ECLI:NL:RBDHA:2021:5872
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor gezinshereniging met partner en kinderen in Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die in Zwitserland verblijft, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij zijn partner en minderjarige kinderen in Nederland te kunnen wonen. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris, die stelde dat er geen sprake was van inmenging in het gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat er wel degelijk gezinsleven bestaat tussen eiser, zijn partner en hun kinderen, maar dat de belangenafweging door de Staatssecretaris niet correct was uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris onvoldoende had onderbouwd waarom gezinshereniging in Nederland niet mogelijk zou zijn en dat de situatie van eiser niet uitzichtloos was. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij de belangen van de kinderen en de mogelijkheid van gezinshereniging in Nederland beter in de afweging moeten worden meegenomen. Tevens is bepaald dat de Staatssecretaris het griffierecht van de eiser dient te vergoeden en dat de proceskosten worden vergoed.