Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juni 2022 in de zaak tussen
[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
ProcesverloopBij besluit van 14 april 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard.
.
Overwegingen
tijdenshet nader gehoor in de gelegenheid dient te worden gesteld zijn standpunten hierover kenbaar te kunnen maken. Naar het oordeel van de rechtbank is aan dit vereiste voldaan nu eiser tijdens het gehoor bescherming EU van 8 april 2022 in de gelegenheid is gesteld om zijn bezwaren naar voren te brengen voor het geval zijn aanvraag niet-ontvankelijk wordt verklaard. De rechtbank overweegt verder dat uit jurisprudentie van de Afdeling [6] blijkt dat zelfs in het geval er een eerste gehoor en een nader gehoor heeft plaatsgevonden, dit niet betekent dat verweerder zich verantwoordelijk heeft geacht voor de inhoudelijke behandeling van het asielverzoek. Deze uitspraken zien weliswaar op Dublinprocedures, maar kunnen analoog worden toegepast op eisers procedure. De rechtbank oordeelt dat de uitnodiging voor een nader gehoor verweerder niet de bevoegdheid ontneemt om te beslissen dat de aanvraag niet-ontvankelijk is. Het enkele tijdsverloop tussen het moment dat verweerder formeel op de hoogte was van het feit dat eiser bescherming geniet in Zwitserland en het gehoor bescherming EU is onvoldoende om een geslaagd beroep te kunnen doen op het vertrouwensbeginsel.