ECLI:NL:RBDHA:2022:6583
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder geen verweerschrift heeft ingediend en heeft besloten om uitspraak te doen zonder zitting, op basis van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser heeft zijn asielaanvraag op 24 juli 2021 ingediend, en verweerder had uiterlijk op 24 januari 2022 een beslissing moeten nemen. Eiser heeft verweerder op 25 januari 2022 rechtsgeldig in gebreke gesteld, maar heeft pas op 1 april 2022 beroep ingesteld, wat kennelijk gegrond is verklaard.
De rechtbank heeft overwogen dat de beslistermijn voor de asielaanvraag zes maanden bedraagt en dat verweerder geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om deze termijn te verlengen. Eiser heeft verzocht om een termijn te stellen voor het nemen van een besluit, maar de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND is van toepassing, waardoor de rechtbank geen dwangsom kan opleggen. De rechtbank heeft echter wel bepaald dat verweerder binnen zestien weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen.
De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiser vastgesteld op € 379,50, en heeft verweerder veroordeeld in deze kosten. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.