ECLI:NL:RBDHA:2020:198

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 januari 2020
Publicatiedatum
13 januari 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3467
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging verblijfsrecht en ongewenstverklaring van een vreemdeling op basis van ernstige bedreiging voor de samenleving

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 januari 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de beëindiging van het verblijfsrecht van eiseres, een Poolse nationaliteit houdende vrouw, door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres met haar persoonlijke gedrag een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving. Eiseres is sinds 2014 twaalf keer onherroepelijk strafrechtelijk veroordeeld voor diverse strafbare feiten, waaronder diefstal en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Verweerder heeft op basis van deze veroordelingen en het feit dat eiseres recentelijk opnieuw een strafbaar feit heeft gepleegd, geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn dat zij niet opnieuw strafbare feiten zal begaan. Eiseres heeft in haar verweer aangevoerd dat verweerder onvoldoende heeft aangetoond dat zij een bedreiging vormt, maar de rechtbank volgt deze redenering niet. De rechtbank stelt vast dat de persoonlijke omstandigheden van eiseres, zoals haar leeftijd en verblijfsduur in Nederland, door verweerder zijn meegewogen, maar dat dit niet leidt tot een ander oordeel. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de ongewenstverklaring van eiseres, die Nederland onmiddellijk dient te verlaten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/3467

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 januari 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. J.S. Dobosz),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Chamkh).

Procesverloop

Bij besluit van 5 februari 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder het verblijfsrecht van eiseres op grond van het Unierecht beëindigd. Tevens heeft verweerder bepaald dat eiseres Nederland onmiddellijk dient te verlaten en heeft verweerder eiseres ongewenst verklaard op grond van artikel 67, eerste lid, aanhef en onder b van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Bij besluit van 9 april 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 december 2019. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1984 en heeft de Poolse nationaliteit.
2. Op 28 januari 2019 heeft de politie eenheid Den Haag aan verweerder voorgesteld om het verblijfsrecht van eiseres te beëindigen en eiseres ongewenst te verklaren. Op 5 februari 2019 heeft verweerder conform dit voorstel beslist.
3. Verweerder heeft aan dit besluit ten grondslag gelegd dat eiseres met haar gedrag een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving. Sinds 2014 is eiseres twaalf keer onherroepelijk strafrechtelijk veroordeeld voor diverse strafbare feiten. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen aanwijzingen zijn dat eiseres niet opnieuw strafbare feiten zal begaan. Verweerder acht hierbij van belang dat de omstandigheden waaronder eiseres de strafbare feiten pleegt nog altijd bestaan en de eerdere oplegging van gevangenisstraf, boetes en proeftijd haar niet weerhouden hebben van het plegen van nieuwe feiten. De persoonlijke omstandigheden van eiseres vormen volgens verweerder geen reden om het verblijfsrecht van eiseres niet te beëindigen. In het voorgaande ziet verweerder tevens reden om eiseres ongewenst te verklaren en te bepalen dat eiseres Nederland direct dient te verlaten.
4. Eiseres kan zich hier niet mee verenigen en stelt zich op het standpunt dat verweerder onvoldoende heeft aangetoond dat zij een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 18 juni 2013 (201207575/1/V1) voert eiseres aan dat verweerder heeft nagelaten te concretiseren welke schade door haar is aangericht waardoor een fundamenteel belang van de samenleving zou zijn geraakt. Ook is onvoldoende gemotiveerd waarom er in het geval van eiseres sprake zou zijn van een ‘ernstige bedreiging’, nu aan haar geen zwaardere straffen zijn opgelegd. Verweerder heeft de gestelde ‘actuele bedreiging’ die voort zou vloeien uit het middelengebruik van eiseres onvoldoende onderbouwd, nu niet vaststaat dat zij thans verslaafd is en haar laatste drugsgerelateerde veroordeling dateert van 2015. Tot slot kan eiseres verweerders stelling dat zij zich ‘stelselmatig’ schuldig maakt aan misdrijven en overtredingen niet volgen, omdat niet is gebleken dat het Openbaar Ministerie een ooit een maatregel ter plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) heeft gevorderd.
5. Ingevolge artikel 67, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 kan de minister de vreemdeling ongewenst verklaren, indien hij bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis is veroordeeld wegens een misdrijf waartegen een gevangenisstraf van drie jaren of meer is bedreigd dan wel hem terzake de maatregel als bedoeld in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht is opgelegd.
5.1.
Ingevolge artikel 8.22, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) kan de minister het rechtmatig verblijf ontzeggen of beëindigen, om redenen van openbare orde of openbare veiligheid, indien het persoonlijke gedrag van de vreemdeling een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt. Alvorens hierover een besluit te nemen, houdt de minister in het bijzonder rekening met de duur van het verblijf van de betrokkene in Nederland, diens leeftijd, gezondheidstoestand, gezins- en economische situatie en sociale en culturele integratie in Nederland en de mate waarin hij bindingen heeft met zijn land van herkomst.
5.2.
In paragraaf B10/2.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) staat:
‘Op grond van artikel 8.22, eerste lid, Vb 2000 ontzegt of beëindigt de IND het rechtmatig verblijf als het persoonlijke gedrag van een burger van de Unie of diens familielid een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt, tenzij analoge toepassing van artikel 3.77 of 3.86 Vb 2000 niet tot verblijfsbeëindiging zou leiden.
5.3.
De IND ontzegt of beëindigt het rechtmatig verblijf ook op grond van veelvuldig gepleegde lichte strafbare feiten, waarbij elk strafbaar feit op zich niet tot ontzegging of beëindiging zou kunnen leiden. Bij het ontzeggen of beëindigen van het rechtmatig verblijf op grond van veelvuldig gepleegde lichte strafbare feiten wordt rekening gehouden met de aard van de strafbare feiten, het aantal strafbare feiten en de veroorzaakte schade voor de samenleving. Als ondergrens hanteert de IND de glijdende schaal voor veelplegers als genoemd in artikel 3.86, vierde en vijfde lid, Vb 2000.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder aan eiseres kunnen tegenwerpen dat zij met haar persoonlijke gedrag een werkelijke, ernstige en actuele bedreiging vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving.
7.1.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 5 februari 2019 blijkt dat eiseres sinds haar komst naar Nederland tot twaalf keer toe strafrechtelijk is veroordeeld voor het plegen van diverse strafbare feiten, waaronder het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet, het wederrechtelijk binnendringen van een besloten lokaal en diefstal (in vereniging gepleegd). Ook zijn aan eiseres diverse boetes opgelegd wegens openbaar dronkenschap. Op basis van deze gegevens heeft verweerder naar oordeel van de rechtbank mogen vaststellen dat eiseres een ‘werkelijke’ bedreiging voor de openbare orde vormt.
7.2.
Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank ook op het standpunt kunnen stellen dat eiseres met de door haar gepleegde feiten een ‘ernstige’ bedreiging voor de openbare orde vormt. Verweerder heeft hierbij van belang mogen achten dat de door eiseres gepleegde feiten hinderlijke en ergerlijke feiten zijn die voor veel overlast zorgen en bovendien geen blijk geven van respect voor de goederen en eigendommen van anderen of de Nederlandse rechtsorde. Ook merkt verweerder in dit kader terecht op dat de door eiseres gepleegde winkeldiefstallen financiële schade geven voor het winkelend publiek, omdat de kosten van deze feiten worden doorberekend in de prijzen van producten. De rechtbank volgt eiseres dan ook niet wanneer zij stelt dat verweerder onvoldoende zou hebben geconcretiseerd welke schade door haar is aangericht. Het feit dat aan eiseres in totaal ‘slechts’ tien maanden gevangenisstraf is opgelegd, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de ernst van de voornoemde feiten.
7.3.
Verweerder heeft zich voorts op juiste gronden op het standpunt gesteld dat eiseres met haar gedrag ook nog altijd een ‘actuele’ bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt. Hierbij heeft verweerder van belang mogen achten dat eiseres zich kort geleden, op 22 januari 2019, opnieuw schuldig heeft gemaakt aan het plegen van een winkeldiefstal, terwijl er nog proeftijden liepen van eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraffen. Hier heeft verweerder uit mogen afleiden dat eiseres kennelijk volhardt in haar gedrag en dat recente – deels voorwaardelijke – veroordelingen haar er niet van hebben weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Voorts heeft verweerder van belang mogen achten dat eiseres, tegenover haar patroon van recidive, niets heeft ingebracht waarmee zij aannemelijk maakt dat zij niet opnieuw strafbare feiten zal plegen. Verweerder heeft de drugs- en alcoholverslaving van eiseres in dit kader als recidivefactor mogen aanmerken, nu eiseres niets heeft ingebracht waaruit volgt dat zij haar verslaving thans onder controle heeft. Het enkele feit dat geen ISD-maatregel gevorderd is, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om aan te nemen er geen sprake zou zijn van een ‘actuele’ bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving.
8. De rechtbank stelt voorts vast dat verweerder bij zijn besluit tot ongewenstverklaring de persoonlijke omstandigheden van eiseres - zoals de leeftijd, de verblijfsduur en de betrokkenheid van eiseres bij de Nederlandse samenleving, alsmede haar arbeidsverleden en familieleven in Nederland - heeft betrokken. Hierin heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om tot een ander oordeel te komen.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E.H.J. van Hooidonk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.