ECLI:NL:RBDHA:2021:7301

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2339
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoorwaardelijk strafontslag van een politieambtenaar wegens ernstig plichtsverzuim en witwassen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een onvoorwaardelijk strafontslag van een politieambtenaar, eiseres, die sinds 1980 in dienst was. Het ontslag volgde op een besluit van de korpschef van politie, die eiseres op 29 april 2019 ontsloeg na beschuldigingen van witwassen. Eiseres had grote contante bedragen ontvangen op haar bankrekening van een onbekende persoon, wat leidde tot verdenkingen van plichtsverzuim. De rechtbank oordeelde dat de korpschef terecht het ontslag had opgelegd, omdat eiseres niet transparant was geweest over de financiële transacties en niet had gemeld dat zij grote bedragen had ontvangen. Eiseres betwistte de beschuldigingen, maar de rechtbank concludeerde dat de verweten gedragingen ernstig plichtsverzuim opleverden en dat het ontslag evenredig was aan de ernst van de feiten. De rechtbank wees het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde het ontslag, waarbij zij benadrukte dat de integriteit van politieambtenaren van groot belang is voor het vertrouwen van de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/2339

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juli 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. H. Yildiz),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: mr. C. Matla).

Procesverloop

Bij besluit van 29 april 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres ontslagen.
Bij besluit van 20 februari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft op 14 mei 2021 nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 mei 2021 via een videoverbinding.
Eiseres en haar gemachtigde waren aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voor verweerder is tevens verschenen
[A] .

