ECLI:NL:RBDHA:2021:1266

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 februari 2021
Publicatiedatum
18 februari 2021
Zaaknummer
C/09/578930 / HA ZA 19-884
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis over proceskosten in twee zaken betreffende hetzelfde octrooi met vernietiging van het octrooi

Op 17 februari 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in twee civiele zaken die betrekking hebben op hetzelfde octrooi, waarbij het octrooi is vernietigd. In de eerste zaak, met zaaknummer C/09/578930 / HA ZA 19-884, was Sisvel International S.A. de eiseres in conventie en BBK Electronics Corporation Ltd. de gedaagde. In de tweede zaak, C/09/579611 / HA ZA 19-936, was Sisvel wederom de eiseres en Shenzen Tinno Mobile Technology de gedaagde. De rechtbank heeft in beide zaken de proceskosten vastgesteld en Sisvel veroordeeld in de kosten van de gedaagden. De rechtbank heeft de hoogte van de proceskosten beoordeeld aan de hand van de redelijkheid en evenredigheid, waarbij zij de specifieke omstandigheden van de procedures in aanmerking heeft genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de kosten die door de gedaagden zijn opgevoerd, redelijk zijn en voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank heeft ook de argumenten van Sisvel verworpen die stelden dat bepaalde kosten nodeloos waren of niet voor vergoeding in aanmerking kwamen. De rechtbank heeft de proceskosten in de hoofdzaak aan de zijde van BBK begroot op € 109.625,05 en aan de zijde van Oppo op € 956.592,43. In de reconventie heeft de rechtbank de vorderingen van Sisvel afgewezen en de proceskosten aan de zijde van Wiko cs begroot op € 126.992,30. De rechtbank heeft de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
Vonnis van 17 februari 2021
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/09/578930 / HA ZA 19-884 van
de rechtspersoon naar vreemd recht
SISVEL INTERNATIONAL S.A.,
te Luxemburg, Luxemburg,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. G. Kuipers te Amsterdam,
tegen
1. de rechtspersoon naar vreemd recht
BBK ELECTRONICS CORPORATION LTD,
te Dongguan,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. K.A.J. Bisschop te Amsterdam,
en
2. de rechtspersoon naar vreemd recht
GUANGDONG OPPO MOBILE TELECOMMUNICATIONS CO LTD,
te Dongguan, Volksrepubliek China,
3.
OLEADING B.V.,
te Rotterdam,
4. de rechtspersoon naar vreemd recht
GUANGDONG ONEPLUS MOBILE COMMUNICATION CO LTD,
te Dongguan City, Volksrepubliek China,
5. de rechtspersoon naar vreemd recht
ONEPLUS TECHNOLOGY (SHENZHEN) CO LTD,
te Shenzhen, Volksrepubliek China,
6. de rechtspersoon naar vreemd recht
SONIC SKY LIMITED,
te Hong Kong, Speciale Administratieve Regio Hong Kong van de Volksrepubliek China,
7.
REFLECTION INVESTMENT B.V.,
te Amsterdam,
8. de rechtspersoon naar vreemd recht
EASTERN SUN TRADING LIMITED,
te Hong Kong, Speciale Administratieve Regio Hong Kong van de Volksrepubliek China,
9.
EASTERN SUN TRADING B.V.,
te Breda,
10.
VCK LOGISTICS SUPPLY CHAIN SOLUTIONS B.V.,
te Schiphol-Rijk, gemeente Haarlemmermeer,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. R.E. Ebbink te Amsterdam
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/09/579611 / HA ZA 19-936 van
de rechtspersoon naar vreemd recht
SISVEL INTERNATIONAL S.A.,
te Luxemburg, Luxemburg,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. G. Kuipers te Amsterdam,
tegen
1. de rechtspersoon naar vreemd recht
SHENZEN TINNO MOBILE TECHNOLOGY,
te Shenzen, Volksrepubliek China,
2. de rechtspersoon naar vreemd recht
WIKO SAS,
te Marseille, Frankrijk
3. de rechtspersoon naar vreemd recht
WIKO BENELUX SPRL,
te Sint-Pieters-Woluwe, België,
4.
WIKO NETHERLANDS B.V. in liquidatie,
te Amsterdam,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. A.M.E. Verschuur te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Sisvel, BBK, Oppo (gedaagden in conventie in zaak 19-884 2 t/m 10 tezamen) en Wiko cs genoemd worden. Gedaagden in conventie in beide zaken worden tezamen aangeduid als gedaagden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure in
beide zakenblijkt uit
  • het tussenvonnis van 27 mei 2020 (ECLI:NL:RBDHA:2020:4632),
  • het e-mail bericht van de rechtbank van 29 juni 2020 waarbij de zaak is verwezen naar de rol van 8 juli 2020 voor het nemen van een nadere akte door gedaagden, in reactie op de akten uitlating van Sisvel, en naar de rol van 19 augustus 2020 voor vonnis;
en
in de zaak 19-884voorts uit:
  • het proceskostenoverzicht van Sisvel van 6 maart 2020;
  • de brief van 13 maart 2020 zijdens Oppo met een proceskostenoverzicht (productie GP86);
  • de akte houdende specificatie proceskosten zijdens BBK van 10 juni 2020, met productie B-GP12;
  • het proceskostenoverzicht zijdens Oppo ingediend op 10 juni 2020;
  • de akte houdende uitlating over de proceskosten van BBK van 24juni 2020 zijdens Sisvel;
  • de akte houdende uitlating over de proceskosten van Oppo van 24juni 2020 zijdens Sisvel,
  • de akte houdende reactie op akte houdende uitlating over de proceskosten (met productie) zijdens BBK van 8 juli 2020, met productie B-GP13;
  • de akte houdende reactie op uitlating Sisvel proceskosten zijdens Oppo van 8 juli 2020;
en
in de zaak 19-936voorts uit:
  • de akte houdende overlegging nadere productie zijdens Wiko cs van 10 juni 2020, met productie GP25;
  • de akte houdende uitlating over de proceskosten van Wiko cs van 24 juni 2020 zijdens Sisvel;
  • de akte houdende antwoord uitlating over de proceskosten zijdens Wiko cs van 8 juli 2020.
1.2.
In de zaak 19-884 heeft Oppo, en in reactie daarop Sisvel, buiten het VRO-regime om in mei 2020 nog aanvullende akten met nadere producties (waaronder uitgebreide – aanvullende – deskundigenrapporten) ingediend. Bij e-mail van 18 mei 2020 heeft de rechtbank deze stukken geweigerd, zodat deze stukken geen onderdeel uitmaken van het procesdossier.
1.3.
Ten slotte is vonnis nader bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling in beide zaken

2.1.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank eindbeslissingen genomen, waaronder de beslissing dat Sisvel zal worden veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank neemt over en blijft bij hetgeen zij in het tussenvonnis van 27 mei 2020 (hierna: het tussenvonnis) heeft overwogen en beslist. Het enige nog overgebleven beslispunt betreft de vaststelling van de hoogte van de proceskosten aan de zijde van gedaagden. Gedaagden zijn in het tussenvonnis in de gelegenheid gesteld hun proceskosten (nader) te specificeren en Sisvel is gelegenheid geboden daarop te reageren. Daarvan hebben zij gebruik gemaakt.
2.2.
Gedaagden vorderen vergoeding van de volledige proceskosten op de voet van art. 1019h Rv. [1] Sisvel maakt bezwaar tegen (de hoogte van) de opgevoerde proceskosten. Voor zover die weren ten aanzien van gedaagden gelijkluidend zijn zal de rechtbank daarmee beginnen en deze tezamen behandelen.
2.3.
Sisvel betwist in de eerste plaats dat de proceskosten op de voet van art. 1019h Rv vastgesteld moeten worden. De procedures zien op de handhaving van een intellectueel eigendomsrecht, te weten het door Sisvel ingeroepen octrooi, zodat, ook ten aanzien van het in verband daarmee door gedaagden gevoerde verweer, de vijftiende titel van Boek III Rv van toepassing is. De volledige kosten komen derhalve voor vergoeding in aanmerking, voor zover deze redelijk en evenredig zijn en de billijkheid zich daar niet tegen verzet. [2] Anders dan Sisvel ingang wil doen vinden, geldt dit evenzeer voor het door gedaagden gevoerde FRAND-verweer. [3]
2.4.
Aan het betoog van Sisvel dat (een deel van) de kosten nodeloos zijn aangewend of veroorzaakt door gedaagden (in de zin van art. 237 lid 1 Rv laatste zin), omdat (deels) bij voorbaat kansloze verweren zijn gevoerd, zodat de daarmee gemoeide kosten voor gedaagden moeten blijven, gaat de rechtbank eveneens voorbij, reeds omdat dit feitelijke basis mist.
2.5.
Sisvel betoogt ten aanzien van alle gedaagden voorts dat, zo al sprake zou zijn van toepasselijkheid van art. 1019h Rv, in deze octrooizaken de indicatietarieven in IE-zaken – die niet gelden voor octrooizaken [4] – analoog moeten worden toegepast. De rechtbank ziet daartoe in de specifieke omstandigheden van deze procedures geen aanleiding.
2.6.
Ook de stelling van Sisvel dat uit jurisprudentie van de Hoge Raad [5] zou volgen dat niet de volledige gemaakte kosten, maar alleen een significant deel daarvan voor vergoeding in aanmerking komt, wordt verworpen. Dit berust op een verkeerde lezing van de bedoelde arresten van de Hoge Raad (en van het arrest van het Hof van Justitie in United Video, genoemd in voetnoot 2). In die zaken is immers (kort gezegd) aangenomen dat indien sprake is van een regeling van forfaitaire tarieven, die regeling minst genomen een vergoeding van de redelijke en evenredige tarieven dient te waarborgen [6] . In deze zaak is als gezegd echter geen sprake van een forfaitaire regeling en probeert Sisvel bovendien het minimum (significant deel) ten onrechte tot maximum te verheffen.
2.7.
Wat betreft het door Sisvel in de zaken tegen Oppo en Wiko cs gevoerde verweer dat bij de beoordeling van de redelijkheid en evenredigheid van de gevorderde proceskosten in aanmerking moet worden genomen welke van de door de winnende partij aangevoerde argumenten succes hebben gehad en welke niet (de slagingskans/redelijkheid van het verweer) overweegt de rechtbank (voor zover nodig in aanvulling op het in r.o. 2.4 geoordeelde) als volgt. Sisvel betoogt in dat verband dat rekening moet worden gehouden met het feit dat de rechtbank in beide zaken heeft geoordeeld dat de (voor de inbreuk) relevante conclusies van het octrooi nietig zijn wegens het ontbreken van inventiviteit. Uit het feit dat aan de andere (nietigheids- en niet-technische) argumenten niet is toegekomen, leidt Sisvel af dat die argumenten niet opgaan, zodat de door gedaagden met betrekking tot die argumenten opgevoerde kosten voor hun rekening dienen te blijven. Dit verweer, dat Sisvel niet in eerdere stukken heeft gevoerd terwijl zij dat, ook zonder kennis van de proceskostenspecificatie wel had kunnen voeren, moet worden gekwalificeerd als nieuw en zal derhalve buiten beschouwing blijven, zoals Oppo ook bepleit. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat, hoewel niet valt uit te sluiten dat het in bepaalde, sprekende gevallen, redelijk kan zijn bij de begroting van de kosten rekening te houden met de kans van slagen van de aangevoerde argumenten, zij daarvoor in de onderhavige zaken in elk geval geen aanleiding ziet. Oppo en Wiko cs hebben voorts weersproken, dat de door hen gevoerde weren waarop de rechtbank haar eindoordeel niet heeft gebaseerd, kansloos waren. [7]
2.8.
Voor zover Sisvel (jegens Oppo en Wiko) een beroep doet op de billijkheidscorrectie omdat Oppo/Wiko zich niet als
willing licenseeopgesteld zou hebben, wordt dit gepasseerd. Uit de beslissing in het tussenvonnis volgt immers dat Oppo/Wiko zich ten aanzien van EP 536 terecht op het standpunt heeft gesteld geen licentievergoeding te willen betalen.
en voorts in de zaak 18-884
de proceskosten van BBK
2.9.
BBK heeft kosten gespecificeerd tot een bedrag van in totaal € 109.625,05 waarvan € 108.046,50 aan honorarium en € 1.578,55 aan verschotten. Het aanvullende proceskostenoverzicht dat BBK bij reactieve akte van 8 juli 2020 heeft ingediend, betrekt de rechtbank niet in haar beoordeling omdat Sisvel daarop niet heeft kunnen reageren. Gelet op de aard en omvang van de procedure acht te rechtbank de opgevoerde kosten redelijk en evenredig zodat deze volledig voor vergoeding in aanmerking komen. De kosten van BBK worden volledig toegerekend aan de procedure in conventie, reeds omdat BBK niet zelf inhoudelijk verweer heeft gevoerd ten aanzien van de techniek, maar heeft verwezen naar het verweer van Oppo. De kosten in het incident tot het treffen van voorlopige voorzieningen worden aan de zijde van BBK begroot op nihil; het verweer in dat incident is gelijk aan dat in de hoofdzaak en aparte kosten dienaangaande zijn door BBK ook niet gespecificeerd.
de proceskosten van Oppo
2.10.
Blijkens de kostenspecificatie van Oppo zijn haar totale kosten gemaakt in verband met deze procedure – na correctie voor een rekenfout – € 1.155.953,43 waarvan € 501.092,40 aan honorarium en € 654.861,03 aan verschotten.
2.11.
Sisvel voert aan dat de kosten die verband houden met de akten die zijn geweigerd – naar zij stelt in totaal € 353.579,20 – niet voor vergoeding in aanmerking komen. Omdat die akten en de daarbij overgelegde producties geen deel uitmaken van de procedure (zie 1.2), gaat de rechtbank daar grotendeels in mee. De verschotten die aan die (akten en) producties zijn toe te rekenen zijn facturen van de door Oppo ingeschakelde deskundigen CRA en Verse en bedragen, naar Sisvel onbetwist stelt, in totaal € 213.579,20. De advocaatkosten die met die akten verband houden bedragen volgens Sisvel € 140.000, terwijl Oppo volgens eigen zeggen €48.617,90 voor deze akten heeft gedeclareerd. Partijen lichten niet toe hoe ze aan die bedragen komen. Uit de specificaties valt af te leiden dat het door Oppo genoemde bedrag, gelet op de in de relevante periode (24 april t/m 14 mei 2020) opgevoerde advocaatkosten, meer voor de hand ligt. Nu het voorts in de rede ligt dat de met het opstellen van deze akten gemoeide kosten van de deskundigen en van de advocaten, naar Oppo aanvoert, deels ten goede zouden zijn gekomen aan het FRAND-pleidooi dat uiteindelijk geen doorgang heeft gevonden, zijn die kosten voor een deel niet nodeloos gemaakt. De rechtbank begroot de in verband met de geweigerde stukken nodeloos gemaakte kosten op een bedrag van € 200.000, waarvan € 175.000 aan verschotten en € 25.000 aan honorarium. Dit bedrag wordt in mindering gebracht op de opgevoerde kosten.
2.12.
Sisvel heeft nog aangevoerd dat de als verschotten opgevoerde kosten van de door Oppo ter onderbouwing van haar FRAND-verweer ingeschakelde deskundige CRA, zien op een verweer dat niet uitsluitend deze procedure dient, maar dat dat rapport mede is opgesteld ten behoeve van alle procedures wereldwijd zodat het niet redelijk is het volledige door CRA opgevoerde bedrag aan deze procedure toe te rekenen. Dit leidt zij af uit het feit dat in het CRA-rapport wordt gekeken naar een wereldwijde licentie en daarin sprake is van ‘Global Litigation’. Aan deze stelling, die door Oppo wordt betwist, gaat de rechtbank voorbij. Sisvel maakt ook in de Nederlandse procedure aanspraak op een wereldwijde licentie. In de dagvaarding vordert zij subsidiair verboden, onder de voorwaarde dat Oppo het aanbod van Sisvel om een
wereldwijdelicentie door een scheidsgerecht te laten vaststellen, afwijst. Het ligt dan ook voor de hand dat Oppo in haar FRAND-verweer de wereldwijde markt heeft betrokken. Sisvel heeft geen specifieke tijdregels of onderwerpen genoemd die niet (mede) zouden zien op de Nederlandse procedure. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om een deel van de opgevoerde kosten buiten beschouwing te laten omdat deze niet zouden zijn gemaakt ten behoeve van deze procedure. Het spreekt overigens voor zich dat de kosten, voor zover hier reeds verdisconteerd, niet in een andere procedure opnieuw kunnen worden opgevoerd indien het betreffende rapport aldaar zou worden ingediend.
2.13.
Voor het overige acht de rechtbank de gespecificeerde kosten, gelet op de aard en omvang van de zaak, mede in het licht van de door Sisvel zelf op 6 maart 2020 opgevoerde kosten, redelijk en evenredig. De proceskosten van Oppo worden derhalve begroot op € 476.092,40 aan honorarium en € 480.500,03 (€ 479.861,03 + € 639,- aan griffierecht [8] ) aan verschotten, in totaal op € 956.592,43. De rechtbank ziet voorts geen aanleiding de beslissing over de proceskosten aan te houden tot in de aanhangige Engelse procedure zal zijn beslist, zoals Sisvel nog had gevraagd.
2.14.
Partijen hebben geen voorstel tot verdeling van de kosten over de procedures in conventie en reconventie gedaan. De rechtbank rekent de volledige kosten toe aan de procedure in conventie en nihil aan de reconventie, omdat hetgeen Oppo aan haar reconventionele vordering ten grondslag heeft gelegd, volledig samenvalt met haar verweer in conventie.
2.15.
Over de vorderingen in de (voorwaardelijke) 843a Rv incidenten is in het tussenvonnis beslist dat deze worden afgewezen wegens gebrek aan belang gelet op het door de rechtbank gegeven art. 22 Rv bevel. De kosten in die incidenten, die niet apart zijn gespecificeerd, worden gecompenseerd. De kosten in het 223 Rv incident aan de zijde van Oppo worden begroot op nihil.
en voorts in de zaak 19-936
2.16.
Wiko cs heeft kosten gespecificeerd tot een bedrag van € 100.000,- aan honorarium en € 26.992,30 aan verschotten. Sisvel heeft de hoogte van die kosten niet betwist. Ambtshalve wordt overwogen dat deze kosten, gelet op de aard en omvang van de procedure, redelijk en evenredig zijn te achten, zodat het volledige bedrag voor vergoeding in aanmerking komt. Partijen hebben geen voorstel tot verdeling van de kosten over de procedures in conventie en reconventie gedaan. De rechtbank rekent om dezelfde redenen als hiervoor de volledige kosten toe aan de procedure in conventie en nihil aan de reconventie. De kosten in het incident tot treffen van voorlopige voorzieningen worden (eveneens) begroot op nihil; het verweer in dit incident is gelijk aan dat in de hoofdzaak en aparte kosten dienaangaande zijn door Wiko cs ook niet gespecificeerd.
2.17.
