ECLI:NL:RBDHA:2022:14592
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van een Somalische grootmoeder en haar kleinkinderen met betrekking tot de Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 november 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij een Somalische grootmoeder, eiseres, samen met haar twee minderjarige kleinkinderen, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat op het beroep was beslist.
De rechtbank heeft het beroep op 17 november 2022 behandeld. Eiseres heeft verklaard dat zij en haar kleinkinderen de Somalische nationaliteit hebben en dat zij gevlucht zijn vanwege de dreiging van uithuwelijking van haar kleindochter en de medische noodzaak van haar kleinzoon. De rechtbank overweegt dat verweerder mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat inhoudt dat lidstaten hun internationale verplichtingen nakomen. Eiseres heeft echter niet voldoende bewijs geleverd dat zij en haar kleinkinderen bij terugkeer naar Frankrijk een reëel risico lopen op een behandeling die in strijd is met de mensenrechten.
De rechtbank concludeert dat de belangen van de kinderen in het bestreden besluit voldoende zijn betrokken, maar dat de gestelde medische en psychische problematiek niet onderbouwd is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiseres kan binnen een week na bekendmaking van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.