Beoordeling
Tijdigheid beroep kantonrechter
1. De kantonrechter heeft de beroepen van de betrokkene tegen de beslissingen van de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze te laat zijn ingesteld, nu de beroepschriften op
14 juni 2017 zijn ontvangen terwijl deze op 9 juni 2017 ontvangen hadden moeten zijn.
2. De termijn om beroep in te stellen is van openbare orde. Dat wil zeggen dat de rechter uit zichzelf moet beoordelen of het beroep bij de kantonrechter tijdig is ingesteld en of de kantonrechter daar juist over heeft beslist.
3. Tegen de beslissing van de officier van justitie kan binnen zes weken beroep worden ingesteld. Dat volgt uit artikel 9, eerste lid, van de Wahv en de artikelen 3:41, 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De termijn voor het instellen van beroep begint op de dag die volgt op de dag waarop de beslissing aan de betrokkene is toegestuurd.
4. De beslissingen van de officier van justitie zijn op 21 juli 2017 aan de betrokkene toegestuurd. De beroepstermijn eindigde dus op 1 september 2017. De beroepschriften zijn gedateerd 15 augustus 2017. Uit een stempel blijkt dat deze op 16 augustus 2017 door de officier van justitie zijn ontvangen. De beroepen zijn dan ook tijdig ingesteld. De kantonrechter heeft de beroepen ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Daarom zal het hof die beslissingen vernietigen en doen wat de kantonrechter had behoren te doen, namelijk de beroepen tegen de beslissingen van de officier van justitie beoordelen.
Hoorplicht officier van justitie
5. De officier van justitie heeft de beroepen tegen de inleidende beschikkingen niet-ontvankelijk verklaard omdat die te laat zijn ingesteld.
6. De gemachtigde voert onder meer aan dat de officier van justitie het recht om te worden gehoord heeft geschonden. De gemachtigde had verzocht om te worden gehoord maar de beroepen zijn direct niet-ontvankelijk verklaard.
7. Het hof stelt vast dat de gemachtigde in de administratief beroepschriften heeft verzocht om te worden gehoord door de officier van justitie. Gelet op dit verzoek mocht de officier van justitie niet afzien van het horen van de betrokkene dan wel diens gemachtigde. Hierdoor is de betrokkene de gelegenheid ontnomen om omstandigheden naar voren te brengen die kunnen meebrengen dat de administratief beroepen, ondanks de overschrijding van de beroepstermijn, toch ontvankelijk zouden moeten worden geacht. Daarom zal het hof de beroepen gegrond verklaren en de beslissingen van de officier van justitie vernietigen. Vervolgens zal het hof de beroepen tegen de inleidende beschikking beoordelen.
Tijdigheid administratief beroep
8. Tegen de inleidende beschikking kan binnen zes weken beroep worden ingesteld. Dat volgt uit artikel 6, eerste lid, van de Wahv en de artikelen 3:41, 6:7 en 6:8 van de Awb. De termijn voor het instellen van beroep begint op de dag die volgt op de dag waarop de beschikking aan de betrokkene is toegestuurd.
9. Blijkens de zaakoverzichten zijn de inleidende beschikkingen op 28 april 2017 aan de betrokkene toegestuurd. De beroepstermijn eindigde daarvan uitgaande op 9 juni 2017. De beroepschriften zijn gedateerd 13 juni 2017. Uit een stempel blijkt dat deze op 14 juni 2017 door de officier van justitie zijn ontvangen.