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres was sinds 1980 in dienst bij verweerder. Voor het ontslag in de functie van medewerker Intake & Service bij het team generieke opsporing bij de dienst regionale recherche (DRR) van de eenheid Den Haag.
1.1.
Verweerder heeft op 10 april 2018 eiseres buiten functie gesteld, nadat hem bekend was geworden dat eiseres werd verdacht van het witwassen van geld. Uit nader onderzoek is (onder andere) gebleken dat door eiseres onverklaarbare financiële transacties zijn uitgevoerd doordat grote contante bedragen door derden op haar bankrekening zijn gestort. Het gaat om de stortingen van 9 november 2016, 28 november 2016 en 20 december 2016 op de bankrekening van eiseres van respectievelijk € 10.000,-, € 8.000,- en € 4.500,- afkomstig van de heer [B] . Deze bedragen, in totaal € 22.500,-, heeft eiseres vervolgens in contanten opgenomen en aan haar zoon gegeven. In totaal is in de periode van 25 november 2016 tot 22 december 2016 door eiseres een bedrag van € 28.140,- opgenomen van haar bankrekening. Daarnaast is gebleken dat er geen betalingen hebben plaatsgevonden voor werkzaamheden die in 2015 in de nieuwe woning van eiseres in [plaats] zijn verricht vanwege het bedrijf [B.V.] BV.
1.2.
In het kader van een intern onderzoek is eiseres gehoord op 5 november 2018 en
8 november 2018. Gebleken is tevens dat eiseres niet transparant is geweest in haar verklaringen, onder meer ten aanzien van de vraag door wie de verbouwingswerkzaamheden aan haar nieuwe woning zijn uitgevoerd en ten aanzien van het al dan niet opnemen van geld om onder de fiscale vermogensgrens te blijven.
1.3.
Verweerder heeft eiseres op 24 januari 2019 laten weten het voornemen te hebben haar onvoorwaardelijk strafontslag op te leggen op grond van artikel 77, eerste lid, aanhef en onder j, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) en subsidiair een ongeschiktheidsontslag te verlenen op grond van artikel 94, eerste lid, aanhef en onder g, van het Barp.
1.4.
Het voornemen heeft verweerder uitgevoerd bij het primaire besluit. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Verweerder heeft het primaire besluit in stand gelaten, maar twee verwijten ten aanzien van eiseres laten vervallen. Namelijk het niet melden van schenkingen bij de Belastingdienst en het opnemen van een bedrag van € 5500,- om onder de fiscale vermogensgrens voor de aangifte inkomstenbelasting te blijven.
Waarom is eiseres ontslagen?
2. Verweerder heeft eiseres ontslagen, omdat zij verschillende keren grote bedragen geld heeft laten storten op haar rekening door een voor haar onbekende persoon en dit geld vervolgens contant heeft opgenomen en aan haar zoon heeft gegeven. Eiseres heeft hiervan geen melding gemaakt bij haar leidinggevende. Juist door haar werk bij de DRR mag worden verwacht dat ze de risico’s van dergelijke geldtransacties begrijpt en wist dat ze dit moest melden. Tevens is het aannemelijk te achten dat eiseres haar woning heeft laten onderhouden of verbouwen door [B.V.] B.V. zonder hiervoor te hebben betaald. Uit het onderzoek is verder opgemaakt dat eiseres niet transparant is geweest over deze kwesties. Zij heeft daarover wisselende verklaringen afgelegd. Verweerder heeft de verweten gedragingen gekwalificeerd als ernstig plichtsverzuim. Het is verweerder niet gebleken dat deze gedragingen eiseres niet zijn toe te rekenen. Verweerder acht het ontslag, gezien de aard, de ernst, en de omvang van de verweten gedragingen evenredig.
Het betoog van eiseres
Het laten storten van gelden op haar bankrekening
3. Eiseres stelt dat het onjuist is dat zij de gelden heeft laten storten op haar rekening. Ze heeft nimmer contact gehad met de heer [B] , laat staan dat ze hem haar rekeningnummer heeft doorgegeven. Daarnaast heeft eiseres geen invloed op een handeling van een derde, omdat iedereen geld kan overmaken naar een rekening van een ander.
Het laten uitvoeren van verbouwings- of onderhoudswerkzaamheden zonder
hiervoor te betalen
Eiseres betwist dat zij verbouwings- of onderhoudswerkzaamheden in haar woning heeft laten uitvoeren voor rekening en risico van [B.V.] BV. zonder hiervoor te betalen. Eiseres heeft hiervoor nooit opdracht gegeven. De verbouwings- en onderhoudswerkzaamheden zijn op vrijwillige basis verricht door de zoon van eiseres, de heer [C] . De nota van ProCoatings wordt verklaard door de verklaring van [C] dat de persoon die op vrijwillige basis kwam helpen met schilderen (door hem aangehaald als “ [D] ’) de benodigdheden heeft besteld. Dat er een factuur is vanuit “ [bedrijf] ” die melding maakt van diensten aan het huisadres van eiseres, betekent niet dat er door eiseres opdracht is gegeven voor het uitvoeren van werkzaamheden voor rekening en risico van [B.V.] BV., zeker gelet op de zeer twijfelachtige werkwijze door bestuurders van [B.V.] B.V.
Zwaarte van de straf
Eiseres voert aan dat zij in de periode waarin dit speelde een zeer zware tijd doormaakte met onder meer de mantelzorg van haar moeder en de hectiek die de koop van een huis met zich meebrengt. De feiten leveren slechts in beperkte mate plichtsverzuim op, namelijk het onvoldoende afleggen van verantwoording aan de leidinggevende over de drie ontvangen transacties. Het gaat om een eerste fout van deze soort bij een overigens goede en lange staat van dienst. De straf van onvoorwaardelijk ontslag is daarom te zwaar.
Subsidiair ontslag wegens ongeschiktheid
Eiseres stelt dat zij in het kader van het ongeschiktheidsontslag een tweede kans verdient.
Wat zijn de regels?
4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Het strafontslag
5.
Volgens vaste rechtspraak gelden in het ambtenarentuchtrecht niet de strikte bewijsregels die in het strafrecht van toepassing zijn. Voor de constatering van plichtsverzuim dat tot het opleggen van een disciplinaire maatregel aanleiding kan geven is het noodzakelijk dat op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging is verkregen dat de betrokken ambtenaar de hem verweten gedragingen heeft begaan. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de verweten gedragingen ook aan de betrokken ambtenaar kunnen worden toegerekend. Voorts dient de opgelegde straf evenredig te zijn aan de ernst van het gepleegde plichtsverzuim. [1]
Heeft eiseres zich schuldig gemaakt aan de gedragingen die haar worden verweten?
5.1.
De rechtbank stelt vast dat het strafrechtelijk onderzoek tegen eiseres als verdachte in juni 2019 is uitgemond in een voorwaardelijk sepot. Op 25 maart 2020 heeft de strafrechter de verdachte van (onder andere) het witwassen veroordeeld. [2] Uit het vonnis blijkt dat wettig en overtuigend bewezen wordt geacht dat de verdachte zich – onder meer – ten aanzien van de betaling van € 22.500,- via de bankrekening van eiseres schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
5.2.
De rechtbank stelt verder vast dat eiseres de verweten gedragingen op zichzelf niet heeft weersproken, behoudens het verwijt dat zij verbouwings- en onderhoudswerkzaamheden in haar woning heeft laten uitvoeren voor rekening en risico van [B.V.] B.V. zonder hiervoor te betalen.
5.3.
De rechtbank is daarom van oordeel dat voldoende vast is komen te staan dat eiseres de verweten gedragingen heeft begaan, met uitzondering van het verwijt dat zij verbouwings- en onderhoudswerkzaamheden in haar woning heeft laten uitvoeren voor rekening en risico van [B.V.] B.V. zonder hiervoor te betalen.
Vallen de vastgestelde gedragingen onder de definitie van plichtsverzuim?
5.4.
De rechtbank is van oordeel dat de vastgestelde verweten gedragingen bij elkaar genomen al zeer ernstig plichtsverzuim opleveren die de disciplinaire straf van ontslag rechtvaardigen. De rechtbank gaat daarom voorbij aan de betwisting door eiseres van de verweten gedraging wat betreft de verbouwings- en onderhoudswerkzaamheden in haar woning.
Zijn de gedragingen aan eiseres toe te rekenen?
5.5.
Volgens vaste rechtspraak van de Raad is de vraag of het plichtsverzuim is aan te merken als toerekenbaar plichtsverzuim een vraag naar de juridische kwalificatie van het betrokken feitencomplex. Voor de toerekenbaarheid is niet van doorslaggevende betekenis of het gedrag psychopathologisch verklaarbaar is, maar of betrokkene de ontoelaatbaarheid van dat gedrag heeft ingezien en overeenkomstig dat inzicht heeft kunnen handelen. Daarbij ligt het op de weg van de ambtenaar om aannemelijk te maken dat het plichtsverzuim hem niet kan worden toegerekend. [3]
5.6.
Niet is gebleken dat het gedrag van eiseres niet aan haar is toe te rekenen.
5.7.
Gelet op het voorgaande was verweerder bevoegd eiseres de disciplinaire straf van ontslag op te leggen.
Is het opleggen van onvoorwaardelijk strafontslag in dit geval evenredig geweest?
5.8.
De rechtbank onderkent dat het ontslag voor eiseres ingrijpende gevolgen heeft, nu zij door deze maatregel haar baan en daarmee haar inkomen heeft verloren. De rechtbank acht het ontslag echter gelet op de aard en ernst van de verweten gedragingen niet onevenredig zwaar. Van een ervaren medewerker die bovendien een opsporingsachtergrond heeft, mag worden verwacht dat zij op haar hoede is indien een onbekend persoon grote geldbedragen op haar rekening stort. Door haar gedrag is het vertrouwen van verweerder in haar integriteit en betrouwbaarheid ernstig geschonden. Juist de integriteit en betrouwbaarheid van een politieambtenaar dienen boven iedere twijfel verheven te zijn. De voorbeeldfunctie van de politie in de samenleving, de bijzondere functie van de politie binnen de rechtsorde en het vertrouwen dat burgers moeten kunnen hebben in de politie, maken dat hoge eisen aan de betrouwbaarheid van politieambtenaren mogen worden gesteld. Volgens vaste rechtspraak is een langdurige onberispelijke staat van dienst en de gevolgen die het ontslag hebben, geen reden om af te zien van oplegging van onvoorwaardelijk strafontslag. [4] De door eiseres genoemde omstandigheden namelijk dat zij spijt heeft van haar haar gedrag en toegeeft dat ze anders had moeten handelen, dat ze in paniek is geraakt, onder druk is gezet en in die periode een zeer zware tijd doormaakte vanwege de mantelzorg van haar moeder leiden niet tot een ander oordeel.
6. Omdat het primaire strafontslag in stand blijft, kan de subsidiaire ontslaggrond buiten bespreking blijven. [5]
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.R. van Veen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage

In artikel 76, eerste lid van het Barp is bepaald dat de ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, disciplinair kan worden gestraft.
In artikel 76, tweede lid van het Barp is bepaald dat plichtsverzuim zowel het overtreden van een voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen, omvat.
In artikel 77, eerste lid, onder j, van het Barp is bepaald dat ontslag als straf kan worden opgelegd.
In artikel 82 van het Barp is bepaald dat de straf, behalve die van schriftelijke berisping, niet ten uitvoer wordt gelegd zolang zij niet onherroepelijk is geworden, tenzij bij het opleggen van de straf is bevolen dat deze onmiddellijk ten uitvoer wordt gelegd.
In artikel 94, eerste lid, onder g van het Barp is bepaald dat anders dan op aanvraag van de ambtenaar ( ... ) de ambtenaar kan worden ontslagen op grond van onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt, anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken.
Op grond van artikel 94, tweede lid, van het Barp is bepaald dat een ontslag op grond van het eerste lid, onderdelen a, e, f, g en h steeds eervol wordt verleend. Het ontslag kan niet eerder ingaan dan de dag, volgende op die waarop de reden van het ontslag voor het eerst aanwezig was, met dien verstande dat een ontslag op grond van het eerste lid, onderdeel g, eerst kan ingaan vier weken nadat het ontslagbesluit aan de ambtenaar is bekendgemaakt, tenzij sprake is van dringende redenen.

Voetnoten

1.Zie bijv. de uitspraak van de Raad van 24 mei 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1534.
3.Zie bijv. de uitspraak van de Raad van 11 december 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:4155.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 5 februari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:288.
5.Zie de uitspraak van de Raad van 15 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4946.