In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 oktober 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen de tijdelijke tewerkstelling door de korpschef van politie. Eiseres, werkzaam als ambtenaar, was tijdelijk tewerkgesteld bij de ZSM binnen de districtsrecherche Rijnmond-Noord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tijdelijke tewerkstelling is gebaseerd op artikel 64 van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp), dat in bijzondere gevallen een wijziging van de plaats van tewerkstelling mogelijk maakt. Eiseres was van mening dat er geen sprake was van een bijzonder geval, omdat er structureel capaciteit aan ZSM werd geleverd. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder voldoende had toegelicht waarom de tijdelijke tewerkstelling als een bijzonder geval kon worden aangemerkt, waarbij ook rekening was gehouden met de persoonlijke omstandigheden van eiseres. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, omdat eiseres geen procesbelang meer had, nu zij sinds 24 april 2022 weer op haar oorspronkelijke plaats van tewerkstelling was teruggekeerd. De rechtbank concludeerde dat de tijdelijke tewerkstelling rechtmatig was en dat er geen aanleiding was voor een vergoeding van proceskosten.