ECLI:NL:RBDHA:2021:6039

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juni 2021
Publicatiedatum
14 juni 2021
Zaaknummer
NL21.4964
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht aan Italië onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 juni 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit bezittende man, zijn asielaanvraag had ingediend op 8 november 2020. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 6 mei 2021 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn bezwaren tegen de overdracht aan Italië uiteengezet. Hij stelde dat Italië niet voldeed aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel vanwege structurele tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen, en dat hij als Druus kwetsbaar was in de opvangcentra in Italië.

De rechtbank heeft overwogen dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in eerdere uitspraken heeft geoordeeld dat er nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de zorgen over zijn kwetsbaarheid en de situatie in Italië, niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij als bijzonder kwetsbaar kan worden aangemerkt en dat de overdracht aan Italië niet van onevenredige hardheid getuigt. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.4964

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. P.H. Hillen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. van Hoof).

Procesverloop

Bij besluit van 1 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak NL21.4965, plaatsgevonden op 6 mei 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen Z. Amidi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt geboren te zijn op [geboortedatum] en de Syrische nationaliteit te bezitten. Hij heeft op 8 november 2020 een asielaanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft deze asielaanvraag niet in behandeling genomen omdat Italië op grond van artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening [1] verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser [2] . Op 30 december 2020 heeft verweerder Italië verzocht eiser over te nemen op grond van de Dublinverordening. Italië heeft niet tijdig op het overnameverzoek gereageerd, zodat op 1 maart 2021 een fictief akkoord tot stand is gekomen.
3. Eiser is van mening dat ten aanzien van Italië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan omdat zich daar als gevolg van bezuinigingen aan het systeem gerelateerde structurele tekortkomingen van de asielprocedure en de opvangvoorzieningen voordoen. Ter onderbouwing van deze stelling heeft eiser gewezen op het AIDA [3] Country Report over Italië van november 2020 en het SFH/OSAR [4] rapport van januari 2020. Daaruit blijkt dat Dublin-terugkeerders onder meer problemen ervaren bij huisvesting en geen aanspraak kunnen maken op kosteloze rechtshulp om te klagen over de tekortkomingen. Eiser stelt verder dat hij kwetsbaar is in de zin van het Tarakhel arrest [5] van het EHRM [6] van 4 november 2014 omdat hij als Druus zowel tot een religieuze als etnische minderheid behoort. Eiser vreest vanwege zijn geloofsovertuiging problemen te krijgen met moslims in de opvangcentra in Italië. Hij wordt als Druus door zijn in Italië verblijvende landgenoten gezien als loyaal aan het Syrische regime. Het zou dan ook van onevenredige hardheid getuigen om eiser zonder van te voren verkregen garanties over te dragen aan Italië. Eiser verwijst hierbij naar de uitspraak van deze zittingsplaats, rechtbank Den Bosch van 18 december 2020 [7] . Voorts heeft eiser aangevoerd dat de overdrachten naar Italië nagenoeg stilliggen vanwege de maatregelen die genomen zijn ter bestrijding van de coronapandemie. Hij verwacht dat er een grote toestroom van asielzoekers zal zijn zodra de lockdown wordt opgeheven en er weer overdrachten naar Italië kunnen plaatsvinden. Daardoor zullen de problemen in de opvang verergeren. Onder verwijzing naar de rapporten “Ongekend onrecht” en “Klem tussen Balie en Beleid” is eiser van mening dat het bestreden besluit blijkt geeft van het missen van de menselijke maat. Ten slotte stelt eiser zich op het standpunt dat verweerder gelet op zijn bijzondere, individuele omstandigheden op grond van artikel 17 van de Dublinverordening gehouden is de behandeling van eisers aanvraag aan zich te trekken.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) [8] blijkt dat ten aanzien van Italië tot op heden nog steeds onverkort kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat ook Dublin-terugkeerders in Italië toegang zullen krijgen tot adequate zorg en opvang. De Afdeling heeft het SFH/OSAR rapport van januari 2020 in zijn uitspraak van 8 april 2020 betrokken en geoordeeld dat dit rapport geen wezenlijk ander beeld schept van de situatie voor Dublin-terugkeerders in Italië dan al bekend was. Het AIDA-rapport geeft weliswaar blijk van een zorgelijke situatie voor asielzoekers in Italië, maar niet van een situatie van dermate structurele tekortkomingen dat deze aan overdracht van Dublin-terugkeerders in de weg staan. Eiser dient zich met klachten over de tekortkomingen te wenden tot de Italiaanse autoriteiten. De rechtbank ziet in wat eiser aanvoert geen aanleiding om anders te oordelen dan de Afdeling heeft gedaan.
