1.15.Blijkens het – door eiser niet ondertekende – verslag van het gesprek met het hoofd Begraafplaatsen op 8 augustus 2019 heeft eiser gezegd dat zijn vrouw hem op 6 augustus 2019 heeft gevraagd: “Help even”, en dat hij het normaal vindt zijn vrouw te helpen als zij daarom vraagt. Eiser verklaarde dat hij iets aan het pakken was in opdracht van zijn vrouw en dat het ging om een doos boter of zo. Eiser verklaarde dat hij vindt dat dit niet gezien kan worden als nevenwerkzaamheden.
2. Na het voornemen daartoe bekend gemaakt te hebben en nadat eiser zijn zienswijze heeft gegeven, heeft verweerder bij het primaire besluit op grond van artikel 16:1:1 en artikel 8:13 van de ARG, het aan eiser opgelegde voorwaardelijk strafontslag met onmiddellijke ingang ten uitvoer gelegd, omdat eiser zich binnen de proeftijd van drie jaar opnieuw schuldig heeft gemaakt aan soortgelijk of ander ernstig plichtsverzuim bestaande uit het verrichten van nevenwerkzaamheden tijdens arbeidsongeschiktheid.
3. In de bezwaarprocedure is door verweerder desgevraagd een uitdraai van het verzuimregistratiesysteem van de gemeente Den Haag overgelegd. Deze bevat ten aanzien van eiser onder meer de volgende gegevens:
- ziekte, van 6 mei 2019 – 11 september 2019, 15 weken en 4 dagen, percentage wisselend.- ziekte, 6 mei 2019 - 7 mei 2019, 0% hersteld;
- ziekte, 28 mei 2019 - 28 mei 2019, 0% hersteld;
- ziekte, 29 mei 2019 -13 augustus 2019, 94,444% hersteld;
- ziekte, 14 aug 2019 - 11 september 2019, 0% hersteld.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder primair, in afwijking van het advies van de Algemene bezwarencommissie personeelsbesluiten (de bezwarencommissie), de onmiddellijke ten uitvoerlegging van het voorwaardelijk strafontslag gehandhaafd en subsidiair, voor zover de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk strafontslag in rechte onhoudbaar blijkt te zijn, eiser ontslag verleend op grond van artikel 8:8 van de ARG.
5. Aan de tenuitvoerlegging van het strafontslag is ten grondslag gelegd dat eiser gedurende de proeftijd nevenwerkzaamheden heeft verricht tijdens (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid, terwijl hem dit expliciet verboden was. Dat eiser nevenwerkzaamheden heeft verricht is geconstateerd op 29 juni 2019, 1 augustus 2019 en 6 augustus 2019.
6. Eiser betwist dat hij nevenwerkzaamheden heeft verricht. Ook betwist hij dat hij op de dagen waarop zou zijn geconstateerd dat hij nevenwerkzaamheden verrichtte arbeidsongeschikt was. Hij verrichtte toen zijn normale werkzaamheden gedurende zijn gebruikelijke werktijden (36 uur per week).