ECLI:NL:RBDHA:2021:16116

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
AWB 21/1278 en AWB 21/1279
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsdocument EU op basis van schijnrelatie en artikel 8 EVRM

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Ghanese vrouw, en de Staatsecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument EU/EER, welke door de verweerder was afgewezen op basis van het vermoeden van een schijnrelatie met haar partner, een Belgische nationaliteit houder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag op 28 juni 2020 was afgewezen en dat het bezwaar hiertegen op 4 februari 2021 ongegrond was verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 17 juni 2021 is gebleken dat eiseres en haar partner tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd over hun relatie, waaronder details over hun eerste ontmoeting en de frequentie van hun contact. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verklaringen van eiseres en haar partner niet geloofwaardig zijn, mede door informatie van de Britse autoriteiten die aantoont dat de partner van eiseres eerder getrouwd was. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verweerder terecht heeft geconcludeerd dat de relatie tussen eiseres en haar partner is aangegaan met als enig doel om een verblijfsvergunning te verkrijgen.

De rechtbank heeft ook het beroep van eiseres op artikel 8 van het EVRM verworpen, omdat de afgifte van een verblijfsdocument EU/EER geen verdergaande strekking heeft dan het bevestigen van rechtmatig verblijf. Eiseres moet een nieuwe aanvraag indienen als zij wil dat verweerder haar situatie op basis van artikel 8 van het EVRM beoordeelt. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 21/1278 en AWB 21/1279
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 20 juli 2021 in de zaak tussen
[eiseres] , geboren [geboortedatum] 1978, van Ghanese nationaliteit,eiseres/verzoekster,
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Guman),
en

de Staatsecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Procesverloop

Bij besluit van 28 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres/verzoekster (eiseres) tot afgifte van een verblijfsdocument EU/EER afgewezen. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 4 februari 2021 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juni 2021. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres is op onbekende datum Nederland ingereisd. Zij vraagt verblijf bij haar partner, de heer [A] (referent) met wie zij sinds 15 augustus 2018 een duurzame en exclusieve relatie heeft. Eiseres stelt dat zij verblijfsrecht ontleent aan het recht van de Europese Unie, meer in het bijzonder aan de Verblijfsrichtlijn [1] , omdat referent de Belgische nationaliteit heeft en daarom Unieburger is.
Standpunt verweerder
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen. Omdat volgens verweerder sprake was van indicatoren die leiden tot een gegrond vermoeden dat sprake was van een schijnrelatie, zijn eiseres en referent naar aanleiding van de aanvraag uitgenodigd voor een gehoor op 19 oktober 2020. Van dit gehoor is een verslag gemaakt. Volgens verweerder hebben eiseres en referent tijdens het gehoor ongeloofwaardige, onwetende en tegenstrijdige verklaringen afgelegd over essentiële onderdelen van een hun relatie, zoals over hun eerste ontmoeting. Verweerder concludeert dat eiseres en referent een relatie zijn aangegaan met als enig doel om van het in de Verblijfsrichtlijn [2] neergelegde recht van vrij verkeer en verblijf te kunnen genieten, waarop anders geen aanspraak zou kunnen worden gemaakt.
Standpunt eiseres
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Eiseres heeft aannemelijk gemaakt dat zij en referent een duurzame en exclusieve relatie hebben. Verweerder heeft bij zijn beoordeling te weinig waarde toegekend aan de overgelegde getuigenverklaring en de (intieme) foto’s en video’s. Ook heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden met de cultuur van eiseres. Tot slot is de weigering van het verblijfsdocument in strijd met artikel 8 van het EVRM. [3]
Oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank overweegt als volgt
5. Op grond van artikel 35 van de Verblijfsrichtlijn kunnen de lidstaten maatregelen nemen om in het geval van rechtsmisbruik of fraude, zoals schijnhuwelijken, rechten die voortvloeien uit de richtlijn te ontzeggen, te beëindigen of in te trekken. Artikel 35 van de Verblijfsrichtlijn is geïmplementeerd in artikel 8.25 van het Vreemdelingebesluit 2000, waarin staat dat verweerder het rechtmatig verblijf kan ontzeggen dan wel beëindigen indien de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden terwijl die gegevens zouden hebben geleid tot weigering van toegang of verblijf.
Over de duurzame en exclusieve relatie
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, gelet op het verslag van de hoorzitting, terecht de conclusie heeft getrokken dat sprake is van een schijnrelatie. De rechtbank licht dit als volgt toe.
7. Volgens informatie van de Britse Home Office heeft referent in januari 2019 nog garant gestaan voor een aanvraag tot toegang tot het Verenigd Koninkrijk van zijn Ghanese echtgenote [B] . Referent wordt tijdens de hoorzitting met deze informatie geconfronteerd, maar zegt dat hij daar niks van af weet. Als verweerder hierover doorvraagt, zegt referent dat hij wel ooit in het Verenigd Koninkrijk is geweest, maar dat hij niet precies weet wanneer en hoe vaak hij daar is geweest. Over zijn huwelijk met [B] zegt referent dat hij zich niet realiseerde dat dit een echt huwelijk was. Eiseres weet niet of referent ooit in het Verenigd Koninkrijk is geweest en heeft gehoord van de naam [B] . De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat deze informatie van de Britse Home Office en de verklaringen van referent en eiseres daarover volledig afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van de gestelde relatie en de samenwoning van eiseres en referent. Verweerder heeft op basis van deze informatie namelijk mogen vaststellen dat, op het moment dat eiseres en referent al stelden een relatie in Nederland te hebben, referent in Ghana met andere vrouw is getrouwd, voor wie hij in het Verenigd Koninkrijk garansteller is geweest. De enkele stelling dat eiseres de informatie uit het Verenigd Koninkrijk niet kan verifiëren, maakt het niet anders. De berichtgeving van de Britse Home Office is namelijk opgenomen in het dossier en het blijkt niet dat eiseres zelf enige moeite heeft gedaan eventuele achterliggende informatie op te vragen.
8. Verder heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres en referent tegenstijdig hebben verklaard over hun eerste ontmoeting op het Kwaku festival in Amsterdam en het contact daarna. Volgens eiseres was referent met zijn vriend [C] op het festival, maar referent zegt zelf dat hij daar met zijn vriend [D] was. Ook zegt referent dat hij eerst iets heeft gedronken met eiseres alleen en daarna haar vriendin [E] heeft ontmoet. Eisers zegt daarentegen dat zij eerst met z’n vieren kennis hebben gemaakt en dat zij daarna pas alleen met referent iets heeft gedronken. Eiseres en referent hebben tegenstrijdig verklaard over hoe vaak zij contact hadden tussen het festival en hun volgende ontmoeting.
