Overwegingen
Waar gaat de procedure over?
Eiseres heeft de Ghanese nationaliteit en is geboren op [geboortedatum 1] 1989. Eiseres stelt een relatie te hebben met referent, de heer [A] van Britse nationaliteit en geboren op [geboortedatum 2] 1974. Eiseres stelt met hem samen te wonen in Almere. Op grond van deze relatie heeft eiseres op 23 januari 2019 verzocht om een verblijfsdocument op grond van het Unierecht. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft verweerder eiseres en referent op 28 augustus 2019 gehoord over hun relatie.
Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen en zich - kort gezegd – op het standpunt gesteld dat sprake is van een schijnrelatie tussen eiseres en referent. Eiseres en referent hebben tijdens het gehoor veel onwetende, vage en tegenstrijdige verklaringen afgelegd. De door eiseres bij de aanvraag en in bezwaar overgelegde bewijsstukken kunnen verder hooguit dienen als ondersteunend bewijs en doen niet af aan de afgelegde tegenstrijdige en opmerkelijke verklaringen.
Mocht verweerder eiseres en referent horen over de relatie?
3. Eiseres voert als eerste aan dat verweerder ten onrechte een onderzoek naar de relatie van haar en referent heeft ingesteld door hen te horen over hun relatie. Systematische controles zijn verboden en aangezien geen van de indicatieve criteria zoals omschreven in paragraaf 4.2 van de Richtsnoeren Richtlijn 2004/38/EG (de Richtsnoeren) op eiseres en referent van toepassing zijn, is er geen sprake van een gegrond vermoeden van misbruik. Dit kan alleen anders zijn als daarvoor sterke aanwijzingen bestaan en in het geval van eiseres en referent was dat niet het geval. Eiseres betwist daarbij alle indicatoren die verweerder aan het onderzoek ten grondslag heeft gelegd. Zo voert eiseres onder andere aan dat het leeftijdsverschil tussen eiseres en referent geen onderscheidende indicator is en verwijst daarbij naar het Handboek voor de aanpak van vermoedelijke schijnhuwelijken tussen EU-burgers en burgers van derde landen in de context van het EU-recht inzake vrij verkeer van EU-burgers van de Europese Commissie (SWD (2014) 248 final) (het Handboek). Verweerder heeft verder ten onrechte de omstandigheid dat eiseres een periode illegaal in Nederland heeft verbleven meegewogen als een indicatie voor een gegrond vermoeden van misbruik, aangezien op grond van het beleid een partner eerst zes maanden moet samenwonen voordat aanspraak kan worden gemaakt op het verblijfsdocument. Dit betekent dat het betreffende gezinslid wordt gedwongen om eerst minimaal zes maanden illegaal in Nederland te verblijven. Eiseres betwist verder niet dat zij voor de relatie met referent illegaal in Nederland heeft verbleven, maar voert aan dat daaruit geen gegrond vermoeden van misbruik voortvloeit omdat ten aanzien van eiseres geen verwijderingsbesluit is genomen. Eiseres verwijst daarbij naar de Richtsnoeren.
4. De rechtbank overweegt als volgt. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS)volgt dat verweerder bij het antwoord op de vraag wanneer een vermoeden van misbruik mag worden aangenomen beslissingsruimte heeft en dat de in de Richtsnoeren opgenomen lijst met concrete aanwijzingen die kunnen leiden tot het instellen van een onderzoek naar eventueel misbruik een niet-limitatief karakter heeft. Het verweerder staat vrij andere omstandigheden in de beoordeling te betrekken. Dit laat onverlet dat de bestuursrechter kan toetsen of de door verweerder daartoe in aanmerking genomen concrete aanwijzingen het instellen van een onderzoek rechtvaardigen. Uit uitspraken van de ABRvS volgt verder dat twee individuele indicatoren vaak al genoeg zijn om een onderzoek in te mogen stellen.
5. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een combinatie van ervarings- en individuele indicatoren, waardoor nader onderzoek naar de relatie van eiseres en referent in de rede lag. Verweerder heeft daarbij niet ten onrechte in aanmerking genomen dat eiseres langdurig niet rechtmatig in Nederland heeft verbleven. Eiseres verblijft naar eigen zeggen sinds 2015 in Nederland, terwijl de onderhavige aanvraag in januari 2019 is gedaan. Niet is gebleken dat eiseres sinds haar aankomst in Nederland rechtmatig verblijf heeft gehad. Het standpunt van eiseres dat zij pas na zes maanden nadat zij met referent is gaan samenwonen de aanvraag kon indienen, doet niet af aan de ruime periode daaraan voorafgaand waarin zij illegaal in Nederland verbleef. De rechtbank volgt eiseres verder niet in haar standpunt dat in dit verband alleen sprake kan zijn van een aanwijzing voor een vermoeden van misbruik als er een terugkeerbesluit is genomen. Naar het oordeel van de rechtbank levert het langdurig illegaal verblijf een gegrond vermoeden op, ongeacht of er sprake was van een verwijderingsbesluit. Verder bestaat er een significant leeftijdsverschil tussen eiseres en referent, namelijk ruim vijftien jaar. Uit het Handboek waar eiseres naar heeft verwezen volgt dat de nationale autoriteiten, bij het nemen van maatregelen tegen mogelijk misbruik, de betrokkenen niet mogen onderwerpen aan vernederende behandeling en hen niet mogen discrimineren op welke grond ook, waaronder leeftijd wordt genoemd, aangezien dat in strijd zou zijn met de internationaalrechtelijke verplichtingen. De rechtbank is van oordeel in het onderhavige geval geen sprake is van discriminatie op basis van de leeftijd van eiseres en referent, omdat het gaat om een significant verschil in de leeftijd tussen hun beiden wat voor verweerder op basis van ervaring een relevante aanwijzing vormt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dit als ervaringsindicator kunnen meewegen en is daarom in dit geval geen sprake van ongeoorloofd onderscheid nu het om een ter zake doend kenmerk gaat. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank reeds gelet op de hiervoor vermelde omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat een nader onderzoek in dit geval gerechtvaardigd was. Verweerder mocht daarom overgaan tot het afzonderlijk horen van eiseres en referent over de door hen gestelde relatie. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Is de duurzame en exclusieve relatie met referent voldoende aangetoond?
6. Eiseres voert verder aan dat zij in bezwaar de door verweerder geconstateerde tegenstrijdigheden heeft uitgelegd, dan wel dat aan de geconstateerde tegenstrijdigheden geen betekenis toekomt. De door verweerder gestelde verschillen in verklaringen rechtvaardigen met deze uitleg niet de conclusie van verweerder dat geen sprake is van een duurzame en exclusieve relatie. Daarbij dient rekening te worden gehouden met het feit dat eiseres en referent zenuwachtig waren voor de hoorzitting. Verder vond de hoorzitting plaats met behulp van tolken en eiseres en referent konden niet controleren of de tolk alles goed heeft begrepen en goed heeft vertaald. Ook zijn eiseres en referent niet goed in het onthouden van data en de volgorde van gebeurtenissen. Ter nadere onderbouwing van de relatie heeft eiseres verder in beroep nog verklaringen van hun medebewoners, foto’s van post die aan hen beiden is gestuurd, stukken waaruit blijkt dat zij en referent vanwege een kinderwens zijn doorverwezen naar de afdeling gynaecologie van het Flevoziekenhuis en een brief van Zilveren Kruis overgelegd. Ook heeft zij een aantal brieven en e-mails van Woningcorporatie Domijn in Enschede overgelegd, waaruit volgt dat eiseres en referent graag meer woonruimte willen. Aanvullend heeft eiseres een brief van de ING overgelegd waarin wordt bevestigd dat de bankrekening van referent is omgezet naar een en-of bankrekening voor hen beiden en een kopie van een kaart die eiseres en referent ontvingen van de zus van eiseres, een aantal foto’s waarop eiseres en referent samen staan en een afspraakbevestiging van 6 mei 2021 van de gemeente Amsterdam voor het aangaan van geregistreerd partnerschap.