ECLI:NL:RBDHA:2021:16281
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering tot verrekening van vervangende hechtenis met onvoorwaardelijke gevangenisstraf
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], een Poolse man die in Nederland een gevangenisstraf uitzit, en de Staat der Nederlanden. [eiser] vorderde dat de Staat zou worden bevolen om de 72 dagen vervangende hechtenis die hij had uitgezeten, te verrekenen met de onvoorwaardelijke gevangenisstraf die hem was opgelegd. Hij stelde dat hij in een situatie van betalingsonmacht verkeerde en dat de vervangende hechtenis onrechtmatig was uitgevoerd, omdat hij niet was geïnformeerd over de wijziging in de volgorde van tenuitvoerlegging van zijn straffen.
De rechtbank oordeelde dat de vordering van [eiser] niet kon worden toegewezen, omdat er geen wettelijke basis was voor de verrekening van ongelijksoortige vormen van detentie. De voorzieningenrechter benadrukte dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid om vervangende hechtenis te verrekenen met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bovendien werd vastgesteld dat de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis niet onrechtmatig was, aangezien [eiser] voorafgaand aan de tenuitvoerlegging was gewaarschuwd en de Staat had voldaan aan zijn aanmaningsplicht.
De voorzieningenrechter wees de vorderingen van [eiser] af en veroordeelde hem in de proceskosten. Dit vonnis bevestigt de strikte scheiding tussen verschillende vormen van detentie en de noodzaak voor een wettelijke basis voor verrekening.