ECLI:NL:RBDHA:2021:7831
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning AOW-pensioen en verzekeringsplicht in Nederland en België
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 juli 2021 uitspraak gedaan over de toekenning van een AOW-pensioen van 76% aan eiseres, die oorspronkelijk uit Zuid-Korea komt. Eiseres heeft in 2019 een AOW-pensioen aangevraagd, maar de Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft haar aanvraag afgewezen voor bepaalde perioden waarin zij niet als ingezetene van Nederland werd beschouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres gedurende de eerste periode in geding, van 24 oktober 1975 tot en met 31 december 1976, geen duurzame band van persoonlijke aard met Nederland had, omdat zij in die tijd in een studentenwoning woonde en niet in haar eigen inkomen voorzag. Hierdoor was zij niet verzekerd voor de AOW.
Voor de tweede periode, van 1 oktober 1987 tot en met 30 september 1991, was eiseres in loondienst in België en viel zij onder de Belgische socialezekerheidswetgeving. De rechtbank oordeelde dat, ondanks dat eiseres in Nederland woonde, de Nederlandse wetgeving niet op haar van toepassing was, omdat zij verzekerd was in België. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen schending van de hoorplicht was, aangezien eiseres had aangegeven geen gebruik te willen maken van een hoorzitting. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de Svb om het AOW-pensioen te verlagen, werd gehandhaafd.