Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 maart 2021 in de zaken tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
de staatssecretaris van Defensie, verweerder
Procesverloop
1 maart 2020 wordt gerepatrieerd naar Nederland.
.
Overwegingen
16 augustus 1985 aangesteld als militair bij verweerder. Bij besluit van 26 april 2018 is eiser de functie van senior opsporingsambtenaar binnen de Brigade Caribisch Gebied (de Brigade CARIB) toegewezen voor de periode van 1 juli 2018 tot 1 juli 2021. Met ingang van
15 augustus 2018 tot 1 juli 2020 is eiser tijdelijk tewerkgesteld als senior medewerker bedrijfsbureau op Sint Maarten.
1 april 2020 een nieuwe functie is toegewezen in Nederland, waartegen hij geen rechtsmiddelen heeft ingediend. Ook is niet in geschil dat de functie van eiser op Sint Maarten inmiddels door iemand anders wordt vervuld. Nu eiser bovendien heeft aangegeven dat hij niet wenst terug te keren naar Sint Maarten, ziet de rechtbank zich allereerst gesteld voor de vraag of eiser procesbelang heeft bij de behandeling van zijn beroepen. Procesbelang is namelijk alleen aanwezig als het resultaat dat eiser nastreeft daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor hem feitelijke betekenis kan hebben.
Eiser heeft de tankpas niet gebruikt om daar beter van te worden. Eiser voert aan dat het geen tankpas was die door verweerder ter beschikking was gesteld, maar een tankpas die op aanvraag van eiser door het tankstation aan hem was verstrekt. De kosten hiervan werden door het tankstation bij verweerder in rekening gebracht en door verweerder betaald. Eiser was genoodzaakt – slechts twee keer en niet drie keer, zoals verweerder stelt – de tankpas te gebruiken voor zijn privévoertuig, omdat er te weinig dienstvoertuigen waren om de opgedragen werkzaamheden uit te voeren. Ten aanzien van de kwestie met de televisie voert eiser aan dat geen sprake is van een integriteitsschending, omdat ook door andere medewerkers regelmatig voor allerlei doeleinden spullen werden meegenomen voor zakelijk dan wel privégebruik. Eiser is vanaf het begin eerlijk en transparant geweest over het meenemen van de televisie en voor welk doel hij dat deed. Hij had geen enkele intentie om de oude televisie te behouden of te verduisteren. Ook dit incident rechtvaardigt het besluit tot repatriëring niet. Eiser stelt verder dat hij goed heeft gefunctioneerd in zijn periode op Sint Maarten. Verweerder heeft de vermeende tekortkomingen in zijn functioneren onvoldoende onderbouwd. Eiser heeft zelf onderzoek gedaan en diverse collega’s gevraagd hun mening over zijn functioneren schriftelijk te geven. Uit deze verklaringen komt in overwegende mate een positief beeld van eiser naar voren. Niet kan worden gezegd dat eiser niet langer in zijn functie was te handhaven. Eiser meent dat de leiding van de KMar op Curaçao hem om een bepaalde reden van Sint Maarten weg wilde hebben en daartoe een plan heeft bedacht om hem met onterechte beschuldigingen weg te krijgen. Eiser heeft hiertegen aangifte gedaan bij het Bureau Integriteit maar hiermee is niets gedaan. De maatregel van repatriëring is een te zwaar middel afgezet tegen de omstandigheden van het geval. Verweerder had een minder vergaande maatregel kunnen opleggen. Eiser voert aan dat het primaire besluit 1 een juridische grondslag ontbeert en onbevoegd is genomen nu een ontheffingsbesluit ontbreekt. Het bestreden besluit is voorts in strijd met het zorgvuldigheids-, motiverings- en het vertrouwensbeginsel.
Beslissing
mr. J.R. van Veen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2021.