ECLI:NL:RBDHA:2022:3292
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- I.A.M. van Boetzelaer - Gulyás
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsdocument EU/EER op grond van afhankelijkheidsrelatie tussen vader en kind
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 maart 2022 uitspraak gedaan in een bodemprocedure over de aanvraag van eiser, een Indiase man, voor een verblijfsdocument EU/EER. Eiser heeft de aanvraag ingediend op basis van een afhankelijkheidsrelatie met zijn minderjarige dochter, die de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid onvoldoende gemotiveerd heeft afgewezen dat er een zodanige afhankelijkheidsverhouding bestaat tussen eiser en zijn dochter dat deze laatste gedwongen zou zijn het grondgebied van de EU te verlaten indien aan eiser het verblijfsrecht wordt geweigerd. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris de door eiser overgelegde bewijsstukken niet in onderlinge samenhang heeft beoordeeld en te weinig waarde heeft gehecht aan de medische situatie van de moeder van het kind, die epileptische aandoeningen heeft. Eiser heeft verschillende bewijsstukken overgelegd, waaronder een BIC-rapportage, die de afhankelijkheidsrelatie bevestigen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van de staatssecretaris en draagt deze op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij eiser gehoord moet worden. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser.