ECLI:NL:RBDHA:2021:13746
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vaststelling afloscapaciteit in het kader van de Werkloosheidswet
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de vaststelling van de afloscapaciteit van eiseres in het kader van de Werkloosheidswet (WW). Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het UWV waarin haar afloscapaciteit was vastgesteld op € 679,78 netto per maand. Eiseres stelde dat haar financiële situatie was verslechterd en dat de vastgestelde afloscapaciteit onredelijk was, gezien haar omstandigheden. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 19 augustus 2021, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV. De rechtbank heeft overwogen dat de afloscapaciteit correct was vastgesteld volgens de geldende regelgeving en dat er geen toezeggingen waren gedaan die de wijziging van de afloscapaciteit zouden uitsluiten. De rechtbank oordeelde dat het UWV gerechtigd was om de afloscapaciteit te verhogen en dat de situatie van eiseres niet uitzonderlijk genoeg was om van de regels af te wijken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar droeg het UWV wel op om het betaalde griffierecht aan eiseres te vergoeden en veroordeelde het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.496,-.