ECLI:NL:RBDHA:2022:12674

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
21/5644
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een aanvraag om uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven na mishandeling

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven. De Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven heeft deze aanvraag bij besluit van 30 maart 2021 afgewezen. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, nadat zijn bezwaar op 13 juli 2021 ook was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 17 november 2022 behandeld met behulp van een beeldverbinding, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

Eiser stelt dat hij op 16 september 2020 slachtoffer is geworden van mishandeling door twee jongens, wat heeft geleid tot lichamelijk letsel en psychische klachten. Verweerder heeft echter geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij slachtoffer is van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf, omdat hij geen aangifte heeft gedaan en er geen objectieve informatie ter ondersteuning van zijn aanvraag is overgelegd. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en niet goed gemotiveerd, maar dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn claim te onderbouwen.

De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiser ongegrond is, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. Eiser heeft geen recht op een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven en krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Verschoor, griffier, en is openbaar uitgesproken op 23 november 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/5644

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 november 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S. van der Eijk),
en

de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, verweerder

(gemachtigde
:mr. Y. Pieters).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 30 maart 2021 (primair besluit) afgewezen.
Met het besluit van 13 juli 2021 op het bezwaar van eiser (bestreden besluit) is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 17 november 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn gemachtigde en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser wil een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven ontvangen. Eiser heeft daartoe in zijn aanvraag vermeld dat hij op 16 september 2020 slachtoffer is geworden van mishandeling door twee jongens, waardoor hij lichamelijk letsel en psychische klachten heeft opgelopen. De jongens hebben daarnaast enkele van zijn spullen gestolen. Voor zijn lichamelijke klachten is eiser behandeld in het ziekenhuis.
Bestreden besluit
2. Verweerder vindt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiser slachtoffer is geworden van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf, zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet schadefonds Geweldsmisdrijven (Wsg). Eiser heeft geen aangifte gedaan en objectieve informatie die de aanvraag van eiser ondersteunt, ontbreekt. In de bezwaarfase zijn enkele pogingen gedaan om eiser te horen. Dit is niet gelukt. De gemachtigde van eiser heeft ook niet op tijd gereageerd op de uitnodiging van verweerder om een hoorzitting in te plannen.
Wat stelt eiser in beroep?
3. Er is wel degelijk voldoende aannemelijk gemaakt dat eiser slachtoffer is geworden van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. Dit volgt onder meer uit de overgelegde foto’s van eisers verwondingen en een brief van Slachtofferhulp Nederland.
Daarnaast is de hoorplicht geschonden. Het feit dat het verweerder niet gelukt is in contact te komen met de gemachtigde van eiser, doet daar niet aan af. Het bestreden besluit is onzorgvuldig voorbereid en niet goed gemotiveerd.
Wat stelt verweerder in beroep?
4. Verweerder blijft met het verweerschrift bij zijn eerder ingenomen standpunt.
Wat zijn de regels?
5.1.
Op grond van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wsg kunnen uit het fonds uitkeringen worden gedaan aan een ieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen.
5.2.
Verweerder heeft bij het nemen van een beslissing op een aanvraag om een uitkering als bedoeld in artikel 3 van de Wsg beslisruimte. Bij het beoordelen van een aanvraag hanteert verweerder eigen beleid. [1]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6.1
De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiser ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Aannemelijkheid geweldsmisdrijf
6.2.
Het is aan de aanvrager van een uitkering om met voldoende objectieve aanwijzingen aannemelijk te maken dat hij slachtoffer is geworden van een tegen hem opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. [2] Alleen in uitzonderlijke gevallen kan een opzettelijk geweldsmisdrijf aannemelijk gemaakt worden zonder aangifte. Aangever moet dan zelf met objectieve informatie komen. Enkel een beroep op de eigen verklaring is hierbij onvoldoende. [3]
Pas op zitting komt eiser met de stelling, dat hij wèl aangifte heeft gedaan en dat deze moet zijn zoekgeraakt bij de politie. Dit is volstrekt ongeloofwaardig. Behalve dat eiser dit totaal niet heeft onderbouwd, valt niet in te zien waarom eiser dit niet eerder heeft gemeld. De rechtbank gaat er daarom nog steeds van uit, dat er door eiser geen aangifte is gedaan.
6.3.
Uit de bij de aanvraag overgelegde stukken is niet af te leiden wat er precies is gebeurd en wat de aanleiding voor en de omstandigheden van het gestelde geweldsmisdrijf waren. In het beroepschrift van eiser is zijn verklaring aangevuld met foto’s van verwondingen en een brief van Slachtofferhulp Nederland. Uit de foto’s valt onvoldoende af te leiden dat het letsel is veroorzaakt door een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. De brief van Slachtofferhulp Nederland is onvoldoende voor een ander oordeel. De rechtbank concludeert daarom dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt slachtoffer te zijn geworden van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. De beroepsgrond hierover slaagt dus niet.
Hoorplicht
6.4.
Een bestuursorgaan kan afzien van het horen van een belanghebbende indien deze niet binnen een door het bestuursorgaan gestelde redelijke termijn verklaart gebruik te willen maken van het recht gehoord te willen worden. [4] De hoogste bestuursrechter rekent hieronder het geval waarin een belanghebbende in zijn bezwaarschrift stelt gehoord te willen worden, maar vervolgens niet meer reageert op het bestuursorgaan voor een concrete inplanning. [5]
6.5.
Verweerder heeft de gemachtigde van eiser meerdere malen, namelijk op 11 juni en 15 juni 2021, geprobeerd te bereiken om een hoorzitting in te plannen. Op 21 juni 2021 heeft verweerder de gemachtigde van eiser gevraagd om binnen 2 weken op de uitnodiging te reageren. Verweerder heeft hierbij aangekondigd dat, als een tijdige reactie uitbleef, verweerder zou overgaan tot de behandeling van het bezwaar.
6.6.
De gemachtigde van eiser heeft hierop uiteindelijk gereageerd op 13 juli 2021. De gestelde termijn van verweerder is hiermee ruim overschreden. De gemachtigde van eiser erkent dit en stelt dat het bericht van verweerder wegens omstandigheden aan zijn aandacht is ontsnapt.
6.7.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het in deze situatie aannemelijk gemaakt dat hij zich genoeg heeft ingespannen om eiser in de gelegenheid te stellen gehoord te worden. Nadat een reactie van de gemachtigde van eiser uitbleef, mocht verweerder overgaan tot het nemen van een beslissing op bezwaar. De hoorplicht is dus niet geschonden. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser heeft geen recht op een uitkering van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Eiser krijgt het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van
mr. T. Verschoor, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De Beleidsbundel en de Letsellijst (vindplaats www.schadefonds.nl/professionals/beleidsbundel).
2.Bijvoorbeeld: Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 21 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:843; ABRvS van 25 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1490.
3.ABRvS van 19 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1999.
4.Artikel 7:3, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht.
5.ABRvS van 25 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:884.