Sector civiel recht - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: 389165 / KG ZA 11-273
Vonnis in kort geding van 21 april 2011
[eiseres],
wonende te [woonplaats], thans verblijvende in de
Penitentiaire Inrichting [verblijfplaats],
eiseres,
advocaat mr. A.A. Nunnikhoven te Tilburg,
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie),
zetelende te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. E.C. Gijselaar te 's-Gravenhage.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als '[eiseres]' en 'de Staat'.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 11 april 2011 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. Bij vonnis van de politierechter te Breda van 16 juni 2005 is [eiseres] in de zaak met parketnummer 02/605917-05 veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis.
1.2. Bij vonnis van de politierechter te Breda van 2 mei 2006 is [eiseres] in de zaak met parketnummer 02/607762-05 veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis en voorts is een schadevergoedingsmaatregel van € 327,55 opgelegd, subsidiair zes dagen hechtenis.
1.3. Bij vonnis van de politierechter te Breda van 11 april 2008 is [eiseres] in de zaak met parketnummer 02/620989-07 veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis en voorts is een schadevergoedingsmaatregel opgelegd voor een bedrag van € 14.341,00, subsidiair 101 dagen hechtenis.
2.1. [eiseres] vordert na vermindering van eis ter zitting dat de Staat wordt bevolen om de insluitingstitels met parketnummers 02/620989-07 enerzijds en 02/607762-05 en 02/605917-05 anderzijds om te draaien, zodat de vervangende vrijheidsstraf voor de zaak met 02/620989-07 als laatste zal worden geëxecuteerd, op straffe van onmiddellijke invrijheidsstelling van [eiseres] en/of verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag dat het gevraagde gebod wordt overtreden.
2.2. Daartoe voert [eiseres] het volgende aan. [eiseres] zit op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Breda. De straffen die aan [eiseres] zijn opgelegd moet zij in bepaalde volgorde uitzitten: eerst de straf opgelegd in de zaak met parketnummer 02/620989-07 en daarna de straffen in de zaken met parketnummers 02/607762-05 en 02/605917-05. [eiseres] wil in de zaak met parketnummer 02/620989-07 het bedrag waarvoor vervangende hechtenis is opgelegd voldoen. Het is om die reden van belang dat deze straf als laatste wordt geëxecuteerd. Door de straffen om te draaien heeft [eiseres] tot het laatste moment een prikkel om de volledige schadevergoedingsmaatregel te voldoen. Als op een gegeven moment blijkt dat zij het bedrag toch niet kan voldoen, dan zal zij in detentie blijven. Verder is het omdraaien van de straffen slechts een administratieve handeling voor de Staat. Ten slotte is het van belang dat door de thuissituatie van [eiseres] de detentie extra zwaar op haar drukt. [eiseres] is namelijk moeder van twee kinderen en haar man is ernstig hulpbehoevend.
2.3. De Staat voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. [eiseres] heeft - naar de voorzieningenrechter begrijpt - aan haar vordering ten grondslag gelegd dat de Staat jegens haar onrechtmatig handelt. Daarmee is de bevoegdheid van de burgerlijke rechter, in dit geval de voorzieningenrechter in kort geding, gegeven.
3.2. Vooropgesteld wordt dat in het wettelijke stelsel besloten ligt dat een veroordelende beslissing van de strafrechter, waartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat, niet alleen mag maar ook moet worden ten uitvoer gelegd. Het CJIB is in opdracht van het openbaar ministerie belast met de executie van schadevergoedingsmaatregelen en taakstraffen.
3.3. Vaststaat dat het CJIB in de onderhavige zaak is belast met de tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis ten aanzien van [eiseres] van zowel de schadevergoedingsmaatregel als de taakstraffen. [eiseres] betwist op zichzelf de bevoegdheid om tot tenuitvoerlegging over te gaan niet, maar stelt dat de volgorde waarop de tenuitvoerlegging thans plaatsvindt moet wijzigen.
3.4. Het CJIB heeft in beginsel een ruime beleidsvrijheid bij de wijze van tenuitvoerlegging van schadevergoedingsmaatregelen en taakstraffen. Aan de voorzieningenrechter komt daarom slechts een marginale toetsingsbevoegdheid toe. De wijze waarop het CJIB ten uitvoer legt, is neergelegd in de 'Aanwijzing executie straffen en maatregelen' (Staatscourant 2010, 9605, hierna 'de Aanwijzing'). Op grond van de Aanwijzing is het vast beleid dat eerst de vervangende hechtenis van een schadevergoedingsmaatregel ten uitvoer wordt gelegd en daarna de vervangende hechtenis van een taakstraf.
3.5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de door [eiseres] aangevoerde omstandigheden geen aanleiding vormen om af te wijken van voornoemd vastgesteld beleid. Het was voor [eiseres] vanaf april 2008 (zie onder 1.3) bekend dat aan haar een schadevergoedingsmaatregel was opgelegd, die vervangen zou worden door hechtenis wanneer zij de schadevergoeding niet tijdig zou betalen. Vaststaat dat [eiseres] vanaf 31 januari 2011 de vervangende hechtenis ondergaat. [eiseres] heeft derhalve bijna drie jaar de tijd gehad om aan de schadevergoedingsmaatregel te voldoen en daarmee te voorkomen dat zij de vervangende hechtenis zou moeten ondergaan. Het komt voor haar rekening en risico dat zij niet tijdig aan de op haar rustende betalingsverplichting heeft voldaan c.q. heeft kunnen voldoen.
3.6. Dat de detentie extra op [eiseres] drukt gelet op de persoonlijke omstandigheden, gelegen in de zorg voor haar kinderen en haar ernstig hulpbehoevende man, is door haar aannemelijk gemaakt en ook niet door de Staat betwist. Deze omstandigheden geven echter evenmin aanleiding om af te wijken van het vastgestelde beleid. Het zijn gevolgen waarmee een ieder die in hechtenis wordt opgenomen kan worden geconfronteerd. In dit verband geldt evenzeer hetgeen hiervoor is overwogen over het ruime tijdsbestek waarbinnen [eiseres] maatregelen had kunnen treffen voor deze situatie. Dat zij dit heeft nagelaten of de gevolgen onvoldoende heeft (kunnen) overzien dient ook voor haar rekening en risico te blijven.
3.7. [eiseres] heeft ter zitting nog verklaard dat zij in het kader van de schadevergoedingsmaatregel inmiddels een bedrag heeft betaald. Door de Staat is daarop aangegeven, dat er door het CJIB nog geen bedrag ontvangen was. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de Staat terecht heeft aangevoerd dat bij eventuele betaling door [eiseres] de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis niet met terugwerkende kracht als onrechtmatig kan worden aangemerkt. Verder bestaat geen wettelijke grondslag om bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de in dat verband reeds ondergane vervangende hechtenis voor de schadevergoedingsmaatregel te verrekenen met de vervangende hechtenis voor de taakstraffen. Een betaling in het kader van de opgelegde schadevergoedingsmaatregel kan slechts in mindering strekken op het aantal dagen vervangende hechtenis dat daar (nog) tegenover staat. Er zijn geen wettelijke bepalingen of omstandigheden gesteld of gebleken die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. De vordering van [eiseres] zal dan ook worden afgewezen.
3.8. [eiseres] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt [eiseres] in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de Staat begroot op € 1.384,--, waarvan
€ 816,-- aan salaris advocaat, € 568,-- aan griffierecht;
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A. Koppen en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2011.