9. Over het contact dat eiseres en referent hadden voordat zij gingen samenwonen, zegt referent dat zij vooral belde en elkaar soms via Whatsapp berichten stuurde. In de periode van 25 september 2018 tot en met 28 november 2019 hadden zij weinig contact met elkaar, omdat eiseres toen geen Whatsapp had. Volgens eiseres hadden zij alleen telefonisch contact, omdat eiseres kan niet typen. Als eiseres door verweerder wordt geconfronteerd met bewijs van Whatsapp contact, zegt eiseres alleen dat zij niet goed is in berichten sturen. Daarmee heeft eiseres nog geen logische verklaring gegeven voor haar stelling dat zij niet zou kunnen typen.
10. Over zijn werk heeft referent in eerste instantie verklaard dat hij bij [bedrijf] werkte op het moment dat hij eiseres leerde kennen. Als referent door verweerder wordt geconfronteerd met informatie uit Suwinet waaruit blijkt dat hij pas sinds april 2019 bij [bedrijf] werkte, zegt referent dat dit klopt. Namen van vorige werkgevers kan referent zich pas herinneren als verweerder deze noemt. Ook heeft referent niet zelf aan verweerder verteld dat hij 4 of 5 maanden thuis heeft gezeten voordat hij bij [bedrijf] ging werken. Eiseres weet niet anders dan dat referent bij [bedrijf] heeft gewerkt. Referent zou haar niet hebben verteld dat hij een aantal maanden geen werk had. Als referent wordt geconfronteerd met de verklaring van eiseres zegt hij dat het moment waarop dat hij eiseres leerde kennen en waarop hij bij [bedrijf] begon met werken, dicht op elkaar zat. Deze verklaring van referent klopt niet, omdat hij pas sinds april 2019 bij [bedrijf] is gaan werken en eiseres en referent vanaf 15 augustus 2018 een relatie zouden hebben. Op de relatieverklaring is ook ingevuld dat zij vanaf die datum samenwonen, maar dat komt weer niet overeen met de verklaringen van eiseres en referent op de hoorzitting. Daar zeggen zij namelijk dat ze pas sinds december 2019 samenwonen.
11. Daarbij komt dat eiseres en referent ook tegenstrijdig hebben verklaard over het zakgeld wat eiseres elke maand van referent krijgt. Referent zegt namelijk dat eiseres pas zakgeld krijgt sinds zij samenwonen, Eiseres zegt daarentegen dat zij daarvoor ook al zakgeld kreeg. Eiseres weet niet precies sinds wanneer zij zakgeld krijgt, want dat is al lang geleden. Eiseres en referent hebben deze tegenstrijdige verklaringen niet opgehelderd, maar alleen gezegd dat het allemaal lang geleden is en dat referent een beetje zenuwachtig is.
12. Hoewel uit het verslag van de hoorzitting blijkt dat eiseres en referent tijdens die zitting ook op onderdelen hetzelfde hebben verklaard, heeft verweerder zich gelet op dat verslag terecht op het standpunt gesteld dat eiseres en referent op essentiële punten verschillend en met name onwetend hebben verklaard, zoals hierboven is weergegeven. Verweerder heeft dan ook terecht meer gewicht toegekend aan deze tegenstrijdige verklaringen [4] en geconstateerd dat eiseres in de beroepsfase geen afdoende verklaring heeft gegeven voor alle tegenstrijdigheden die verweerder in het bestreden besluit heeft genoemd.
13. Ook de overgelegde stukken zijn niet voldoende om de geconstateerde tegenstrijdigheden weg te nemen. Over de getuigenverklaringen stelt verweerder terecht dat deze subjectief zijn, waardoor er niet de bewijswaarde aan kan worden gehecht die eiseres daaraan wenst te geven. Bovendien zijn niet alle getuigenverklaringen voorzien van een identiteitsbewijs. De overgelegde foto’s zeggen op zichzelf niets over het al dan niet hebben van een oprechte relatie. Bovendien is het onduidelijk op welke datums de foto’s zijn genomen. Verder gaat de rechtbank voorbij aan de stelling van eiseres dat verweerder bij de beoordeling van de aanvraag onvoldoende rekening heeft gehouden met de cultuur van eiseres en referent. Eiseres heeft namelijk niet duidelijk gemaakt wat die cultuur zou betekenen.
14. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt kan stellen dat de relatie tussen eiseres en referent is gesloten met als enig oogmerk om eiseres een verblijfvergunning in Nederland te verschaffen. Om die reden heeft verweerder de verblijfsvergunning van eiseres mogen weigeren.
Over artikel 8 van het EVRM
15. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiseres op artikel 8 van het EVRM ook niet slaagt. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) volgt namelijk dat de afgifte van een verblijfsdocument EU/EER geen verdere strekking heeft dan het bevestigen van het bestaan van rechtmatig verblijf en dat een beroep op artikel 8 van het EVRM daarom niet kan leiden tot afgifte van dat document. [5] Als eiseres wil dat verweerder beoordeelt of zij in aanmerking komt voor verblijf op grond van artikel 8 van het EVRM, moet zij daarvoor een aanvraag indienen.
Conclusie
16. Het beroep is ongegrond.
17. Gegeven de beslissing in de hoofdzaak is er geen grond meer voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening, zodat het verzoek wordt afgewezen.
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier. De beslissing is uitgesproken op 20 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
De rechter is verhinderd de uitspraak mede te ondertekenen
griffier (voorzieningen)rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Richtlijn 2004/38/EG.
2.Richtlijn 2004/38/EG.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.zie ook de uitspraak van de ABRvS van 6 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2434.
5.zie onder meer de uitspraken van de ABRvS van 12 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2772, onder 4.1, 14 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3147, onder 5.1, 1 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2440, onder 8.1, en 16 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:790, onder 5.1.