1.1.Uit twee uittreksels van het Justitieel Documentatieregisterblijkt dat eiser sinds 2014 negenmaal is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder éénmaal op 3 juni 2019 tot een voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders waarbij enige bijzondere voorwaarden zijn opgelegd. Op 13 januari 2020 is eiser door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Den Haag veroordeeld tot twee jaren plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. Daarnaast is eiser tweemaal veroordeeld tot het betalen van een boete en éénmaal is eiser veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren.
Eiser is veroordeeld wegens winkeldiefstal (meermalen gepleegd), mishandeling, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, diefstal, geweld tegen beroepsbeoefenaars (meermalen gepleegd), eenvoudige diefstal en opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort onbruikbaar maken.
Eiser heeft in totaal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd gekregen van vijf weken en vijf dagen. Daarnaast heeft eiser een onvoorwaardelijke ISD-maatregel opgelegd gekregen voor de duur van maximaal 2 jaren en een taakstraf van 40 uur, wat gelijk staat aan 20 dagen hechtenis. Verder heeft eiser een hele reeks aan overtredingen gepleegd, veelal voor openbare dronkenschap. Ook in Polen is eiser in aanraking gekomen met politie en justitie.
Wat is het standpunt van verweerder?
2. Het bestreden besluit, waarbij het primaire besluit is gehandhaafd, houdt in dat verweerder het rechtmatig verblijf van eiser als Unieburger (het verblijfsrecht) heeft beëindigd, omdat eisers gedrag een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt (het Unierechtelijke openbare orde-criterium). Verder heeft verweerder eiser ongewenst verklaard, omdat hij, naast dat hij voormelde bedreiging vormt, onherroepelijk is veroordeeld voor één of meer misdrijven waarvoor de maximale gevangenisstraf drie jaren of meer bedraagt. In de persoonlijke omstandigheden van eiser heeft verweerder geen reden gezien zijn verblijfsrecht niet te beëindigen en hem niet ongewenst te verklaren. Er zijn geen bijzondere omstandigheden waardoor verweerder volgens artikel 4:84 van de Awb van die beleidsregels moet afwijken. De ongewenstverklaring is volgens verweerder niet in strijd met artikel 8 van het EVRM.
Wat is het standpunt van eiser?
3. Eiser is het niet eens met verweerder en voert aan dat zijn persoonlijke gedrag geen actuele bedreiging vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving. Uit de in bezwaar overgelegde stukken en verklaringenblijkt dat hij een positieve gedragsverandering heeft laten zien. Hierdoor is het recidivegevaar verminderd. Verder is zijn ISD-traject voortijdig beëindigd als gevolg van de positieve ontwikkelingen die eiser heeft laten zien tijdens dit traject. Eiser vindt dat verweerder zijn standpunt dat dit niet zo is, onvoldoende heeft onderbouwd.
Eiser stelt dat hij een band heeft met Nederland. Het is voor hem van groot belang om in Nederland te mogen verblijven zodat hij kan werken. Het bestreden besluit is onvoldoende zorgvuldig voorbereid en niet, dan wel onvoldoende, gemotiveerd. Ook stelt eiser dat het bestreden besluit in strijd is met de Awb,het Vb,de Richtlijn 2004/38 (hierna de Verblijfsrichtlijn) en de richtsnoeren en de beginselen van behoorlijk bestuur.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank stelt vast dat het beroep zich zowel richt tegen de beëindiging van het verblijfsrecht, als tegen de ongewenstverklaring. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdelingoverweegt de rechtbank dat zolang de ongewenstverklaring voortduurt, de vreemdeling geen rechtmatig verblijf in Nederland kan hebben.Dit betekent dat eiser bij de beoordeling van zijn beroep tegen de beëindiging van het verblijfsrecht op grond van de Verblijfsrichtlijn, zolang hij ongewenst is verklaard, geen belang heeft. De vraag of eisers verblijf op grond van de Verblijfsrichtlijn op goede gronden is beëindigd, kan echter ten volle bij de beoordeling van het besluit tot ongewenstverklaring aan de orde worden gesteld.