehouden, omdat het dossier geen aanwijzingen bevat dat de criminele organisatie voor die datum is opgehouden te bestaan. Ten aanzien van de pleegplaats overweegt de rechtbank dat het, nu de woonplaats van de verdachte Den Haag betreft, aannemelijk is dat het deelnemen door de verdachte vanuit Den Haag heeft plaatsgevonden. Nu dit niet met zekerheid is vast te stellen, zal de rechtbank als pleegplaats ‘Den Haag en/of elders in Nederland’ bewezen verklaren.
Conclusie
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – onder feit 1 bewezen verklaren dat de verdachte gedurende de periode 1 augustus 2019 tot en met 9 maart 2021 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, bestaande uit de op de dagvaarding genoemde personen, die tot doel had het plegen van misdrijven als bedoeld in de artikelen 10, derde, vierde en vijfde lid, en 10a van de Opiumwet.
5.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij in de periode van 1 augustus 2019 tot en met 9 maart 2021 te Den Haag en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of
[medeverdachte 5]en/of [medeverdachte 6] en/of met meerdere andere (onbekend gebleven) personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 lid 3 en/of lid 4 en/of lid 5 van de Opiumwet en/of artikel 10a van de Opiumwet;
2.
hij in de periode van 3 november 2020 tot en met 9 maart 2021 te Den Haag en/of elders in Nederland, opzettelijk heeft verkocht hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
3.
hij in de periode van 3 november 2020 tot en met 9 maart 2021 te Den Haag en/of elders in Nederland, (telkens) om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne zijnde cocaïne (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)
eenander inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, immers heeft hij (met de gebruikers van de accounts [account] en [account] ) inlichtingen uitgewisseld over het vervoeren van cocaïne vanuit het buitenland (te weten Colombia en/of Peru en/of Suriname);
4.
hij op 9 maart 2021 te Den Haag opzettelijk aanwezig heeft gehad 43 kilo cocaïne en 17 kilo heroïne zijnde cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
5.
hij op 9 maart 2021 te Den Haag een geldbedrag, te weten 18.235 euro, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat
ditvoorwerp, onmiddellijk of middellijk, afkomstig
wasuit enig misdrijf;
6.
hij in de periode van 20 november 2020 tot en met 18 december 2020 te Den Haag en/of elders in Nederland en/of België,
  • tezamen en in vereniging met
  • 1.215.000 euro ( [gebruikersnaam 2] ) en 3.050.000 euro ( [account] ) voorhanden heeft gehad,
terwijl hij wist dat deze voorwerpen, onmiddellijk of middellijk, afkomstig waren uit enig misdrijf, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
7.
hij op 9 maart 2021 te Den Haag van een geldbedrag ter grootte van 3.585.235 euro, de verplaatsing heeft verhuld terwijl hij wist dat dit geldbedrag middellijk of onmiddellijk van enig misdrijf afkomstig was, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

