ECLI:NL:HR:2012:BT8462
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Verjaring van pensioenaanspraken en de zelfstandigheid van pensioenreglementen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 februari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over pensioenaanspraken van een werknemer, [verweerder], tegen het Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg (BPF). De centrale vraag was of de pensioenaanspraken van [verweerder] over de periode van 1 januari 1988 tot 1 november 1989 waren verjaard. De Hoge Raad oordeelde dat de pensioenaanspraken voortvloeien uit het Pensioenreglement van BPF en dat deze aanspraken niet afhankelijk zijn van een toekenning door BPF. De vordering van [verweerder] had het karakter van een verklaring voor recht, en niet van een vordering tot nakoming van een verbintenis tot een geven of doen, waardoor verjaring op grond van artikel 3:307 BW niet aan de orde was. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het hof dat de aanspraken van [verweerder] zelfstandig en rechtstreeks voortvloeien uit het Pensioenreglement, en dat de verweren van BPF niet opgingen. De Hoge Raad verwierp het beroep en veroordeelde BPF in de kosten van het geding in cassatie.