Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[eiser 1] te [woonplaats 1] ,
[eiser 2]te [woonplaats 2] ,
1.[eiser 1] te [woonplaats 1] ,
[eiser 2]te [woonplaats 2] ,
1.VAN LINT B.V.te Boskoop, gemeente Alphen aan den Rijn,
VAN LINT X-MAS & MORE B.V.te Boskoop, gemeente Alphen aan den Rijn,
[gedaagde 3]te [woonplaats 3] ,
1.De procedure in de zaak 20-202
- de dagvaarding van 24 januari 2020;
- de akte overlegging producties namens het samenwerkingsverband van 26 februari 2020, met producties 1 tot en met 20;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, tevens incidentele conclusie tot zekerheidsstelling van 8 april 2020, met producties 1 tot en met 20;
- de conclusie van antwoord in incident van 22 april 2020;
- het vonnis in incident van 20 mei 2020;
- de akte vermeerdering van eis en aanvulling van gronden in reconventie van 16 september 2020, met producties 21 tot en met 30;
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens antwoordakte van 30 september 2020, met producties 21 tot en met 23;
- de akte verandering/vermindering van eis, tevens incidentele vordering ex 223 wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna Rv), tevens verzoekschrift ex artikel 186 Rv namens het samenwerkingsverband van 28 oktober 2020;
- de incidentele conclusie exceptie van onbevoegdheid namens Van Lint van 11 november 2020;
- de antwoordakte, tevens incidentele vordering ex artikel 223 Rv namens het samenwerkingsverband van 25 november 2020;
- de e-mail van de rolgriffie aan mr. Kap, met kopie aan mr. Bindels, van 8 januari 2021;
- het vonnis in incident van 3 februari 2021;
- het tussenvonnis van 10 februari 2021;
- de akte overlegging producties namens Van Lint van 1 juni 2021, met productie 31;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 1 juni 2021.
2.De procedure in de zaak 20-580
- de dagvaarding van 5 juni 2020;
- de akte overlegging producties namens het samenwerkingsverband van 24 juni 2020, met producties 1 tot en met 15;
- de brief namens het samenwerkingsverband van 4 augustus 2020;
- de conclusie van antwoord, tevens incidentele vordering tot voeging van 5 augustus 2020, met producties 1 tot en met 5;
- het vonnis in incident van 2 september 2020;
- het tussenvonnis van 24 februari 2021;
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 1 juni 2021.
3.De feiten
- Client betaalt EUR 10.000,- (EUR 12.100 incl. BTW) als vergoeding voor gebruikmaking van de opslag. Daarmee heeft de betaling te gelden als een betaling op de vordering van de heren [eiser 2] en [eiser 1] op de Veenbouwte B.V.(…)
- Na voldoening van het voornoemde bedrag op uw derdengeldenrekening geven uw cliënten hun gepretendeerde rechten ten aanzien van de partijen kerstbomen onherroepelijk en onvoorwaardelijk vrij en zullen zij, noch (…)[noot rechtbank: de gerechtelijk bewaarder]
, op enigerlei wijze de verdere uitlevering verhinderen of belemmeren. - Na voldoening van het voornoemde bedrag op uw derdengeldenrekening en uitlevering van de kerstbomen verlenen Van Lint B.V. enerzijds en de heren [eiser 2] en [eiser 1] anderzijds elkaar finale kwijting voor al hetgeen zij over en weer te vorderen hebben uit hoofde van het derdenbeslag, het door uw cliënten uitgeoefende retentierecht en anderszins verband houdende met (de uitlevering van) de kerstbomen.”
“Voorts merk ik op dat Van Lint weldegelijk een juiste derdenverklaring heeft afgelegd. Er bestond op geen moment een rechtsverhouding tussen Van Lint B.V. en De Veenbouwte B.V. uit hoofde waarvan De Veenbouwte B.V. iets te vorderen had of zou hebben van Van Lint B.V. Maar goed, dit ziet dan weer op het derdenbeslag, waarvan u nu zegt dat dit niet de grondslag van uw handelen is geweest.
“Direct na het weekend van 23 en 24 november 2019 had het op uw weg gelegen om aan de door mijn cliënten ingeschakelde raadsman kenbaar te maken datVan Lint B.V.geen partij was, maarVan Lint X-mas & More B.V. Cliënten vragen zich terecht af waarom u heeft nagelaten dit te doen.
4.Het geschil
5.De beoordeling
hijzelfiets aan de geëxecuteerde verschuldigd is of zal zijn. Dat de wet voorschrijft dat de verklaring met redenen moet worden omkleed en zo mogelijk moet worden gestaafd met stukken, ziet ook enkel op de eigen rechtsverhouding tussen de derde-beslagene en de geëxecuteerde. Dat Van Lint bekend was met de rechtsverhouding tussen De Veenbouwte en X-mas & More en (zo bleek later) ter zake ook stukken kon verstrekken, betekent dus niet dat Van Lint moest verklaren over deze rechtsverhouding, al dan niet door het verstrekken van deze stukken. In het rechtsverkeer betrof X-mas & More immers een separate rechtspersoon. Dat Van Lint en X-mas & More als groepsvennootschappen met elkaar verbonden zijn, maakt dit niet anders. Ter zitting heeft het samenwerkingsverband nog in het bijzonder verwezen naar artikel 476a lid 2 Rv onder f, waarin is bepaald dat de verklaring moet bevatten “de verdere gegevens die voor het vaststellen van de rechten van partijen dienstig mochten zijn.” Ook deze bepaling is echter uitdrukkelijk beperkt tot de rechtsverhouding tussen
partijenen ziet dus niet op gegevens ten aanzien van een rechtsverhouding van de geëxecuteerde met een ander, ook al zijn gegevens hierover bekend bij de derde-beslagene.
Beklamel), Hoge Raad 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758 (
Ontvanger/Roelofsen) en Hoge Raad 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2627). Voor zover [gedaagde 3] al als feitelijk bestuurder kan worden beschouwd, heeft het samenwerkingsverband ruimschoots onvoldoende gesteld en onderbouwd dat [gedaagde 3] een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Ook op basis hiervan dienen de vorderingen jegens hem dus te stranden, zoals de rechtbank ook tijdens de mondelinge behandeling al had overwogen.
6.De beslissing
€ 10.559,- en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.