ECLI:NL:HR:2009:BG5977
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Aftrek voorarrest in hoofdzaak bij tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraf
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 maart 2009 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één week, met aftrek van het ondergane voorarrest. De verdachte had echter 103 dagen in voorarrest doorgebracht. Het Hof had de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van een week. De Hoge Raad oordeelde dat de opvatting dat het Hof niet vrijstond om de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf te gelasten onjuist was. De Hoge Raad merkte op dat in gevallen waarin op basis van artikel 361a van het Wetboek van Strafvordering bij de uitspraak in de hoofdzaak tevens de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf wordt gelast, een bevel tot aftrek van het voorarrest op die voorwaardelijke straf niet mogelijk is, omdat de wet daarin niet voorziet. De Hoge Raad concludeerde dat de middelen van cassatie niet tot vernietiging konden leiden en dat de redelijke termijn van artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens was overschreden, maar dat dit geen rechtsgevolg met zich meebracht gezien de opgelegde straf. De Hoge Raad verwierp het beroep.