10. De gemachtigde voert aan dat de betrokkene de inleidende beschikkingen niet heeft ontvangen en pas op 10 juni 2017 via het digitale portal van het CJIB op de hoogte is geraakt van de boetes. Volgens de gemachtigde zijn de inleidende beschikkingen niet op de juiste wijze bekendgemaakt. Daarom zijn de beroepen niet te laat. Het ligt op de weg van de officier van justitie om aan te tonen dat de beschikkingen wel zijn verstuurd. Bovendien kloppen de data in het zaakoverzicht niet omdat de administratief beroepen bij separate brieven van 13 juni 2017 zijn ingesteld, terwijl in het zaakoverzicht staat dat deze op 22 juni 2017 zijn ingesteld. Verder is gebleken dat het CJIB de verzendadministratie heeft uitbesteed aan een derde, namelijk de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). De gemachtigde verwijst naar een convenant tussen het CJIB en de DUO. Hij stelt zich op het standpunt dat het voor de hand ligt dat het openbaar ministerie een begin van bewijs aandraagt dat de beschikkingen wel degelijk zijn verstuurd.
11. Het is vaste rechtspraak van het hof dat het bestuursorgaan aannemelijk moet maken dat een beslissing is verstuurd. Dat is van belang voor de vraag wanneer de beroepstermijn start. Als dat aannemelijk is gemaakt en de geadresseerde heeft niet tijdig beroep ingesteld, dan kan aan de orde komen of de overschrijding van de beroepstermijn aan de geadresseerde kan worden toegerekend. Het is dan aan de geadresseerde om op een niet ongeloofwaardige manier te betwisten dat de beslissing is ontvangen. Slaagt dat, dan is het aan het bestuursorgaan om aannemelijk te maken dat het document wel is ontvangen.
12. In de zaakoverzichten staat dat de inleidende beschikkingen op 28 april 2017 aan de betrokkene zijn toegestuurd. Het CJIB verzorgt de verzending.
13. De advocaat-generaal heeft nadere informatie toegestuurd over het aanmaak- en verzendproces van documenten door het CJIB en de DUO.Allereerst wordt benadrukt dat de werkwijze zoals beschreven door het hof in het arrest van 23 december 2009
“Het is het hof ambtshalve bekend dat het CJIB voor de vervaardiging en aanbieding ter verzending van poststukken gebruikt maakt van de diensten van een printermailservicebedrijf. Op elektronische wijze worden dagelijks gegevens verstrekt vanuit het geautomatiseerde systeem van het CJIB aan het printermailservicebedrijf. Het aanmaken, uitdraaien op papier, voegen in een enveloppe en aanbieden aan TNT Post geschiedt ook door middel van een geautomatiseerd systeem. Het CJIB geeft de verzenddatum van de beschikking mee. De logistiek bij het printermailservicebedrijf is zodanig ingericht, dat de beschikkingen vóór de verzenddatum aan TNT Post worden aangeboden. Er is sprake van een interne kwaliteitscontrole bij het printermailservicebedrijf. Zo vindt een vergelijking plaats van het totale aantal aan TNT Post aangeboden stukken en het totale aantal door het CJIB aangeleverde zaken. Gecontroleerd wordt of hetzelfde aantal documenten wordt uitgeprint als dat aan TNT Post wordt aangeboden (Nationale Ombudsman 15 mei 2007, AB 2007, 290 en JB 2007, 159).”
14. Uit de door de advocaat-generaal verstrekte informatie blijkt verder - samengevat en voor zover relevant - het volgende. Per 1 december 2011 is de DUO leverancier voor het CJIB geworden. Dagelijks worden door het CJIB bestanden aangeleverd aan de DUO. De DUO print de documenten, vouwt deze, doet ze in enveloppen en biedt de poststukken aan PostNL aan ter bezorging. De samenwerking tussen het CJIB en de DUO is vastgelegd in een convenant.Afspraken over de inhoudelijke samenwerking zijn vastgelegd in een SLA (service level agreement). Bij wijzigingen in de afspraken of nieuwe overeenkomsten worden deze documenten gewijzigd. Uit de informatie over deze afspraken volgt dat er op meerdere momenten in het proces controles worden uitgevoerd en dat op verschillende momenten contact is tussen de DUO en het CJIB, bijvoorbeeld door middel van de dag- en maandrapportages die de DUO voor het CJIB opstelt.