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat eiseres niet heeft aangetoond dat sprake is van een duurzame en exclusieve relatie met referent. Verweerder heeft daarbij van belang mogen vinden dat eiseres en referent tijdens de gehoren op een aantal basale en essentiële onderwerpen vaag, onwetend en verschillend hebben verklaard, terwijl bij een duurzame en exclusieve relatie bij deze onderwerpen verwacht mag worden dat partners dit van elkaar weten en dat er hoofdzakelijk hetzelfde wordt verklaard. Zo hebben eiseres en referent beiden tegenstrijdig en eiseres onwetend verklaard over de reizen die referent zou hebben gemaakt. Referent heeft recent voor de hoorzitting twee reizen naar Engeland gemaakt, waarvan eiseres bijvoorbeeld niet wist hoe lang hij op reis is gegaan en op welke manier hij de reis heeft gemaakt. Referent is verder ook naar Ghana geweest, waarvan eiseres bijvoorbeeld ook niet wist hoe hij de reis heeft gemaakt. Ook kon eiseres zich niet meer herinneren waar zij afscheid hebben genomen voordat referent vertrok. Verder heeft referent verklaard dat hij vijf weken naar Ghana is geweest, terwijl eiseres heeft verklaard dat hij een paar weken is gegaan. Daarnaast wist eiseres zich niet meer te herinneren in welke periode referent de reizen heeft gemaakt. Van eiseres mag worden verwacht dat zij dit nog weet. Daarbij is van belang dat de reizen zich recentelijk voor de hoorzitting hebben plaatsgevonden en dat eiseres en referent volgens hun eigen verklaringen samenwoonden toen referent de reizen maakte. Daarnaast hebben eiseres en referent tegenstrijdig verklaard over wanneer zij een relatie kregen. Zo heeft eiseres verklaard dat ze een paar maanden na de ontmoeting een relatie kregen en heeft referent verklaard dat de relatie na een paar weken is ontstaan. Verder heeft eiseres verklaard dat zij, toen zij ging samenwonen met referent, haar spullen heeft verhuisd met de bus en metro, terwijl referent heeft verklaard dat eiseres haar spullen met een snorder heeft verhuisd. Verder heeft referent verklaard dat eiseres voordat zij gingen samenwonen weleens bij hem heeft overnacht, terwijl eiseres heeft verklaard dat zij pas bij referent bleef slapen toen zij gingen samenwonen. Tot slot hebben eiseres en referent tegenstrijdig verklaard op de wijze waarop zij hun geloof belijden.
8. De verklaringen en uitleg van eiseres in beroep zijn onvoldoende om de twijfel die is ontstaan over het bestaan van de relatie weg te nemen. Verweerder heeft er in het bestreden besluit terecht op gewezen dat niet is gebleken dat tijdens de hoorzitting sprake is geweest van zodanige communicatie- of vertaalproblemen dat voornoemde discrepanties in de verklaringen daarmee kunnen worden verklaard. Ook een gebrek aan wetenschap bij vooral eiseres over bepaalde basale onderwerpen kan bezwaarlijk aan mogelijke vertaalfouten worden toegeschreven. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat het gaat om meerdere basale, essentiële en recente gebeurtenissen waarvan mag worden verwacht dat eiseres en referent dit van elkaar wisten. Verweerder heeft met de hiervoor besproken tegenstrijdigheden al voldoende gemotiveerd dat niet is aangetoond dat sprake is van een duurzame en exclusieve relatie. De rechtbank laat daarom de overige geconstateerde tegenstrijdigheden en punten die door verweerder aan het besluit ten grondslag zijn gelegd onbesproken.
9. Tot slot overweegt de rechtbank dat de stukken die eiseres in beroep heeft overgelegd slechts kunnen dienen ter nadere onderbouwing van de relatie. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in deze stukken daarom geen aanleiding hoeven zien om tot een andere uitkomst te komen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
10. Eiseres voert tot slot aan dat verweerder haar en referent had moeten horen op grond van artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
11. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiseres op schending van de hoorplicht faalt. Van het horen in bezwaar mag slechts met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb worden afgezien, indien er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat het bezwaar niet kan leiden tot een andersluidend besluit. Gelet op de motivering van het primaire besluit en wat eiseres daartegen in bezwaar heeft aangevoerd, is naar het oordeel van de rechtbank aan deze maatstaf voldaan. De beroepsgrond slaagt niet.
12. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht de aanvraag van eiseres heeft afgewezen en haar terecht geen verblijfsdocument heeft verstrekt. Ook wat verder is aangevoerd, leidt niet tot het oordeel dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Het beroep is ongegrond.
13. Gegeven de beslissing in de hoofdzaak is er geen grond meer voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening, zodat het verzoek wordt afgewezen.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.