6.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

7.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

8.De strafoplegging

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte, rekening houdend met de hem eerder opgelegde straffen die op grond van artikel 63 Sr leiden tot een verlaagd strafplafond, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 55 maanden en een geldboete van € 870.000.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het opleggen van een hoge geldboete naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geen consequentie mag zijn van het verlaagde strafplafond in verband met de toepassing van artikel 63 Sr. De onrechtmatige verkrijging en het gebruik van de SkyECC-gegevens dient te leiden tot strafvermindering.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne en heroïne en het treffen van voorbereidingshandelingen voor de smokkel van cocaïne en heroïne, uit landen als Colombia, Peru en Argentinië, en dit alles gedurende een periode van vier maanden respectievelijk tweeënhalve maand. Daarnaast heeft de verdachte 43 kilo cocaïne en 17 kilo heroïne voorhanden gehad en in totaal ruim 8 miljoen euro witgewassen. De drugs werden in kiloverpakkingen aangetroffen in big shoppers, verstopt in een verborgen laadruimte van een busje. Een aanzienlijk deel van het geld is contant – gebundeld in talloze pakketjes – bij de verdachte thuis en in diens auto aangetroffen.
De verdachte heeft daarbij deelgenomen aan een crimineel samenwerkingsverband, samen met onder andere vier broers van de verdachte en twee anderen. Uit de chats van de verdachte en van anderen is op te maken dat het crimineel samenwerkingsverband de grootschalige handel in harddrugs als oogmerk had: de uitgewisselde berichten en foto’s zijn nietsverhullend. Ze laten gesealde kiloblokken cocaïne en heroïne zien, voorzien van een stempel dat in de organisatie vaker terugkomt. De organisatie opereerde daarbij professioneel. Voor de handel in drugs en de voorbereiding van de smokkel maakten de verdachte en zijn mededaders gebruik gemaakt van PGP-telefoons, waarmee heimelijk gecommuniceerd kan worden en die vaak in het criminele circuit gebruikt worden. Uit de berichten blijkt verder dat er werd gesproken over stashlocaties en over auto’s met verborgen ruimtes, terwijl er ook daadwerkelijk drie auto’s met vakkundig aangebrachte verborgen ruimtes zijn aangetroffen. Ook werd gesproken over containers en transport over zee, en over de mogelijkheid om de drugs in havens door te voeren, soms met hulp van corrupte contacten. De verdachte vervulde binnen dat samenwerkingsverband een grote en aansturende rol en dat gedurende een aanzienlijke periode. Uit afgeluisterde gesprekken blijkt dat de verdachte al in augustus 2019, vanuit de gevangenis waar de verdachte toen vastzat voor overtreding van de Opiumwet nota bene, een van de andere verdachten in onderzoek [onderzoek 1] instructies gaf over het afleveren van kilo’s en het openen van verborgen ruimtes.
De georganiseerde handel in drugs heeft een bijzonder ontwrichtende invloed op de samenleving. Harddrugs zijn zeer verslavend en schadelijk voor de gezondheid. Bij gebruikers die daarvoor de financiën niet hebben leidt de behoefte aan drugs bovendien tot overlastgevende vermogensdelicten, zoals winkeldiefstallen en woninginbraken, om zo de verslaving te kunnen financieren.
Dat bij de handel in drugs veel geld omgaat, is niet alleen een feit van algemene bekendheid, maar blijkt ook bij dit crimineel samenwerkingsverband uit de foto’s van grote hoeveelheden contant geld en het daadwerkelijk aantreffen van miljoenen aan contant geld. Van de georganiseerde drugshandel en de miljoenen die daarmee gepaard gaan, gaat in toenemende mate een ondermijnend en corrumperend effect uit. Zo valt uit chatberichten af te leiden dat binnen het crimineel samenwerkingsverband contacten bestonden met personen in bijvoorbeeld havens die kennelijk konden zorgen voor het transport van verdovende middelen. Deze vormen van corruptie tasten het onderlinge vertrouwen binnen de samenleving in hoge mate aan en ondermijnen daarmee uiteindelijk onze democratische rechtsstaat. Dat geldt te meer als de drugshandel in een georganiseerd crimineel samenwerkingsverband wordt begaan. De structuur en duurzaamheid van een dergelijk verband, dat in dit geval professioneel opereerde en uit meerdere personen bestond, maakt de ondermijnende slagkracht groter en de bestrijding ervan moeilijker.
Vanuit het oogpunt van vergelding voor de ontwrichting waaraan de verdachte als lid van het criminele samenwerkingsverband heeft bijgedragen en ook om anderen ervan te weerhouden zich in te laten met de georganiseerde drugscriminaliteit, is de rechtbank van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 24 mei 2022.
Daaruit blijkt dat de verdachte in februari 2020 en januari 2022 is veroordeeld tot gevangenisstraffen van respectievelijk 30 en 43 maanden vanwege witwassen en Opiumwetfeiten. Artikel 63 Sr is van toepassing.
Strafvermindering vanwege vormverzuim?
Zoals hiervoor reeds is overwogen (onder 4.3) is de verkrijging en het gebruik van de EncroChat- en SkyECC-gegevens niet onrechtmatig en vormt het – anders dan de verdediging meer subsidiair heeft bepleit – geen grond voor strafvermindering.
De straf
De rechtbank is, gelet op de hoeveelheid aan bewezenverklaarde feiten en de ernst daarvan, die is gelegen in de rol van de verdachte maar ook in de grote hoeveelheden drugs en geld die bij hem zijn aangetroffen, van oordeel dat een gevangenisstraf van meerdere jaren op zijn plaats is. Dat is ook in overeenstemming met de Oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het strafmaximum in deze zaak bedraagt 10 jaren en acht maanden (128 maanden), te weten het strafmaximum van acht jaren voor een criminele organisatie met als oogmerk de (internationale) handel in harddrugs (artikel 11b Ow), vermeerderd met 1/3 (dus: twee jaren en acht maanden) vanwege de meerdaadse samenloop van de verschillende bewezenverklaarde feiten. De rechtbank is van oordeel dat een straf van deze omvang passend en geboden is.
De rechtbank heeft echter, nu artikel 63 Sr van toepassing is, rekening te houden met de eerder opgelegde straffen van respectievelijk 30 maanden en 43 maanden. Deze straffen, in totaal 73 maanden gevangenisstraf, dienen in mindering te komen op de door de rechtbank passend geachte straf van 128 maanden. De rechtbank zal daarom aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 55 maanden opleggen. Voor het opleggen van een geldboete naast deze gevangenisstraf, zoals de officier van justitie heeft gevorderd, ziet de rechtbank geen aanleiding.
Tenuitvoerlegging
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

9.De inbeslaggenomen voorwerpen

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 1, 2, 3 en 4 genoemde voorwerpen, te weten respectievelijk geldbedragen van € 3.585.235 en € 18.250, een Citroen Jumpy met het kenteken [kenteken 2] en een geldtelmachine, zullen worden verbeurdverklaard.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de in beslag genomen goederen geen standpunt ingenomen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 1, 2, 3 en 4 genoemde voorwerpen, te weten respectievelijk geldbedragen van € 3.585.235 en € 18.250, een Citroen Jumpy met het kenteken [kenteken 2] en een geldtelmachine, verbeurdverklaren.
De onder 1 en 2 genoemde geldbedragen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze geldbedragen aan de verdachte toebehoren en met betrekking tot deze geldbedragen de onder 5 (€ 18.235) en 7 (€ 3.585.235) bewezenverklaarde feiten zijn begaan.
De onder 3 genoemde Citroen Jumpy is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voertuig aan de verdachte toebehoort en met behulp van dit voertuig de onder 2, 4 en 7 bewezenverklaarde feiten zijn begaan.
De onder 4 genoemde geldtelmachine is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voorwerp aan de verdachte toebehoort en dit voorwerp is bestemd tot het begaan van de onder 2 en 7 bewezenverklaarde misdrijven.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

10.De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling

10.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de schriftelijke herroeping van de invrijheidstelling.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling op het standpunt gesteld dat deze tere compensatie kan dienen voor het strafplafond.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De schriftelijke vordering van de officier van justitie d.d. 18 maart 2021, strekt ertoe dat de rechtbank de voorwaardelijke invrijheidstelling in de zaak met parketnummer 09/767329-19 herroept wegens het niet naleven van de daaraan verbonden algemene voorwaarde, nu de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan het plegen van nieuwe strafbare feiten.
De rechtbank stelt vast dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd, zoals blijkt uit de bewezenverklaring van dit vonnis. De veroordeelde heeft dus de algemene voorwaarde die aan de voorwaardelijke invrijheidstelling is verbonden, niet nageleefd. De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen en gelasten dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat door de voorwaardelijke invrijheidsstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog geheel moet worden ondergaan.

11.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 33, 33 a, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 10, 10 a en 11b van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

