Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiser] , eiser,
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Annual report on human rights 2018 – Poland, van 13 maart 2019 (USDOS 2019);
Country report on Human Rights Practices – Poland,van 11 maart 2020 (USDOS 2020);
World Report 2019, van 17 januari 2019 (HRW 2019);
World Report 2020,van 14 januari 2020 (HRW 2020);
World Report 2021,van 23 januari 2021 (HRW 2021)
Annual report on political rights and civil liberties in 2018, van 4 februari 2019 (Freedom House 2019);
aanmeldgehoor Dublin, pagina 9). Ook ter zitting heeft eiser verklaard dat het hem niet duidelijk is waarom zijn asielverzoeken in de EU steeds worden afgewezen en dat hij dan maar teruggestuurd wil worden naar zijn land van herkomst. Uit die verklaringen blijkt niet dat eiser zelf vreest voor schending van het verbod op refoulement. Bovendien hebben de Poolse autoriteiten het claimverzoek geaccepteerd. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag er dan vanuit worden gegaan dat zij het asielverzoek van eiser zorgvuldig zullen beoordelen. Dat betekent onder meer dat de Poolse autoriteiten eiser niet zullen uitzetten als dit strijdig blijkt met het verbod op refoulement. Eiser heeft niet voldoende onderbouwd dat Polen handelt in strijd met dit verbod. Weliswaar volgt uit het rapport USDOS 2019 dat de Poolse autoriteiten een Russische man in strijd met dit verbod hebben uitgezet, maar hiermee is niet aannemelijk gemaakt dat dit een systematisch probleem betreft. De algemene verwijzingen in dit kader naar de rapporten Freedom House 2019 en HRW 2019 maken dit systematische probleem evenmin aannemelijk. Eiser heeft bovendien verklaard dat hij in het verleden opvang in Polen heeft gehad. Er zijn dan ook geen aanknopingspunten dat hij die opvang nu niet meer zal krijgen.
De Afdeling heeft bij uitspraak van 30 januari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:282) onder verwijzing naar het arrest LM overwogen dat het starten van een artikel 7-procedure door de Europese Commissie alleen in uitzonderlijke gevallen aanleiding kan geven om af te wijken van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Van een dergelijk uitzonderlijk geval is geen sprake. Ook uit de rapporten vloeit niet voort dat eiser het reële risico op schending van voornoemde artikelen loopt. De rechtbank acht ook van belang dat uit de stukken niet blijkt dat de problemen omtrent de rechtspraak in Polen eerder directe invloed hebben gehad op asielzaken en dat niet blijkt dat rechtszaken in Polen eerder hebben geleid tot schendingen van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU-Handvest. Daarbij wijst de rechtbank nogmaals op voornoemde uitspraak van 12 november 2020. Weliswaar zijn niet alle door eiser genoemde rapporten in die uitspraak meegenomen, maar die rapporten, zoals HRW 2020, HRW 2021 en USDOS 2020, schetsen geen wezenlijk ander beeld dan hiervoor genoemd. Eiser stelt terecht dat
niet is uitgeslotendat hij bij overdracht aan Polen slachtoffer wordt van het gebrek aan onafhankelijke rechtspraak, maar er zijn onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat hij daartoe een
reëel risicoloopt.