Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.STICHTING PENSIOENFONDS NOTARIAAT,
KONINKLIJKE NOTARIËLE BEROEPSORGANISATIE,
DE STAAT DER NEDERLANDEN (MINISTERIE VAN JUSTITIE EN
1.De procedure
- het tussenvonnis van de kantonrechter van 4 juli 2019 waarin de zaak is verwezen naar Team Handel van de rechtbank Den Haag, en de daarin genoemde stukken;
- de conclusie van antwoord van de Staat;
- het tussenvonnis van 30 oktober 2019 waarin een comparitie van partijen voor een meervoudige kamer is bevolen;
- het proces-verbaal van de comparitie van 17 december 2020 en de daarin genoemde brief van [eiser] van 2 december 2020 met de aanvullende productie 35 ten behoeve van de comparitie.
2.De feiten
[eiser]
Artikel 113b
Hoofdstuk IV
alledeelnemers jaarlijks een ouderdomspensioen van € 775 gingen opbouwen (het met ingang van 1 januari 2007 gewijzigde pensioenreglement wordt hierna ook kort geduid als: het Pensioenreglement 2007).
Stcrt. 2008, 54).
Doe dit uiterlijk binnen twee maanden nadat u arbeidsongeschikt bent geraakt of de mate waarin is gewijzigd. Indien wij uw melding niet tijdig ontvangen, nemen wij uw aanvraag niet in behandeling. Ontvangt u al een arbeidsongeschiktheidsuitkering? Zolang uw mate van arbeidsongeschiktheid gelijk blijft, houdt u uw huidige uitkering en de premievrije voortzetting van uw pensioenopbouw.
Stcrt. 2013, 35645 en
Stcrt. 2014, 33269).
Wat verandert er? Wat blijft hetzelfde?
zie blauwe kader). Dit besluit is genomen door de PensioenKamer (commissie van KNB en opdrachtgever van SNPF). Wel is er nog het voorbehoud van goedkeuring door het Ministerie van Justitie & Veiligheid en De Nederlandsche Bank. De twee regelingen blijven in de basis gelijk aan de huidige pensioenregeling. Wat wel verandert, zijn de hoogte van het maximale salaris waarover pensioen wordt opgebouwd (oftewel pensioengevend salaris) en de pensioenpremie. Meer informatie over de wijzigingen leest u in de kaders. We zetten hiernaast de pensioenregeling op hoofdlijnen nog eens voor u op een rij.
Stcrt. 2015, 45751).
Stcrt. 2017, 9075).
3.Het geschil
Nederlands pensioenfonds. Dit levert directe discriminatie naar nationaliteit op.
4.De beoordeling
Deel I
Albany)).
Albany,
Brentjensen
Drijvende Bokkenis vastgesteld dat de artikelen 102 en 106 VWEU (toen nog artikelen 82 en 90 EG-verdrag) er niet aan in de weg staan, dat de overheid een pensioenfonds een uitsluitend recht verleent in een bepaalde bedrijfstak een aanvullende pensioenregeling te beheren (arresten van 21 september 1999 in zaak
Albany, ECLI:EU:C:1999:430; zaak C-219/97,
Drijvende Bokken,ECLI:EU:C:1999:437; en zaak C-115/97,
Brentjens, ECLI:EU:C:1999:434). In het arrest Pavlov oordeelde het HvJEU in overeenkomstige zin over een beroepspensioenfonds (arrest van 12 september 2000 in gevoegde zaken C-180/98 tot en met C-184/98,
Pavlov, ECLI:EU:C:2000:428). In de kern volgt uit deze rechtspraak, voor zover hier relevant, dat het uitsluitend recht van een bedrijfspensioenfonds in een bedrijfstak de aanvullende pensioenen te beheren op grond van artikel 106 lid 2 VWEU kunnen worden gerechtvaardigd als een maatregel die noodzakelijk is voor de vervulling van een aan dit fonds opgedragen bijzondere sociale taak van algemeen belang.
Van Schijndel), punt 24. De toegang tot de pensioenmarkt van buitenlandse pensioenuitvoerders wordt ook in dit geval niet belemmerd doordat het grensoverschrijdende dienstenverkeer tussen de lidstaten wordt beperkt, maar doordat aan het beroepstakpensioenfonds een (quasi)monopoliepositie is toegekend. Uit dit arrest, het arrest van de Hoge Raad van 6 juni 1997, ECLI:NL:PHR:1997:AG1530 (
Drijvende Bokken) en uit het eerdergenoemde arrest van de Hoge Raad van 5 februari 1999 (
Albany) blijkt dat als sprake zou zijn van onverenigbaarheid met het VWEU, het wezenlijke kenmerk daarvan ligt op het terrein van het mededingingsrecht en niet op dat van het vrij verkeer van diensten. [eiser] heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd die meebrengen dat die rechtspraak in het geval van het verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfonds voor het notariaat niet geldt.