In het door Wiko cs opgeworpen en ingetrokken voorwaardelijke 843a Rv incident bestaat geen aanleiding voor een kostenveroordeling. Gesteld noch gebleken is dat Sisvel, die geen conclusie van antwoord in het incident heeft genomen, kosten heeft gemaakt.
en voorts in beide zaken
2.18.
De door gedaagden gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal, evenals de uitvoerbaar bij voorraad verklaring, als onbestreden worden toegewezen, maar pas met ingang van de datum gelegen 14 dagen na het wijzen van dit vonnis.
2.19.
Voor veroordeling in de nakosten, zoals gevorderd door BBK en Wiko cs, bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert. [9]

3.De beslissing

De rechtbank
in de zaak 19-884
in conventie in de hoofdzaak en in de incidenten
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt Sisvel in de proceskosten van het incident tot het treffen van voorlopige voorzieningen, aan de zijde van Oppo en BBK begroot op nihil,
3.3.
compenseert de proceskosten in de (voorwaardelijk) door Oppo en Sisvel opgeworpen 843a incidenten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.4.
veroordeelt Sisvel in de proceskosten in de hoofdzaak,
3.5.
begroot de proceskosten in de hoofdzaak aan de zijde van BBK tot op heden op € 109.625,05, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, berekend over het tijdvak van de vijftiende dag na heden tot de dag van volledige betaling,
3.6.
begroot de proceskosten in de hoofdzaak aan de zijde van Oppo tot op heden op € 956.592,43, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, berekend over het tijdvak van de vijftiende dag na heden tot de dag van volledige betaling,
in reconventie
3.7.
vernietigt conclusies 4 en 8 van het Nederlandse deel van EP 1 129 536 B1;
3.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
3.9.
veroordeelt Sisvel in de proceskosten, tot op heden aan de zijden van gedaagden begroot op nihil;
en in de zaak 19-936
in conventie in de hoofdzaak en in het incident
3.10.
wijst de vorderingen af;
3.11.
veroordeelt Sisvel in de proceskosten in de hoofdzaak, aan de zijde van Wiko cs tot op heden begroot op € 126.992,30 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, berekend over het tijdvak van de vijftiende dag na heden tot de dag van volledige betaling;
3.12.
veroordeelt Sisvel in de proceskosten in het incident tot het treffen van voorlopige voorzieningen, aan de zijde van Wiko cs begroot op nihil;
in reconventie
3.13.
vernietigt conclusies 4 en 8 van het Nederlandse deel van EP 1 129 536 B1;
3.14.
veroordeelt Sisvel in de proceskosten, aan de zijde van Wiko cs tot op heden begroot op nihil;
in beide zaken
3.15.
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Kokke, mr. E.F. Brinkman en mr.ir. J.H.F. de Vries en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2021.

Voetnoten

1.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
2.HvJ 9 juli 2016, C-57/15, ECLI:EU:C:2016:611 (United Video Properties/Telenet), HR 18 mei 2018, 403 (Becton/Braun).
3.Vgl. Hof Den Haag 17 maart 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:711 (Sisvel/Xiaomi); Rb. Den Haag 8 februari 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:1025 (Archos/Philips); Vzr. Rb. Den Haag 14 oktober 2011, ECLI:NL:RBSGR:2011:BT7610 (Samsung/Apple).
4.De op 1 september 2020 in werking getreden Indicatietarieven in Octrooizaken zijn niet van toepassing omdat vonnis is bepaald vóór die inwerkingtreding
5.Sisvel verwijst naar HR 18 mei 2018, voornoemd, en HR 24 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:112 (Spirits/Rusland)
6.Afgezien van de billijkheidscorrectie
7.Vgl. Hof Den Haag 26 februari 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ1902 (Danisco/Novozymes), r.o. 29
8.Anders dan bij Wiko cs en BBK, is het griffierecht blijkens de specificaties van Oppo niet reeds verdisconteerd in het verschottenoverzicht
9.HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116