5. Uit het AIDA country report Update 2019 [9] blijkt dat Dublin-terugkeerders op dezelfde mogelijkheden voor rechtsbijstand aanspraak kunnen maken als asielzoekers. Uit artikel 19 en 20 van de Procedurerichtlijn volgt niet dat eiser onvoorwaardelijk aanspraak kan maken op kosteloze rechtsbijstand in zijn asielprocedure. De lidstaten kunnen bepalen dat de kosteloze rechtsbijstand niet wordt aangeboden wanneer het beroep van de verzoeker volgens de rechterlijke instantie of een andere bevoegde autoriteit geen reële kans van slagen heeft [10] . Het door Italië gehanteerde systeem dat een asielzoeker recht heeft op kosteloze rechtsbijstand indien door de rechter wordt beoordeeld dat het beroep kans van slagen heeft, is dus in overeenstemming met de Procedurerichtlijn. De rechtbank ziet in wat eiser aanvoert geen aanleiding om anders te oordelen dan de Afdeling heeft gedaan.
6. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij is aan te merken als bijzonder kwetsbaar zoals bedoeld in het Tarakhel-arrest. Eisers stelling dat hij als Druus zowel tot een religieuze als etnische minderheid behoort en problemen vreest met moslims in de opvangcentra in Italië alsook met landgenoten is hiertoe niet voldoende. Uit vaste rechtspraak volgt dat met ‘kwetsbare asielzoeker’ met name wordt gedoeld op minderjarigen, niet-begeleide minderjarigen, zwangere vrouwen en alleenstaande ouders met minderjarige kinderen. Daarbij komt dat het EHRM [11] in zijn uitspraak van 15 april 2021 [12] geoordeeld heeft dat er in geval van overdracht van kwetsbare vreemdelingen aan Italië geen sprake is van een risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [13] . Individuele garanties voorafgaand aan de overdracht zijn daarom niet nodig. Bij voorkomende problemen kan eiser zich wenden tot hulp en bescherming van de Italiaanse autoriteiten. Gesteld noch gebleken is dat deze mogelijkheid voor eiser niet bestaat.
7. De rechtbank volgt de stelling van eiser, dat na opheffing van de lockdown er een dermate grote toename zal zijn van overdrachten aan Italië dat de problemen in de opvang zullen verergeren, niet. Deze aanname van eiser is uitsluitend gebaseerd op vermoedens die niet op voorhand kunnen leiden tot een ander oordeel.
8. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet heeft geconcretiseerd op welke wijze uit het bestreden besluit blijkt dat verweerder de menselijke maat uit het oog verloren heeft. Verweerder heeft het besluit uitgebreid gemotiveerd en toegelicht. Eiser is in de gelegenheid geweest op het besluit te reageren en heeft zijn standpunt naar voren gebracht evenwel zonder dat hij nader heeft geduid hoe de rapporten, waar hij aan gerefereerd heeft, zich verhouden tot zijn individuele procedure. De beroepsgrond faalt dan ook.
9.
Verweerder heeft dan ook terecht geen aanleiding gezien om met toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening de behandeling van de asielaanvraag van eiser aan zich te trekken. Verweerder heeft in redelijkheid tot het oordeel kunnen komen dat er geen sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat de overdracht van eiser aan Italië van onevenredige hardheid getuigt.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M.P. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 603/2013
2.Artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000
3.Asylum Information Database
4.Swiss Refugee Council
5.Zaaknr.. 29217/12
6.Europees Hof voor de Rechten van de Mens
8.Zie uitspraken van 19 december 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:4131), 29 april 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1395), 12 juni 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1861), 8 april 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:986) en 15 oktober 2020 (ECLI:NL:RVS:2020: 2449)
9.Pagina 60
10.Artikel 20, derde lid, van Richtlijn 2013/32/EU
11.Europees Hof voor de Rechten van de Mens
12.ECLI:CE:ECHR:2021:0323DEC004659519
13.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden