In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven. De Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven heeft deze aanvraag bij besluit van 30 maart 2021 afgewezen. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, nadat zijn bezwaar op 13 juli 2021 ook was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 17 november 2022 behandeld met behulp van een beeldverbinding, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.
Eiser stelt dat hij op 16 september 2020 slachtoffer is geworden van mishandeling door twee jongens, wat heeft geleid tot lichamelijk letsel en psychische klachten. Verweerder heeft echter geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij slachtoffer is van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf, omdat hij geen aangifte heeft gedaan en er geen objectieve informatie ter ondersteuning van zijn aanvraag is overgelegd. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en niet goed gemotiveerd, maar dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn claim te onderbouwen.
De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiser ongegrond is, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. Eiser heeft geen recht op een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven en krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Verschoor, griffier, en is openbaar uitgesproken op 23 november 2022.