12.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 primair, 3, 4, 5 primair, 6 en 7 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 5.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in de artikelen 10, derde, vierde en vijfde lid, en 10a van de Opiumwet;
ten aanzien van feit 2, primair:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om daartoe inlichtingen te verschaffen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 5, primair:
witwassen;
ten aanzien van feit 6:
medeplegen van witwassen;
en
witwassen, meermalen gepleegd,
terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de schuldige een hem wegens witwassen opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan;
ten aanzien van feit 7:
witwassen, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de schuldige een hem wegens witwassen opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
55 (vijfenvijftig) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
de inbeslaggenomen goederen
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 1, 2, 3 en 4 genoemde voorwerpen, te weten:
1. geldbedrag EUR 3.585.235;
2. geldbedrag EUR 18.250;
3. voertuig Citroen Jumpy [kenteken 2] ;
4. geldtelmachine;
de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling
wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe en gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd alsnog geheel moet worden ondergaan, te weten een gevangenisstraf voor de duur van
300 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.K. Spros, voorzitter,
mr. J. Snoeijer, rechter,
mr. B.A. Sturm, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.C. Bloem, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 juli 2022.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal ‘Onderzoek [onderzoek 1] ’, onderzoeksnummer [onderzoeksnummer] van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 1870).
2.AMB.054, p. 23-26.
3.AMB.024, p. 195-197; AMB.170, p. 576-577.
4.P.576-577, p.195-197.
5.AMB.062, p. 198-201.
6.P. 1009.
7.AMB.054, p. 27-30.
8.P.576-577, p.195-197.
9.AMB.061, p. 202-206.
10.AMB.055, p. 31-40.
11.P. 621.
12.AMB.181, p. 608-610.
13.Het proces-verbaal van de verklaring van de verdachte [medeverdachte 5] ter terechtzitting d.d. 13 juni 2022.
14.P. 760.
15.Zie de bewijsmiddelen genoemd onder 5.4.4 van dit vonnis.
16.P. 40-41.
17.P. 620-621.
18.P. 308.
19.P. 492.
20.P. 748.
21.P. 610,
22.P. 633-634.
23.P. 310; p. 502; p. 511-513.
24.P. 322.
25.P. 513, p. 1801-1804, p. 1830, p. 1833, p. 1835, p. 1837.
26.P. 921-922, p. 1680-1683.
27.Uittreksel Justitiële Documentatie ten aanzien van de verdachte van 24 mei 2022.
28.Beslagdossier [onderzoek 1] , p. 4.
29.P. 374-376, 413-415.
30.P. 518-521.
31.P. 581-582.
32.P. 523-524.
33.P. 524-525.
34.Uittreksel Justitiële Documentatie ten aanzien van de verdachte van 13 juni 2022.
35.AMB.056, (p. 135 ev).
36.AMB.010, (p. 85 ev.), AMB.008 (p. 90 ev.), AMB.196 (p.656 ev.) en AMB.231 (p. 777 ev.).
37.AMB.012 (p. 43 ev.), AMB.069 (p. 212), AMB.165 (p. 571 ev), AMB.219 (p. 729 ev.).
38.Zie de bewijsmiddelen genoemd onder 5.4.1 van dit vonnis.
39.AMB.059 (p. 150 ev.).
40.AMB.019 (p. 157 ev), AMB.088 (p. 263 ev).
41.AMB.158 (p. 551).
42.P. 100-101.
43.P. 117.
44.P. 81.
45.P. 521-522.
46.P. 795.
47.P. 152.
48.P. 523.
49.P. 145.
50.P. 471.
51.P. 471.
52.P. 471.
53.P. 145.
54.P. 147-148.
55.P. 31.
56.P. 140-141.
57.P. 35.
58.P. 778.
59.P. 102-103, 105, 111, 113-118.
60.P. 41-42, 620-624, 764-773.
61.P. 567, 596-570, 744, 1652-1656, 1805-1812, 1813-1818, 1819-1824, 1825-1828.
62.P. 308, 310, 322, 511-512, 1801-1804, 1830, 1833, 1835, 1837.
63.P. 324-327.
64.P. 194-196.
65.P. 235-236, 238-241, 584-587, 612.
66.P. 4 van het beslagdossier.
67.P. 487.
68.P. 473-486.
69.P. 921, 1653, 1677.
70.P. 935-936, 943-944, 1631, 1653, 1753.
71.Zie de bewijsmiddelen onder 5.4.4 van dit vonnis.
72.P. 815, 819, 1789-1790.
73.Het proces-verbaal van de verklaring van de verdachte [medeverdachte 5] ter terechtzitting d.d. 13 juni 2022.
74.P. 182, 191, 34-349, 669-673
75.P. 194.
76.P. 761-763.
77.P. 666.
78.P. 1318-1319.
79.Bijlage 1 bij repliek officier van justitie van 27 juni 2022.
80.P. 305, 497, 569-570, 667, 696-697, 698-699, 780-786.
81.P. 547, 1667.
82.P. 511.
83.P. 793.
84.P. 326.
85.P. 725.
86.P. 219, 226, 310, 502, 546-548.
87.P. 608-611.
88.P. 103-104.
89.P. 165-166.
90.P. 848-850.
91.P. 244-248, 288-291, 826.
92.P. 351-355.