ECLI:NL:RBDHA:2022:5169

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
31 mei 2022
Zaaknummer
NL21.2362
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van eiser met Iraakse nationaliteit, herkomst ongeloofwaardig geacht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Iraakse nationaliteit, heeft op 23 augustus 2020 een asielaanvraag ingediend, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 15 februari 2021 is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 16 juli 2021 behandeld, waarbij eiser zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en eiser de gelegenheid gegeven om te reageren op vragen van de rechtbank. Eiser heeft aangevoerd dat zijn herkomst uit Tel Keef (Tel Kaif) niet ongeloofwaardig is en dat hij medische problemen heeft die zijn verklaringen beïnvloeden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris terecht de herkomst van eiser ongeloofwaardig heeft geacht, omdat eiser op meerdere vragen geen antwoord kon geven en zijn verklaringen niet consistent waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is geleverd om de woonverklaring van eiser te onderbouwen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser terecht als ongegrond heeft afgewezen. Het beroep is ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.2362

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser,

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. F.J.M. Schonkeren),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. J. van Raak).

ProcesverloopBij besluit van 15 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 16 juli 2021 op zitting behandeld in Breda. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft onderzoek gesloten.
Op 26 juli 2021 is het onderzoek heropend en is eiser in de gelegenheid gesteld om te reageren op vragen van de rechtbank, waarna verweerder in de gelegenheid is gesteld om te reageren op de antwoorden van eiser.
Op 18 augustus 2021 is een reactie ontvangen van eiser, waarna op 13 september 2021 een reactie van verweerder is ontvangen.
Partijen hebben desgevraagd ingestemd met schriftelijk afdoening van het beroep.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Iraakse nationaliteit te bezitten. Op 23 augustus 2020 heeft hij een asielaanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als ongegrond. Daarbij volgt verweerder eisers verklaringen over de identiteit, nationaliteit en etniciteit. De gestelde herkomst uit [Plaats], Irak, acht verweerder ongeloofwaardig. Omdat eiser niet wordt gevolgd in zijn verklaringen over zijn herkomst, heeft verweerder de inhoudelijke beoordeling van de problemen die zich aldaar zouden hebben plaatsgevonden achterwege gelaten.
3. Eiser voert in beroep aan dat verweerder op onzorgvuldige wijze heeft geoordeeld dat zijn herkomst uit [Plaats] ongeloofwaardig is. Eiser stelt dat verweerder eraan voorbij gaat dat hij ook juiste informatie heeft verstrekt over zijn herkomstomgeving. Eiser lijdt aan geheugenverlies en het is voor hem onmogelijk om in de algemene asielprocedure medische onderbouwing over te leggen. Verder stelt eiser dat hij inconsistente verklaringen in het gehoor tijdens datzelfde gehoor heeft gecorrigeerd.
4. Ter onderbouwing van zijn herkomst uit [Plaats] heeft eiser een woonverklaring overgelegd. Deze woonverklaring is voorgelegd aan Bureau Documenten voor onderzoek. Bij verklaring van onderzoek van 4 juni 2021 heeft Bureau Documenten geconcludeerd dat over de woonverklaring, gelet op het ontbreken van voldoende betrouwbaar vergelijkingsmateriaal, voor wat betreft de echtheid van het document geen uitspraak kan worden gedaan. Naar aanleiding van deze verklaring van onderzoek heeft verweerder bij brief van 7 juni 2021 de rechtbank medegedeeld het standpunt zoals weergegeven in het bestreden besluit te handhaven.
5. Bij brief van 18 augustus 2021 heeft eiser antwoord gegeven op vragen van de rechtbank over de woonverklaring. Uit deze antwoorden komt het volgende naar voren. De woonverklaring is op 17 februari 2021 verstrekt door de mukhtar van de gemeente waar eiser van afkomstig is. Deze woonverklaring is verstrekt op verzoek van eisers vader, waarvoor hij eerst eisers persoonsgegevens, foto en woonadres heeft moeten verstrekken. Tevens zijn twee getuigen meegegaan om de juistheid van de verstrekte gegevens te bevestigen. De getuigen zijn familieleden van eiser, namelijk twee neven van eisers moeder. Verweerder heeft op 13 september 2021 hierop gereageerd.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Herkomst uit [Plaats]), Irak
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de herkomst van eiser uit [Plaats] niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Verweerder heeft terecht gesteld dat eiser op meerdere (simpele) vragen geen antwoord heeft kunnen, zoals de vraag wat de namen zijn van zijn school en de moskee waar hij kwam. [2] Eiser kan ook niet verklaren over de naam van de meubelzaak van zijn vader. [3] Verder komt eisers verklaring dat er geen parken en misschien ook geen sportverenigingen zijn in [Plaats], [4] niet overeen met openbare informatie waaruit blijkt dat er wel degelijk een park is gevestigd in [Plaats] en ook dat er een voetbalveld is. Zoals verweerder terecht heeft opgemerkt, had het op de weg van eiser gelegen om hier correct over te verklaren, nu hij heeft aangegeven te zijn geboren en te zijn opgegroeid in [Plaats] Voor zover eiser stelt dat dit te maken heeft met zijn medische problematiek, namelijk het gestelde geheugenverlies, stelt de rechtbank vast dat eiser geen medische documenten heeft overgelegd die deze stelling onderbouwen. Verder volgt uit het FMMU [5] -rapport van 17 december 2020 dat eiser naar eigen zeggen geheugenproblematiek heeft. Dit maakt het echter niet onmogelijk voor hem om te verklaren. Eiser heeft zelf aangegeven meer bedenktijd nodig te hebben om te verklaren. Die bedenktijd heeft hij gekregen tijdens het nader gehoor, zoals blijkt uit het rapport.
7. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder met zijn reactie van 13 september 2021 een inzichtelijk en gemotiveerd standpunt heeft ingenomen over de inhoud van de woonverklaring en goed heeft uitgelegd waarom die inhoud geen aanleiding geeft om nader onderzoek te doen. [6] Eiser heeft, zoals verweerder terecht opmerkt, onvoldoende duidelijk kunnen maken hoe de woonverklaring tot stand is gebracht. Niet gebleken is dat de gegevens die voor een woonverklaring nodig zijn, ook daadwerkelijk zijn overgelegd. Verder wordt de woonverklaring, anders dan eiser stelt, in Centraal-Irak op een lokaal politiebureau aangevraagd en afgegeven door het directoraat-generaal van nationaliteit, een onderdeel van het ministerie van Binnenlandse Zaken. De mukhtar verstrekt in dit kader slechts een aanbevelingsbrief. [7]
8. Nu verweerder niet ten onrechte eisers gestelde herkomst ongeloofwaardig heeft bevonden, heeft verweerder eisers asielmotieven niet hoeven te beoordelen. [8]
Conclusie
9. Verweerder heeft eisers asielaanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Rapport nader gehoor van 9 februari 2021, p. 6 van 22.
3.Rapport nader gehoor van 9 februari 2021, p. 6 van 22.
4.Rapport nader gehoor van 9 februari 2021, p. 7 van 22.
5.Forensisch Medische Maatschappij Utrecht.
6.Vergelijk de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling)van 18 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3468 en 13 oktober 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BU1275.
7.Algemeen Ambtsbericht Irak 2019, p. 31.
8.Zie hierover ook de vaste rechtspraak van de Afdeling, bijvoorbeeld de uitspraken van 6 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:292 en 17 april 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW4349.