15. Het hof is op basis van voormelde informatie van oordeel dat gelet op de inrichting van het aanmaak- en verzendproces de kans op fouten nagenoeg is uitgesloten, ook nu het CJIB samenwerkt met de DUO. Bij deze stand van zaken mag op basis van de zaakoverzichten worden aangenomen dat de inleidende beschikkingen daadwerkelijk zijn verstuurd.
16. Namens de betrokkene is ontkend dat de inleidende beschikkingen zijn ontvangen. Dat is onvoldoende om de ontvangst te weerleggen. Uit de stukken blijkt ook niet dat de inleidende beschikkingen als onbestelbaar retour zijn gekomen. Daarom wordt ervan uitgegaan dat de betrokkene deze wel heeft ontvangen.
17. Gelet op het voorgaande komt het hof tot de conclusie dat de administratief beroepen niet tijdig zijn ingesteld.
Verschoonbaarheid termijnoverschrijding
18. Artikel 6:11 van de Awb bepaalt – kort gezegd – dat een te laat ingesteld beroep tóch ontvankelijk kan zijn, wanneer het de betrokkene niet kan worden toegerekend dat te laat beroep is ingesteld.
19. De gemachtigde voert aan dat gebleken is dat het CJIB een beleid heeft waaruit kan worden geconcludeerd dat door te bellen met het CJIB een nieuwe inleidende beschikking wordt toegestuurd indien een beschikking te laat of niet is ontvangen. Daarin staat dan een nieuwe beroepstermijn. Het zou gek zijn wanneer de betrokkene in administratief beroep aanvoert geen beschikking te hebben ontvangen, dit tot gevolg heeft dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, terwijl de betrokkene een nieuwe inleidende beschikking met een nieuwe beroepstermijn had gekregen als eerst het CJIB was gebeld. Gelet op dit beleid - waar de betrokkene vertrouwen aan mag ontlenen - is het beroep volgens de gemachtigde vanwege een verschoonbare termijnoverschrijding ontvankelijk. Ter onderbouwing heeft de gemachtigde een werkbeschrijving van het CJIB over het versturen van een nieuwe brief bijgevoegd.
20. Dat bij het CJIB mogelijk een beleid bestaat om een inleidende beschikking in bepaalde gevallen opnieuw toe te sturen, brengt naar oordeel van het hof niet mee dat de termijnoverschrijding in de onderhavige zaken de betrokkene niet kan worden toegerekend. Wat er verder ook zij van de werkwijze van het CJIB, in gevallen als deze, waarbij ervan wordt uitgegaan dat de inleidende beschikkingen daadwerkelijk zijn verstuurd en ontvangen, is de beroepstermijn daarmee aangevangen. Voor zover door het opnieuw versturen van een inleidende beschikking de indruk zou ontstaan dat alsnog tijdig beroep ingesteld kan worden tegen de inleidende beschikking, wijst het hof erop dat het vaste jurisprudentie is dat vertrouwen, ontleend aan informatie waarvan eerst kennis is genomen na de beroepstermijn, niet maakt dat een inmiddels plaats gehad hebbende niet-verschoonbare termijnoverschrijding alsnog verschoonbaar wordt (vgl. het arrest Hoge Raad van
22 november 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA8419). Daarnaast is de officier van justitie bevoegd om te beslissen op het beroep en niet het CJIB. Aan een dergelijke mededeling van een ter zake niet-bevoegde instantie, komt niet het door de gemachtigde gewenste gevolg toe. Daarom mag er niet op worden vertrouwd, dat gelet op het beleid van het CJIB, een termijnoverschrijding verschoonbaar zal worden geacht wanneer de betrokkene stelt de inleidende beschikking niet te hebben ontvangen en daardoor te laat beroep instelt. 21. Het hof zal de beroepen tegen de inleidende beschikkingen niet-ontvankelijk verklaren.
22. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het verzoek om een proceskostenvergoeding worden afgewezen (vgl. het arrest van het hof van 28 april 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:3336).