ECLI:NL:RBDHA:2022:486

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 januari 2022
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
20_2314
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van bijzondere bijstand voor osteopathiekosten en de toepassing van het gelijkheidsbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die bijzondere bijstand voor osteopathiekosten had aangevraagd, en het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn. Eiseres had op 5 maart 2019 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van osteopathie, maar deze aanvraag werd door verweerder afgewezen. Verweerder stelde dat de kosten van osteopathie niet vergoed worden vanuit het basispakket van de zorgverzekering en dat er geen dringende redenen waren om af te wijken van deze regel. Eiseres voerde aan dat osteopathie de enige passende behandeling voor haar was en dat er sprake was van een acute noodsituatie, maar de rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat het achterwege blijven van osteopathie zou leiden tot een levensbedreigende situatie of blijvend letsel.

De rechtbank overwoog dat de wetgever bewust heeft gekozen om osteopathie niet te vergoeden en dat er geen zeer dringende redenen waren om de kosten toch te vergoeden. De rechtbank volgde het advies van de arts van Treve Advies, die had geconcludeerd dat er ook andere behandelingen mogelijk waren die vergoed werden. Eiseres had ook een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel, omdat zij in een andere gemeente wel bijzondere bijstand had gekregen voor osteopathiekosten, maar de rechtbank oordeelde dat de decentralisatie van de uitvoering van de Participatiewet ruimte biedt voor verschillende uitvoeringen door gemeenten.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/2314

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 januari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. L.A.M. van der Geld),
en

het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn, verweerder

(gemachtigde: B. Veenendaal).

