ECLI:NL:RBDHA:2022:4235
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot herziening van besluit inzake Onvermijdelijk Verzwarende Werkomstandigheden door politieambtenaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot herziening van een eerder besluit van de korpschef van de Politie. Eiseres, een politieambtenaar, had een verzoek ingediend om terug te komen van een besluit van 16 december 2014, waarin haar aanspraak op Onvermijdelijk Verzwarende Omstandigheden (OVW-periodieken) werd afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het besluit van 16 december 2014 in rechte vaststaat, omdat eiseres daartegen geen bezwaar heeft gemaakt, aangezien zij destijds nog niet in dienst was. De rechtbank oordeelt dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn die aanleiding geven tot herziening van het besluit. Eiseres had de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen andere besluiten die haar aanspraak op OVW-periodieken hadden kunnen beïnvloeden, maar heeft dit niet gedaan.
De rechtbank heeft ook overwogen dat de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 20 augustus 2020, waarin werd geoordeeld dat aan functies als generalist en medewerker Intelligence ten onrechte minder dan 24 OVW-punten zijn toegekend, niet kan worden aangemerkt als een nieuw feit of veranderde omstandigheid. De rechtbank heeft geconcludeerd dat verweerder op goede gronden het herzieningsverzoek heeft afgewezen. Eiseres heeft geen objectieve rechtvaardiging kunnen aanvoeren voor een andere behandeling dan andere medewerkers die wel aanspraak hebben gemaakt op OVW-periodieken. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.