In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Iraakse nationaliteit, heeft op 23 augustus 2020 een asielaanvraag ingediend, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 15 februari 2021 is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 16 juli 2021 behandeld, waarbij eiser zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en eiser de gelegenheid gegeven om te reageren op vragen van de rechtbank. Eiser heeft aangevoerd dat zijn herkomst uit Tel Keef (Tel Kaif) niet ongeloofwaardig is en dat hij medische problemen heeft die zijn verklaringen beïnvloeden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris terecht de herkomst van eiser ongeloofwaardig heeft geacht, omdat eiser op meerdere vragen geen antwoord kon geven en zijn verklaringen niet consistent waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is geleverd om de woonverklaring van eiser te onderbouwen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser terecht als ongegrond heeft afgewezen. Het beroep is ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor proceskostenveroordeling.