Procesverloop

Bij besluit van 23 mei 2019 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand voor de kosten van osteopathie afgewezen.
Bij besluit van 27 februari 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 1 december 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft op 5 maart 2019 een aanvraag om bijzondere bijstand ingediend voor de kosten van osteopathie. Het gaat daarbij om 13 consulten per jaar met een bedrag van
€ 90,- per consult. Verweerder heeft deze aanvraag bij het primaire besluit afgewezen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar van eiseres -onder verwijzing naar het advies van een extern adviseur verbonden aan Treve advies- ongegrond verklaard. Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de wetgever bewust ervoor heeft gekozen dat de kosten van osteopathie niet uit het basispakket van de zorgverzekering worden vergoed en dat daarom voor deze kosten geen bijzondere bijstand kan worden verleend. Van dringende redenen als bedoeld in artikel 16 van de Pw op grond waarvan toch tot vergoeding moet worden overgegaan is volgens verweerder niet gebleken. De situatie van eiseres is niet zodanig dat er sprake is van een acute noodsituatie. Evenmin heeft eiseres aannemelijk gemaakt dat osteopathie in haar situatie de enige behandeling is waarbij zij baat heeft of kan hebben.
3. Eiseres voert aan dat er sprake is van dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Pw. In haar situatie is osteopathie de enige passende behandeling en daarmee is er een medische noodzaak voor die behandeling. Fysiotherapie helpt onvoldoende. Zij heeft daarbij verwezen naar de door haar in bezwaar overgelegde verklaring van haar behandelend anesthesioloog en pijnspecialist K.G. Liem van 26 september 2019. Eiseres is van mening dat er sprake van een acute noodsituatie. Haar gezondheid gaat snel achteruit nu zij geen behandeling door de osteopaat meer krijgt. Als deze situatie nog langer aanhoudt, dan ontstaat er volgens eiseres een situatie dat zij geen menswaardig bestaan meer leidt.
4.1.
Artikel 15, eerste lid, van de PW bepaalt dat geen recht op bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.
4.2.
Ingevolge artikel 16, eerste lid, van de Pw kan het college aan een persoon die geen recht op bijstand heeft, gelet op alle omstandigheden, in afwijking van deze paragraaf, bijstand verlenen indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken.
5. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 11 oktober 2011 (ECLI:NL:CRVB:2011:BT8706) wordt de Zorgverzekeringswet (Zvw) voor de kosten van (para)medische zorg in beginsel als een aan de Pw voorliggende, toereikende en passende voorziening beschouwd, zoals bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Pw.
6.1
De rechtbank stelt vast dat osteopathie niet behoort tot de zorg die op grond van het bepaalde bij of krachtens de Zvw voor vergoeding in aanmerking komt. Hiermee is een bewuste beslissing genomen over de noodzaak van het al dan niet vergoeden van de kosten van osteopathie. Het doet hierbij niet ter zake dat eiseres wel aanspraak kan maken op een gedeeltelijke vergoeding van de kosten voor osteopathie op basis van haar aanvullende zorgverzekering. De rechtbank wijst in dit verband op de uitspraak van de CRvB van
15 maart 2011 (ECLI:NL:CRVB:2011:BP8143). Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat er voor verweerder in beginsel geen ruimte is om de gevraagde bijzondere bijstand te verstrekken omdat het bepaalde in artikel 15, eerste lid, van de Pw hieraan in de weg staat.
6.2
Artikel 16, eerste lid, van Pw biedt de mogelijkheid om in afwijking van onder meer artikel 15 van de PW bijstand te verlenen indien, gelet op alle omstandigheden, zeer dringende redenen daartoe noodzaken. Daarvoor dient vast te staan dat sprake is van een acute noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden waarin betrokkene verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen. Dit blijkt uit vaste rechtspraak; zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 14 februari 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:613). Een acute noodsituatie is aan de orde als een situatie van levensbedreigende aard is of blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben.
7.1
Verweerder heeft naar aanleiding van de aanvraag van eiseres aan de arts J.M. Karsten, verbonden aan Treve Advies, verzocht om advies te brengen. In zijn advies heeft deze arts geconcludeerd dat het effect van de therapie door de osteopaat moeilijk is te objectiveren, dat de therapie niet eindig is en dat een verbetering van de sociale omstandigheden van eiseres is te verwachten. Indirect heeft de therapie daarmee een positief effect op haar pijnklachten. Er zijn volgens deze arts ook binnen de fysiotherapie behandelingen mogelijk die een zelfde doel beogen. Daarvoor biedt de zorgverzekering wel vergoedingsmogelijkheden. De arts heeft daarom geadviseerd om de kosten van de osteopaat niet te vergoeden.
7.2
Eiseres heeft de juistheid van het onderzoek door de arts Karsten betwist. Zij voert aan dat in het advies van deze arts onvoldoende rekening is gehouden met de conclusies van haar behandelend anesthesioloog Liem. In zijn verklaringen heeft de arts Liem immers vermeld dat, gezien de chroniciteit en neiging tot verslechtering, er een medische indicatie bestaat voor behandeling door een osteopaat en dat zij duidelijk baat heeft bij de behandeling. Ook heeft eiseres twijfels over de onafhankelijkheid van de arts Karsten, nu Treve Advies vaker voor verweerder rapporteert.
7.3
De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog. Volgens vaste rechtspraak (bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2015:685) mag verweerder bij zijn besluitvorming in beginsel uitgaan van de juistheid van een ingewonnen medisch advies, tenzij er concrete aanknopingspunten bestaan om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van dat advies of aan de inhoud daarvan. Degelijke twijfels heeft de rechtbank niet. Zij neemt daarbij in aanmerking dat de arts van Treve eiseres op zijn spreekuur heeft gezien en dat hij bij zijn onderzoek kennis heeft genomen van de verklaring van de behandelend osteopaat en fysiotherapeut. Ook heeft hij kennis genomen van de verklaring van de huisarts en heeft hij voorts inhoudelijk gereageerd op de verklaring van de anesthesioloog Liem.
De rechtbank is van oordeel dat noch het rapport van de arts Karsten, noch de verklaringen van de behandelend arts Liem aanknopingspunten bevatten dat in het geval van eiseres bij het achterwege blijven van osteopathie sprake zal zijn van een situatie van levensbedreigende aard of een situatie die blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben. Uit de verklaring van de osteopaat blijkt weliswaar dat eiseres baat heeft bij de behandeling, en de anesthesioloog/ pijnspecialist Liem acht behandeling door een osteopaat ook geïndiceerd, maar hieruit blijkt niet dat indien eiseres de behandeling niet vergoed krijgt er een acute noodsituatie ontstaat. Evenmin is gebleken dat in het geval van eiseres geen enkele andere behandeling positief effect kan hebben. Zo blijkt uit informatie van de fysiotherapeut dat eiseres zeker ook baat kan hebben bij fysiotherapie. Verweerder heeft dan ook concluderen dat er geen zeer dringende reden zijn om toch de kosten van osteopathie te vergoeden.
8.1
Eiseres heeft de rechtbank verzocht om een deskundige te benoemen. Zij heeft hiertoe met een beroep op het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 8 oktober 2015, ECLI:CE:ECHR:2015:1008JUD007721212, (het arrest Korošec) betoogd dat zij niet in staat is om zelf een onafhankelijke contra-expertise te bekostigen, en dat zij daarmee in haar rechtspositie is achtergesteld.
8.2
Het beroep op het arrest Korošec slaagt naar het oordeel van de rechtbank niet. Eiseres heeft in bezwaar en in beroep medische informatie in het geding gebracht, waaronder het medisch rapport van de behandelend arts Liem. Dat rapport acht de rechtbank in beginsel geschikt om de juistheid van verweerders standpunt en het daaraan ten grondslag gelegde rapport van de arts verbonden aan Treve Advies, in twijfel te trekken. Daarom is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval geen sprake van een ongelijke procespositie zodat geen aanleiding bestaat om een deskundige te benoemen.
9. Eiseres heeft voorts een beroep op het gelijkheidsbeginsel gedaan. Zij stelt dat zij in de gemeente Oss, waar zij tot voor kort woonde, wel bijzondere bijstand kreeg in de kosten van osteopathie. Dit betoog slaagt niet. De Participatiewet voorziet in een gedecentraliseerde uitvoering. De mogelijkheid van een verschillende uitvoering van de aan de colleges toekomende bevoegdheid is daarmee gegeven. Dit is in de rechtspraak al herhaaldelijk aanvaard. Bij wijze van voorbeeld wordt verwezen naar ECLI:NL:CRVB:2014:2384.
10. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht de aanvraag om bijzondere bijstand afgewezen. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van W.M. Colpa, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 januari 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.